"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

1000 jaar vreugde en verdriet - Memoires

Donderdag, 27 januari, 2022

Geschreven door: Ai Weiwei
Artikel door: Jef Abbeel

Het onrustige kunstenaarsleven van Ai Weiwei

[Recensie] Ai Weiwei (°1957) is kunstenaar en zet zich ook in voor mensenrechten en vrije meningsuiting. Zijn vader, Ai Qing (1910-1996) was dichter en vertrouweling van Mao, maar werd in 1957 als ‘Rechts element’ veroordeeld tot heropvoeding door dwangarbeid, iets wat duizenden intellectuelen niet overleefden. Tijdens de Culturele Revolutie werd het gezin nogmaals hard aangepakt: ze werden verbannen naar afgelegen streken.

Ai Weiwei begint zijn memoires met de geboorte van zijn vader in 1910. Tussendoor vermeldt de schrijver ook politieke gebeurtenissen, maar niet altijd in chronologische volgorde.

In 1928 ging zijn vader naar de kunstacademie in Hangzhou en in 1929 voor drie jaar naar Parijs. Daar maakte hij kennis met de poëzie van Emile Verhaeren, die hij later vertaalde in het Chinees. In 1932 trok hij zonder diploma naar Shanghai, waar hij door de Franse bezetters aangehouden werd wegens het bezit van communistische lectuur. Daarvoor kreeg hij zes jaar cel, waarvan drie jaar effectief. Daarna werd hij leraar Chinees en was hij ook actief als dichter.

In 1937 begon de Japanse invasie, met een massale slachtpartij in de hoofdstad Nanjing en andere brutaliteiten. Ai Qing moest met vrouw en dochtertje  verschillende keren vluchten. Hij schreef gedichten over de oorlog en een boek over poëzie. In 1939, toen zijn vrouw een tweede keer zwanger was, werd hij verliefd op de 17-jarige Wei Ying met wie hij trouwde. Op vraag van Zhou Enlai verhuisden hij en Wei Ying in 1941 naar Yan’an, waar ze in een grot woonden en waar hij bezoek kreeg van Mao. In 1942 kregen de intellectuelen ruzie met Mao wegens hun kritiek op de privileges van de top. Mao besliste dan dat schrijvers en kunstenaars enkel op zichzelf nog kritiek mochten uiten. Zijn ‘Rectificatiebeweging’ (1942-1945) hield in: kruisverhoren, eenzame opsluitingen, martelingen om bekentenissen af te dwingen of anderen aan te klagen. Dank zij Zhou Enlai werd Ai Qing (voorlopig) gezuiverd en in 1945 toegelaten tot de CCP.

Boekenkrant

Op 15 augustus 1945 gaf Japan zich over. De oorlog had aan bijna 20 miljoen Chinezen het leven gekost. Vanaf 1946 ging de burgeroorlog verder. In 1949 kwam de CCP als overwinnaar uit de strijd. Ai Qing mocht de nieuwe vlag uitkiezen: rood met vijf gele sterren.

In 1950 mocht hij een reis van vier maanden maken door de Sovjet-Unie en in 1954 mocht hij naar Chili om de 50ste verjaardag te vieren van Pablo Neruda. In 1955 werd hij weer verliefd, nu op Gao Ying, die in 1957 de moeder werd van Ai Weiwei.

In april 1957 lanceerde Mao zijn ‘Honderd Bloemen Campagne’, die aanmoedigde kritiek te leveren op de partij. 550.000 intellectuelen werden dan opgepakt als ‘Rechtse elementen’. Ze kregen zware dwangarbeid. Slechts twee op de tien overleefden dit. Ai Qing werd uit de CCP gezet en met zijn gezin verbannen naar het noordoosten, nabij Vladivostok. Daarna vlogen ze naar Shihezi in Xinjiang. Daar ontmoetten ze Xi Zhongxun, de vader van de huidige Xi, die zei dat Ai helemaal geen ‘Rechts element’ was.

In 1966 ontketende Mao zijn gewelddadige Culturele Revolutie, de ergste van zijn meer dan 50 politieke campagnes. Schrijvers, leraren en rectoren werden doodgemarteld door de Rode Gardes. Ook bij Ai Qing in Shihezi vielen ze meermaals binnen. In januari 1976 stierf premier Zhou Enlai. In september stierf Mao. Premier Hua Guofeng verklaarde de Culturele Revolutie meteen voor beëindigd.

In 1978 kwam Deng aan de macht. Hij rehabiliteerde de ‘Rechtse elementen’ van 1957, voor zover ze nog leefden. In 1979 werd Ai Qing volledig gerehabiliteerd. Hij mocht zelfs op reis naar West-Duitsland, Oostenrijk en Italië. In München droeg hij een gedicht voor over de Berlijnse Muur. Dat werd ook voorgelezen toen de Muur in november 1989 viel.

In 1981 emigreerde Ai Weiwei naar Amerika. Helaas diende hij op zijn examen kunstgeschiedenis een blanco formulier in, waardoor hij zijn studiebeurs kwijtspeelde. In 1987 hield hij zijn eerste tentoonstelling in New York. Vandaar volgde hij in 1989 de protesten op Tiananmen, waar een leger van 300.000 man het vuur opende op vreedzame studenten. Nadien werd een nieuwe granieten bestrating aangelegd op de 40 km lange en 60 à 120 m brede Chang’an-laan (‘Laan van de Eeuwige Vrede’) en op het ‘Plein van de Hemelse Vrede’ om de vele bloedvlekken weg te wissen.

In 1993 keerde Ai Weiwei na 12 jaar en zonder diploma terug uit New York naar Beijing. Hij hield zich bezig met kunst en met boeken uitgeven. Hij bouwde een kunstgalerij in Caochangdi nabij Beijing. Vanaf 2003 mocht hij het Vogelneststadion mee ontwerpen voor de Olympische Spelen van 2008.

Vanaf 2005 schreef hij blogs met maatschappijkritiek op het internet en bereikte zo een steeds groter publiek. Hij werd dus ‘gevaarlijk’ en einde 2008 sloot de overheid zijn blog. In 2008 leerde hij, na tien jaar huwelijk met Lu Qing, zijn tweede vrouw kennen: Wang Fen. In 2009 beviel ze van Ai Lao. Hij zette zich in voor de vele slachtoffers van de aardbeving in Sichuan, vooral schoolkinderen.

Vanaf 2010 werd Ai Weiwei permanent in het oog gehouden en in 2011 werd hij aangehouden wegens ‘aanzetten tot ondermijning van de staat’. Buitenlandse premiers pleitten voor zijn vrijlating. Na 81 dagen cel werd hij  voorwaardelijk vrijgelaten. In november 2011 kreeg hij een belastingaanslag van 2,4 miljoen dollar, terwijl er maar een paar honderd dollar op zijn rekening stond. Met donaties van 30.000 Chinezen kon hij zich redden. Eind 2012 kwam Elton John naar Beijing. Hij ontving Ai Weiwei en droeg zijn optreden op aan hem voor zijn moed. Nadien mocht de Brit nooit meer optreden in China. In 2011-2014 hield Ai Weiwei tentoonstellingen in het buitenland, maar hij had reisverbod. In 2015 eindigde zijn vier jaar durend huisarrest. Hij mocht met vrouw en kind  emigreren naar Berlijn.

Sinds 2015 woont hij in Berlijn, waar hij geniet van alle vrijheden. Maar hij vertelt niet of hij, zijn vrouw en zijn zoon daar ook gelukkig zijn. Hopelijk wel.

Ai Weiwei geeft een beeld van de gebeurtenissen in China sinds 1910 en zeker van de laogai: de werk- en heropvoedingskampen en ook van de wreedheden tijdens de Culturele Revolutie. Hoewel het gezin jaren in Xinjiang heeft gewoond, spreekt hij niet over de behandeling van de Oeigoeren. En hoewel hij het Vogelneststadion mee mocht bouwen, zegt hij niets over de voor China zo succesvolle Olympische Spelen. In de titel staat ‘1.000 jaar’: het boek begint in 1910; 111 zou dus juister zijn. Wellicht bedoelt hij het in overdrachtelijke zin, als een eindeloze tijd van ellende, als heel lang. En er staat beduidend meer verdriet dan vreugde in. Hij toont aan dat het regime nog lang niet rijp is voor vrijheid van mening en pers en dat het liever critici opsluit of laat emigreren. Zijn memoires zijn vlot geschreven en tonen zijn koppigheid en moed.

Een kaart is er niet bij: wie Shihezi en vele andere onbekende plaatsen wil weten liggen, moet er zelf de ‘Atlas of China’ bij nemen: daar staan ze allemaal in. Eén detail: de oude en beroemde porseleinstad Jingdezhen ligt niet in het ‘noordoosten’ (p. 339), maar in de zuidoostelijke provincie Jiangxi.

Eerder verschenen op Jef Abbeel