"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

1000 jaar vreugde en verdriet

Donderdag, 17 maart, 2022

Geschreven door: Ai Weiwei
Artikel door: Chris Reinewald

Geëngageerdheid + verontwaardiging = concept

[Recensie] Net zoals destijds Joseph Beuys – genie, sjamaan, milieuactivist of charlatan – wekt Ai Weiwei (艾未未, 1957) gemengde gevoelens op. Ontegenzeggelijk is hij de enige Chinese beeldend kunstenaar die zijn vaderland openlijk durft te bekritiseren. Met zijn kloeke autobiografie eert hij de mannen in zijn familie: zijn ‘rechtse’ grootvader, zijn vroegwijze tienerzoon, maar bovenal zijn vader die het tijdens zijn leven veel erger te verduren had dan hijzelf. 

De titel 1000 jaar vreugde en verdriet met zelf ontworpen omslag verwijst naar een gedicht van Ai Weiwei’s innig geliefde vader, de letterkundige Ai Qing (艾青). Voor Ai Weiwei over zichzelf vertelt lezen we in de eerste 193 pagina’s namelijk over Qing en zijn gezin(nen) en het onrecht dat ze werd aangedaan. Zo lijkt het of Ai Weiwei met zijn autobiografie een ereschuld inlost aan zijn vader. Redactioneel beschouwd had hier enige inkorting op zijn plaats geweest.

Ai Weiwei groeide met zijn vader op in China’s strafkolonie ‘Klein Siberië’, nadat Ai Qing weer ‘ns in ongenade was gevallen. Om als winkelierszoon van zijn ‘rechtse’ ideeën af te komen moest hij vernederende dwangarbeid verrichten: mensenpoep uit latrines scheppen. Ai Qing klaarde de klusjes echter manhaftig. Weiwei beschrijft ze overtuigend, alsof hij er getuige van was, hoewel deze zich decennia voor zijn geboorte afspeelden. Dat Qings vader, Jiang Zhongzun een gecultiveerd middenstander was geweest werd de zoon zijn leven lang nagedragen, terwijl Qing juist een proletarisch model-kunstenaar wilde zijn. Zijn geciteerde patriottische gedichten ronken als de pennenvruchten van de jonge Mao Zedong, dichtend bibliothecaris over rood ochtendgloren die nationale gevoelens doet opwellen.

Waarom Qing dan weer wél en dan weer niet in de gratie raakte, lijkt Ai Weiwei ook niet te doorgronden. Vaak verrieden ruggengraatloze collega’s hun oude kameraad door dwang van bovenaf. Willekeur is een effectief pressiemiddel in een totalitaire staat.

Foodlog

Parijs-New York
Als twintiger studeerde Qing beeldende kunst in het Parijs van de jaren dertig. Het was voor hem een ongekende periode van kosmopolitisme en grote artistieke vrijheid. Terug in het politiek roerige China koos hij steeds meer voor het woord. Net als later zijn zoon Weiwei later bleef Qing laveren tussen het schrijven en het beeldend kunstenaarschap.

Waar Ai Qing zijn kritiek in krantenartikelen kon spuien, bestookte Ai Weiwei als één van de eerste internetgebruikers in China de overheid met zijn blogs, voordat die greep op de sociale media kreeg. Ai Weiwei vestigde hiermee zijn reputatie als luis-in-de-pels, hoe zeer zijn moeder hem ook bezwoer zich rustig te houden.  

Ondanks alle tegenwerking mocht de nog onbekende Ai Weiwei in de jaren tachtig – zoals destijds zijn vader – China verlaten voor een studie in het Westen. Hij koos New York, vanwege een Chinese vriendin die er al studeerde. Weiwei schrijft dat hij daar bevriend raakte met Allen Ginsburg en Keith Haring. Andy Warhol had hij ook graag leren kennen, maar die overleed voortijdig.

Hoe diep en wederzijds die ‘vriendschap’ ging blijft de vraag bij Ai Weiwei. Nergens wordt hij gehinderd door bescheidenheid. Zowel beschuldigingen als complimenten aan zijn adres onthoudt hij en citeert hij letterlijk.

Aanvankelijk pakte Ai Weiwei in New York zijn in China afgebroken kunststudies weer op. Maar ook in de VS botste hij weer met de autoriteit van zijn leraren. Uiteindelijk stak hij meer op in de moderne kunstmusea, met name van Marcel Duchamp, pionier van de conceptuele kunst.

Ondertussen moest hij het hoofd boven water houden. Zonder enige ambitie ging hij als straatartiest voor een grijpstuiver toeristen portretteren. Hij noteert hierbij dat Indiase en Israëlische toeristen het meest gierig waren.

