"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

100 Ideas That Changed Design

Donderdag, 7 februari, 2019

Geschreven door: Charlotte Fiell
Artikel door: Chris Reinewald

100 keer het idee design

[Recensie] Er bestaan (te)veel geïllustreerde koffietafelboeken over design. Minder dik gezaaid zijn inhoudelijkere boeken over de 150-jarige ontwikkeling van deze industriële tak aan productvormgeving. In het Engelse 100 Ideas That Changed Design bespreekt het schrijversechtpaar Charlotte en Peter Fiell losjes design via almaar wisselende invalshoeken. Geschikt om van kaft naar kaft of juist zappend te lezen; door meer dan gemiddeld geïnteresseerde liefhebbers of designstudenten.

Is design op zichzelf al een containerbegrip, daarbinnen hanteert men ook deelcategorieën: van retro (nep oud) of vintage (echt oud) tot social design (strikt gebruiksgericht) of tot het recalcitrante anti-design. Makkelijker wordt het er daardoor niet op. Met de vele sub-stijlen schurkt design zich tegen beeldende kunst aan. Actie op reactie. Ook het concept, een term die de schrijvers behendig vermijden, komt sinds een jaar of dertig voor binnen de vormgeving. Anders dan bij beeldende kunst blijft er bij dit idee-gedreven conceptdesign altijd iets van een gesuggereerde (evenwel niet-benutte) functie bestaan. Meer concreet: een in 3D geprinte vaas waarin geen bodem zit, zoals bij de keramiek van Olivier van Herpt. Dit werk staat overigens niet in het boek.

Al lezende vul je in gedachten wel meer actueel design aan bij de thema’s die passeren.

Een chronologische opbouw hanteren de auteurs niet. Ze rijgen losjes thema’s aan elkaar. Het boekje begint met innovatie, treffend verbeeld door uitvinder-ontwerpers als Thomas Alva Edison van de gloeilamp en James Dyson, die in onze tijd geheel nieuwe producten uitbrengt: de zakloze stofzuiger of een ventilator zonder propeller. Bij idee 36 borduurt men verder op innovatie als vervolg-verbeter-design: de led gloeilamp en de elektrische Tesla Model X (2017).

Het Weer Magazine

Gaandeweg stuit je op uitersten, vaak ook de dogma’s van design. Versieren of juist niet. Vorm die de functie volgt en daarmee af. Modernisme: ontwerpen vanaf punt nul met niet eerder toegepaste nieuwe materialen: metaal, glas. Of juist teruggrijpen, of knipogen naar oudere stijlen of deze vermengen: postmodernisme.

De goede/slechte smaak tarten. Nieuwe invalshoeken aan het ambacht geven. Stroomlijn. Automatisering. Oervormen benutten waarbij schijnbaar nooit een ontwerper betrokken is geweest. Functionalisme. Styling waarbij marketeers aandringen op cosmetische veroudering om nog niet versleten auto’s, computers, mobieltjes te vervangen. Design algemeen beschikbaar stellen door het via internet te delen.

Bananenlampjes

De schrijvers mijden elk oordeel over de 100 ideeën die ze presenteren. Knap, omdat uitgesproken design als vanzelf om een kritische beschouwing roept. Wat je gemakshalve kitsch zou kunnen noemen (de bananenlampjes van de Belgisch-Nederlandse Studio Job, overigens veel in het boek vertegenwoordigd) omschrijven de auteurs als ‘taste’, smaak dus, maar niet om daarover vervolgens met de lezer te twisten. Dat is wel erg cultuurdiplomatiek. De beschouwende kant past de schrijvers, mede omdat Engeland niet echt (meer) een leidende rol speelt zoals ooit het Scandinavische of Italiaanse design.

Beiden komen beperkt aan bod. Meest opmerkelijk is dat Droog, de Nederlandse conceptuele (anti)designstroming uit de jaren negentig helemaal buiten beeld blijft. Wel klinkt ergens de willekeurige term ‘New Dutch Design’.

Voor wie is dit boek geschikt? Zeker voor vormgevingsstudenten, geboren tijdens het postmodernisme, die vaak een weinig coherent beeld van de 20ste eeuwse designgeschiedenis hebben. Als designliefhebber heb je baat bij de interne verwijzingen waardoor je verwante stijlen leert duiden (en vintage nooit meer met retro zal verwarren).

Een gemis is dat het boek geen tijdslijn hanteert. Zo mis je in een overzicht hoe stijlen zich ontwikkelden: ook als ze inhoudelijk totaal tegen gesteld zijn. Dat de Deutscher Werkbund een soort on-technologische voorloper van het Bauhaus designonderwijs was. En dat tegelijk de Wiener Werkstätte een moderne luxe stijl presenteerde binnen een commerciële onderneming. Je zou de Werkstätte bij de ‘Art Manufactures’ verwachten maar daar gaat het (weer) vooral om de Arts & Crafts beweging, die zich juist regressief opstelde ten opzichte van de Moderne Tijd. Of hoe in de VS het huishouden veel eerder elektrisch was dan in Europa en waardoor het Amerikaanse consumentisme zo’n grote vlucht kon nemen. En hoe met het omvallen van politieke ideologieën in 1989 ook het eeuwig universele Modernisme toch zijn uiterste houdbaarheidsdatum had bereikt.

En – laten we wel zijn – klopt de titel ‘Ideas’ wel? Dit zijn geen losse ideeën, meer concepten en contexten. Maar goed, dat format zal met de marketing van de uitgever te maken hebben. Iedere beschouwer legt binnen 100 ideeën net wat andere accenten. Tenslotte biedt het boek voor de kritische kenner genoeg interessante gedachten om gaatjes in de kennis te vullen.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles