"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bediende

‘Voor de ogen van de man, die klaarblijkelijk net een reis achter de rug had, stond op een emaillen bord te lezen: C. Tobler, technisch bureau. Hij wachtte nog een moment om over iets vast heel onbelangrijks na te denken, toen drukte hij op de knop van de elektrische bel.’ Het begin van Robert Walsers in 1908 verschenen roman is tekenend voor zijn hoofdpersoon; voortdurend wacht Joseph om over iets vast heel onbelangrijks na te denken, voortdurend verwondert hij zich, voortdurend is hij in twijfel. Het ene moment maakt hij zich verwijten omdat hij de ondergang van het huis waar hij is aangesteld niet kan tegenhouden, het volgende moment staat hij volkomen onverschillig tegenover deze ondergang. Doorlopend zwaait hij heen en weer tussen verzet en onderdanigheid, tussen zelfvertrouwen en lafheid. Met de karaktervastheid van de andere personages in de roman is het niet beter gesteld: Josephs werkgever, de ingenieur en uitvinder Tobler, wisselt uitbundige hartelijkheid af met woede-uitbarstingen, en zijn vrouw is een groot raadsel. Walser belicht zijn personages van alle kanten in hun tegenstrijdigheden in deze zedenschildering van de vroege twintigste eeuw in Zwitserland.

Informatie

Recensies