Tien jaar verder – en na het verslonzen van zijn relatie – verlangde Weiwei terug naar China.

Bijna tot zijn spijt beschrijft hij hoe in 1989 de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing aan hem voorbij ging, omdat hij toen (nog) in New York zat.

Voor generatiegenoten, Chinese kunstenaars van wie hun werk in Beijing bij de oproer kapot werd gebulldozerd betekende de opstand een waterscheiding. Ze zetten hun werk voort buiten het alziend oog van de overheid en gingen in het Westen exposeren. De buitenlands verdiende, harde dollars verzoeten hun lot als niet-erkend kunstenaar in hun vaderland.  

In dezelfde tijd proefde Ai Weiwei tijdens New Yorkse demonstraties de maatschappelijke verontwaardiging als drijfveer voor zijn werk. Hij maakte assemblages (kleine beelden van meerdere materialen) en verkocht eigen foto’s van gewelddadige agenten bij demonstraties aan de krant. Stoer meldt Weiwei dat hij zijn Amerikaanse beeldende werk bij het vuilnis zette.

Het tekent zijn kunstenaarschap. Ai Weiwei stelt dat hij “kunst niet als iets statisch ervaart maar als iets veranderlijks dat functioneert binnen de grenzen van de werkelijkheid.” Als zich ontwikkelend ideeënkunstenaar interesseren meerlagige gedachten of doorwrochte technieken hem amper. Het gaat hem om een tot sterk gebaar ontwikkeld idee dat letterlijk groter en groter zou worden.     

Terug in China
Nederland leerde Ai Weiwei kennen door een tv-reportage, toen hij net een paar jaar terug was in China. In 1994 liet hij zich filmen in een taxi bij de toegang van de Verboden Stad, aan het historisch zo beladen Plein van de Hemelse Vrede. Steels stak hij vanuit het raampje een ‘fuck you’ middelvinger op, met het grote Mao-portret erachter. Een puberale actie voor iemand van bijna 40.

In dezelfde categorie valt een foto van zijn nieuwe vriendin die haar rok optilt om haar slipje te tonen, ook naast het Mao-portret. Deze acties bleken de opmaat naar geëngageerd, maar beeldend beschouwd simplistisch werk.

Wat later kerfde hij bijvoorbeeld een rood Coca Cola logo in een urn uit de Han dynastie (3de eeuw voor Christus). Ook liet hij zichzelf fotograferen terwijl hij zo’n antieke vaas expres uit zijn handen liet vallen. Wie wilde hij met zulk iconoclasme nu kwetsen? In zijn boek geeft hij daar geen antwoord op.  

Een aardbeving in Sezechuan, midden-China greep hij aan voor meerdere projecten waarmee hij de overheid bekritiseerde vanwege hun trage hulp, corruptie en het slechte beton dat de instorting van schoolgebouwen veroorzaakte. Hij speurde naar de namen van de omgekomen kinderslachtoffers en eerde ze op een muur. Niet helemaal onterecht informeerden zijn tegenstanders later of hij niet beter had kunnen helpen puinruimen en bloed geven in plaats van erna vanaf de zijlijn kritiek te spuien.  

Onderwijl maakte Ai Weiwei internationaal naam. Het politiek correcte westen koestert graag politieke dwarskoppen. Hij werd uitgenodigd voor deelname aan de toonaangevende Documenta kunstmanifestatie (2007) in Kassel. Men liet hem geheel vrij in wat hij wilde maken. Tijdens een bergwandeling met een bevriende Zwitserse verzamelaar viel hem een idee te binnen. Hij liet een groep gewone Chinezen naar Kassel overvliegen om door hun een constructie te laten bouwen van opeengestapelde, antieke ramen en deuren. Voor een tweede kunstwerk gebruikte hij antieke stoelen. Zo gezegd zo gedaan. De eenvoudige Chinezen logeerden in tenten als katten in een vreemd pakhuis. Al na twee weken stortte het eerste bouwwerk in. Het deerde hem niet. Ai Weiwei had zijn ei gelegd.

Een ei hoort in een nest en dat ontwikkelde hij in 2007 voor een sportstadion voor de Olympische Spelen, zij het onder supervisie van twee echte Zwitserse architecten Herzog en De Meuron. Je vraagt je af waarom hij in dit geval wél aan dit overheidsproject wilde meewerken.

In 2010 volgde een giga-installatie voor de Turbinehal van de Tate in Londen met 100 miljoen beschilderde zonnebloempitten van keramiek, waaraan 1600 uitvoerders in Jingdezehn werkten. Door het belopen van de ‘pitten’ braken ze echter en kwam er giftig silica vrij wat ademhalingsklachten veroorzaakt. De Tate sloot meteen de installatie. Ai Weiwei mocht email-vragen van ‘bezoekers’ te beantwoorden.

