"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Blijf nog wat

Vrijdag, 24 januari, 2020

Geschreven door: Elis Juliana
Artikel door: Aart G. Broek

“De waarheid krijgt geen stoel om op te zitten”

[Column] De Curaçaose literair auteur Elis Juliana (8 augustus 1927 – 23 juni 2013) verwierf grote populariteit op zijn eiland met een wekelijks kin­derpro­gramma voor de radio Mei ora chikí ku ompi Elis (“een half uurtje met oom Elis”). Juli­ana’s werk voor kinderen neemt echter in zijn gehele oeuvre een marginale plaats in, hoe consistent ook daarmee verbon­den. Elis Juliana richtte zich in de eerste en laatste plaats tot de Antilliaanse volwassenen. Hij plaatste zich met gedichten en verhalen decennialang midden in de discussies over het verleden, heden en de toe­komst van de eilandelijke samenleving. Dit bezorgde hem breed gedragen waardering en aanzien op Curaçao.

Die volwassenen heeft Juliana heel wat te vertellen en hij doet dit overwegend in hun en zijn moedertaal, het Papiaments. Centraal in zijn poëzie staat de vermeende onhebbelijkheid van de Curaçaoënaar om de werke­lijkheid niet onder ogen te zien. Nauw hiermee verbonden is de sterke gewoonte om zich een schijnwereld aan te meten waarvan vermoed wordt dat die draaglijker en leefbaarder is dan de werke­lijkheid van elke dag. Juliana heeft in een viertal dicht­bundels deze “schaamtegevoelens” en de bijkomende “hang naar camouflage, huichelarij, roddel, dikdoenerij, agressie” en andere schaamtemanifestaties be­spreekbaar willen maken en willen doorprikken.

“Voorzichtig  doorprikken, want,” zoals hij zelf zegt in een gesprek dat ik ooit met hem had, “je hebt geen vijanden nodig.” Die vier dichtbundels ver­sche­nen alle onder dezelfde titel Organisashon Planifi­kashon Independensia (Or­ga­nisatie Plan­ning Onafhankelijkheid; 1979, 1981, 1983, 1989). Met het oog op een grotere mate van zelfstandigheid als mens tussen en met anderen wordt gesproken van “indepen­densia”, slechts zijdelings is politieke onafhankelijkheid bedoeld.

De belangrijkste voorwaarde voor grotere onafhankelijkheid is in de ogen van Juliana het vermogen om de werkelijkheid onder ogen te durven zien. Het betreft hier niet alleen de werkelijkheid van het ogenblik, maar ook die van het verleden, onder meer die van de slaventijd. “Ik probeer ogen te openen.” aldus Juliana in ons ge­sprek. “De OPI-bundels hebben een waarschuwende taak maar men voelt zich hier niet zo gauw aangesproken. “De waarheid krijgt geen stoel om op te zitten” zoals de uitdrukking in het Papiamentu het wil: papiadó di bèrdat no sa haña stul pa sinta. “Ik? Ik ben dat niet, hij misschien, zij mis­schien, maar ik niet, vroeger misschien ja, maar nu niet meer!” tekent het gedrag van de Cu­raçaoënaar.”

Boekenkrant

Die didactische inslag in Juliana’s Papiamentstalige dichtwerk wordt steevast om­huld met ironie. De daartoe aangewende stijlfiguren komen slechts zelden in de buurt van sarcasme. Op deze wijze tracht Juliana zijn lezers en toe­hoorder te trekken en vooral ook te behouden. “Ik heb dat van mijn moeder. Voor het nieuwe jaar begon moest je lichaam gereinigd worden met een laxeermiddel. Ze kwam op je af met in haar rechter hand een aantrekkelijk snoepje en in haar linker, meer naar zich toe ge­trokken, het weerzinwekkende laxeermiddel. Voordat je de smaak van het laxeer­middel goed en wel proefde was daar het snoepje. Die handelwijze heb ik mij eigen gemaakt in mijn poëzie. De zure waarheid moet gepaard gaan met zoetigheid: ironie. Het zal werken, ik verzeker je het! Men zal op den duur ook zichzelf aangesproken voelen en zich niet blijven verschonen.”

Jaren terug wees de Curaçaose criticus Carel de Haseth op een enigszins verborgen facet van Juli­ana’s OPI-werk. Enige terughoudendheid voor wat betreft de overtuiging van Juliana dat zijn werk de beoogde uitwerking zal hebben, lijkt wel gerecht­vaardigd. “Heel het OPI-oeuvre van Elis Juliana is een integrale poging tot heropvoeding van onze ge­meenschap. Wat dat betreft spreekt de omslagillu­stratie van de bundels toch wel heel duidelijke taal: op de kaft van OPI deel 1 is de kop van een moker afgebeeld die op het punt staat een wig ergens in te drijven (in een schedel?); op de kaft van OPI deel IV zijn het vier wiggen ge­worden, allemaal krom geslagen op het blijkbaar ondoordringbare oppervlak.” (Amigoe, 25 november 1989)

Ook in de OPI-poëzie zelf spreekt hier en daar een zekere lijdzaamheid en een beperken van de hoge verwachtingen die worden nagestreefd, zoals in Siklon (Cycloon; OPI 3, 1983, p. 73). In de tweede van de drie strofen verwoordt Juliana de beperkingen van zijn medium. In vertaling: “Maar wie ben ik/ om de droom te koeste­ren/ dat ik de grauwe staar/ uit de ogen van mijn volk/ zou kunnen wassen/ met slechts een stukje zeep/ aan schone letteren?”

De wiggen mogen zijn krom geslagen en af en toe mocht een zekere moedeloosheid de kop op steken, daarmee toonde Juliana zich zelf echter nog geenszins gewonnen. Hij bleef schrijven en zijn boodschap onvermoeibaar uitdragen, zoals hij zelf kenbaar maakte: een trouwe postduif rust pas uit als de boodschap zijn bestemming heeft bereikt.

Van Elis Juliana publiceerde uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem, twee Nederlandstalige uitgaven, te weten de door Fred de Haas samengestelde en vertaalde verzameling gedichten Hé patu / Waggeleend (2011), waarin ook werk uit OPI-bundels, en de door Margarita Molina en Fred de Haas bezorgde verzameling Blijf nog wat; Liefdespoëzie (2019), die voortkomt uit een onvermoede liefdesrelatie van Juliana met een Nederlandse schrijfster.

Aangepaste versie van eerder verschenen column op de website van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2018

Boeken van deze Auteur:

Hé Patu / Waggeleend