"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bekentenissen van Kornél Esti

‘De helft van mijn leven was reeds voorbij, toen mij op een winderige voorjaarsdag Kornél Esti voor de geest kwam. Ik besloot hem op te zoeken en onze oude vriendschap te vernieuwen.’ Ze besluiten samen een boek te schrijven. ‘Jij mag je naam erop zetten,’ zegt de oude dichter Kornél Esti, maar laat mijn naam dan in de titel voorkomen. De titel wordt in grotere letters gedrukt.’ En zo laat de schrijver van dit boek zijn alter-ego Kornél Esti in 18 hoofdstukken vertellen over de hoogtepunten van zijn leven. Tezamen vormen ze een virtuoos geschreven bildungs- of schelmenroman waarin Kornél Esti verhaalt over zijn jeugd en zijn tijd op school, over zijn reizen door Europa en over zijn avonturen in het journalistencafé. Kornél Esti is een scherp waarnemer van zijn omgeving en een briljant chroniqeur van zijn tijd. Hij verpersoonlijkt de wijsgeer en de nar die tegelijkertijd een doodgewone bohémien blijft in het Boedapest van de jaren dertig. Met Kornél Esti (1933) heeft de grote Hongaarse schrijver Kosztolányi een schitterende figuur aan de moderne wereldliteratuur toegevoegd. Maskerade en bekentenis, banaliteit en verhevenheid, divertissement en beklemming raken elkaar in deze onweerstaanbaar geestige maar ook tragische roman uit een beslissend jaar in de Europese geschiedenis van de twintigste eeuw. Dezső Kosztolányi (1885-1936) is een van de grootste Hongaarse auteurs van de twintigste eeuw. In 1926 verwierf hij internationale roem met ÉDES ANNA, dat in 2004 bij Van Gennep verscheen als ANNA (4e druk). In de jaren twintig verschenen A VÉRES KÖLTÖ (NERO, DE BLOEDIGE DICHTER) en PACSIRTA (LEEUWERIK). Tussen 1925 en 1933 schreef hij deze bekentenissen, die in 1933 gebundeld werden onder de titel ESTI KORNÉL. In 1936, na zijn dood, verscheen er een tweede deel van. ‘Kosztolányi leeft, zelfs al is hij dood.’ – Sándor Márai

Informatie

Recensies

De bekentenissen van Kornél Esti