In China merkte hij dat de overheid hem sinds de namenwand steeds meer in de gaten hield. Zijn bejaarde ouders, die uiteindelijk een huisje van de overheid hadden gekregen, waarschuwden hem zich te matigen.

81 dagen en een miljoenenboete
In 2011 werd Ai Weiwei met onduidelijke beschuldigingen aangehouden en ingesloten: voor 81 dagen naar later zou blijken. In die maanden moest Weiwei absurde verhoren over zijn levensstijl en zijn kunst ondergaan. Cynisch schrijft Ai Weiwei hoe de nitwits zich daadwerkelijk in zijn werk hadden verdiept maar er niets van konden begrijpen.

De meest indringende pagina’s beslaan het uiterst nauwgezette relaas dat Ai Weiwei van zijn gevangenschap optekende. Bij vrijlating sprak hij zijn belevenissen meteen in om bij het uitschrijven geen detail te vergeten. Met krimpende maag lees je over de totalitaire cultuurhaat zoals die ook de Sovjet-dichter Joseph Brodsky overkwam. https://bazarow.com/recensie/bent-u-bevoegd-als-dichter/
Iedere verworven vrijheid, zeker de artistieke, is verdacht en dient met wortel en tak te worden uitgeroeid. Door zijn internationale status lijkt het dat de Chinese overheid afzag van hechtenis. Daarentegen werd de introverte mensenrechtenactivist Liu Xiabo (Nobelprijs voor de Vrede, 2010) in Chinese gevangenschap medische hulp ontzegd waardoor hij stierf.

Bang om net zoiets te overkomen leek Ai Weiwei niet. Tenslotte werd hem alleen vermeende belastingontduiking ten laste gelegd waarvoor hij een astronomische boete moest betalen. Pas als hij dat voldaan had mocht hij China verlaten. Veiligheidshalve stuurde hij zijn vrouw en hun pasgeboren zoontje Ai Lao [=oud!] vooruit naar Europa. Dankzij een spontane crowdfunding van sympathisanten kon hij de boete, eigenlijk zijn uitreissom, van 9 miljoen Yuan betalen. De vertalers lieten na de omrekening te vermelden: € 1.282.884,23.

Het moet lastig geweest zijn om uit de autobiografie, beurtelings een dor wikipediaans geschiedenisverhaal dan weer een bevlogen persoonlijk relaas, één leesbaar geheel te maken.

Extra praktisch probleem is dat de, via het Engelse overgezette, dubbelzinnige Chinese beeldtaalspelletjes bij uitleg doodslaan. Wél grappig – maar onbedoeld – is een ongelukkige formulering over de net gestorven, geliefde vice-partijleider Zhou En Lai: “[…] het gerucht over de op handen zijnde crematie ging als een lopend vuurtje de stad rond.” 

Permanent verontwaardigd
Na zijn belastingboetebetaling vertrok ook Ai Weiwei definitief naar Europa. Missie: nieuwe misstanden bevechten met zijn beeldend werk, filmdocumentaires en blogs.

In een epiloog beschrijft Ai Weiwei hoe hij met zijn gezin eind 2015 tijdens de vluchtelingencrisis spoorslags naar Lesbos reisde. Niet afgedrukt in de twee beeldkaternen is hoe hij zich, voorover liggend in de branding, net zo liet fotograferen als Alan Kurdi, het daar eerder verdronken jongetje. Tussen de vluchtelingenopvang zette hij een studio op. Hoe integer ben je als kunstenaar dan nog? 

De Duitse cultuurpers benoemde Ai Weiwei’s geborneerdheid en verweet hem dat hij in een eigen documentaire de Duitse vluchtelingenpolitiek als nazipraktijken betitelde. Ai Weiwei hekelde daarop de te nauwe Duits-Chinese zakelijke banden waardoor Duitsland kritiek op mensenrechtenkwesties zou inslikken. Verdere privé-ergernissen in Berlijn deden hem ertoe besluiten zijn zoon Ai Lao naar een Engelse privé-kostschool te sturen en zelf met zijn vrouw in Portugal te gaan wonen.

Hoe dichter je bij het heden komt, hoe sterker je als lezer vermoedt dat de permanent geëngageerd en continu verontwaardigde Ai Weiwei gevoel voor nuance verloor. Anderzijds begrijp je, door deze autobiografie met zijn getroebleerde familieverhaal, zijn niet aflatende missie.

Als vader van Ai Lao, zoon van Ai Qing kan Ai Weiwei gewoon niet anders.

In andere, korte versie verschenen in Museumtijdschrift