"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Bijbel

Woensdag, 8 januari, 2020

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Quis leget haec?

[Recensie] John Barton heeft met zijn boek De Bijbel een lijvig werk geschreven van zo’n 623 pagina’s. Ik was getriggerd door de ondertitel Het boek, de verhalen, de geschiedenis (oplettende lezers zien dat deze ondertitel iets afwijkt van de ondertitel op bovenstaande afbeelding, maar zo staat het echt op mijn stofomslag). Het gaat over al die verhalen die in de Bijbel staan en hoe die verhalen, wetten, spreekwoorden, profetieën, gedichten en brieven uit de Bijbel tot stand zijn gekomen en wat we weten, maar ook vooral niet weten, over hun auteurs.

Vanuit mijn jeugd heb ik al die verhalen wel meegekregen. Ik wist van profeten, alle boeken van het Oude én het Nieuwe Testament kon ik opdreunen, maar er is nooit vertèld over die profeten of al die anderen die blijkbaar nodig waren om het belangrijkste boek van de westerse cultuur te schrijven.

Daarom was ik nieuwsgierig naar dit boek. John Barton is hoogleraar en priester van de Anglicaanse kerk en geeft zelf aan wat hij met dit boek beoogt;

“Ik wil laten zien hoe het boek is ontstaan, zich heeft ontwikkeld en in de loop der eeuwen is gebruikt en geïnterpreteerd zowel binnen het christendom als het jodendom…Al doende zal ik vraagtekens zetten bij de neiging van bepaalde groepen godsdienstige gelovigen om van de Schrift zoiets bijzonders te maken dat zij niet meer gelezen kan worden als willekeurig welk ander boek ‘doordat men aan de Schrift meer toekent dan zij kan hebben”

Pf

Gezond kritisch dus en dat sprak mij aan. Hij trapt af met het Oude Testament en het wordt al snel duidelijk dat veel verhalen komen uit een lange traditie van vertelkunst. Vaak, en het verhaal van de Zondvloed is daar een voorbeeld van, lijken diverse verhalen met elkaar te zijn verweven. Barton geeft aan dat verhalen ook zijn geredigeerd en zelfs aangevuld met verzonnen gedeeltes, zoals in het verhaal van de boosaardige koning Manasse van Juda. Hij gaat ook in op de waarschijnlijk fictieve personages van Ruth, Jonas en Ester.

Het Oude Testament kent een veelheid aan bronnen. Spreuken kan deels worden teruggevoerd op een Egyptisch document, de wetboeken in de Bijbel vertonen sterke verwantschap met andere bekende wetboeken uit het Nabije Oosten. Barton staat stil bij de Tien Geboden die door Mozes ontvangen zouden zijn. Die geboden en wetten duiden namelijk op een agrarische gemeenschap, terwijl Mozes toch echt als een nomade op reis was met zijn volk toen hij ze ontving.

De profetische boeken zijn ook een verhaal apart. Profeten schreven in de regel geen lange, samenhangende boeken, maar deden korte, bondige uitspraken. Deze zijn verzameld en waarschijnlijk door discipelen opgeschreven, waardoor de profetische boeken zijn ontstaan. De profeet Jeremia is de enige die wel zijn gedachten liet opschrijven door zijn secretaris. En passant toont de auteur ook even aan dat de tekst van Jesaja niet minder dan een knoeiboel is.

Het Nieuwe Testament is ontstaan vanaf ongeveer 70 na Christus, waarbij sommigen menen dat het evangelie van Marcus het oudst bekende is. De evangeliën zijn gebaseerd op herinneringen die mondeling overgeleverd zijn, maar waar, na de dood en opstanding van Jezus, wel een generatie overheen ging. Het vormt ook geen consistent geheel. Soms is er overeenstemming, maar vaker zijn er verschillen en soms tegenstellingen. De datering is ook lastig;

“De datering van nieuwtestamentische boeken is wel omschreven als een lange rij dronkenlappen die elkaar overeind houden zonder een stevige muur om tegenaan te leunen.”

De datering van Paulus’ brieven is nog te doen, tussen de jaren 40 en 60. Die brieven zijn de vroegst bekende christelijke literatuur en waren bedoeld om voor te lezen aan christelijke geloofsgemeenschappen. Interessant is ook weer te lezen dat de Paulus uit zijn brieven weer verschilt van de Paulus uit het boek Handelingen. Barton legt het allemaal uit. Ook gaat hij uitvoerig in op de oorsprong van de evangeliën en waarom ze onderling verschillen.

Eigenlijk vind ik dat het meest interessante deel van het boek, maar er zijn ook nog deel drie en vier. Die gaan over de Bijbel en zijn teksten en de betekenissen van de Bijbel als boek. Hier volgt voor mij een beetje de makke van dit boek. De auteur weet vreselijk veel en hij etaleert die kennis met verve, maar het gaat soms wel diep. Zo staat hij uitgebreid stil over het woord ‘rustplaats’;

“[…] waarin staat dat God boos was op de generatie Israëlieten die met Mozes uit Egypte vertrok: vanwege hun hardnekkige ongehoorzaamheid zwoer hij: ‘Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen.’ Daarop volgt…een lange preek die om het woord ‘rustplaats’ draait, en tracht aan te tonen dat de passage in wezen een voorspelling was van de ‘rustplaats’ die Jezus zijn volgelingen zou schenken.”

En dat gaat dan zo nog even door. Ontegenzeggelijk boeiende materie, maar houdt u de aandacht er even bij. Makkelijker te lezen zijn de verhalen over de gruwelijkheden die in de Bijbel staan, of de ogenschijnlijk onmogelijke verhalen zoals het doodslaan van kinderen tegen de rotsen of het scheppingsverhaal dat ergens met de evolutieleer in het reine moet komen. Barton geeft precies weer hoe men daar mee om gaat.

Tenslotte is er aandacht voor de Bijbel door de geschiedenis heen. De Bijbel in de Middeleeuwen, de invloed van Luther, Erasmus, Calvijn en Spinoza op de teksten, de verspreiding ervan én de verschillende vertalingen.

Het boek bevat dus een stortvloed aan informatie en het leest niet altijd even makkelijk weg, maar toch een aanrader voor wie nieuwsgierig is naar het ontstaan van de Bijbel.

Eerder verschenen op Quis leget haec?