"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een graafschap achter de duinen

Woensdag, 20 mei, 2020

Geschreven door: Henk 't Jong
Artikel door: Marjoke de Roos

Ontstaan en geschiedenis van het graafschap Holland

[Recensie] Geschiedenis is geen wiskunde. Daarom is niet voor alle vragen die we aan het verleden stellen, een sluitend bewijs te vinden. Sommige historici blijven zoeken naar betere antwoorden, andere herschrijven het verhaal van tijd tot tijd. Zo is het ook met de geschiedenis van het graafschap Holland. Bijna tegelijkertijd verschenen hier twee nieuwe publicaties over: E.H.P. Cordfunke neemt in Een graafschap achter de duinen de ‘oerperiode’ van 850 tot 1150 onder de loep en Henk ’t Jong behandelt in De dageraad van Holland de ontwikkelingen in de 12de en 13de eeuw. De geschiedenis van Holland begint met de West-Friese graaf Gerulf, die afstamde van de legendarische Friese koning Radbod. Gerulf wordt beschouwd als de stamvader van het Hollands-Zeeuwse gravenhuis. Hij speelde een belangrijke rol bij het afweren van de aanvallen van groepen Noormannen en werd daarvoor beloond door de Frankische koning.

Het kustgebied behoorde tot het Frankische rijk. Maar in de praktijk gedroegen de gewestelijke, feodale heersers zich al snel als landsheren en ontstonden er erfdynastieën. De Hollandse graven, met namen als Dirk, Floris en Arnulf, stonden hun mannetje in het politieke machtsspel. Ze veroverden gebied op omringende landsheren, zoals de bisschop van Utrecht. Ze beheersten de mondingen van de Rijn en de Maas, werkten mee aan de ontginning van uitgestrekte veenmoerassen, sloegen hun eigen munten en creëerden met de abdij van Egmond een eigen geestelijk centrum. Vanaf het midden van de 11de eeuw was het Friese karakter van het graafschap verdwenen. En na 1100 stond het graafschap Holland echt op de kaart.

Een belangrijke factor in het succes van het Hollands-Zeeuwse kustgebied was de economische positie. Het is bekend dat de geografische ligging meerwaarde heeft voor de ontwikkeling van een stad of een regio. Een gunstige plek, bijvoorbeeld op een knooppunt van land- en/of waterwegen, is een van de randvoorwaarden voor de economische en, vervolgens ook, de politieke groei en de bloei van een gebied. Daarom is het belangrijk om hier ook te wijzen op de nieuwe, herziene uitgave van het prachtige boek dat Annemarieke Willemsen in 2009 schreef over Dorestad. Een wereldstad in de Middeleeuwen (Walburg, €19,95 ). Dit handelscentrum in de vroege Middeleeuwen legde de basis voor wat later de kracht van onze gewesten zou blijken te zijn: het vermogen om producten op het juiste moment en in de juiste vorm op de juiste plek te krijgen. Henk ’t Jong vertelt in zijn geschiedenis van het graafschap Holland van 1100 tot 1300 over het leven en streven van negen Hollandse graven en hun entourage, van Floris II tot en met Jan I, de jong overleden zoon van de zo jammerlijk aan zijn einde gekomen graaf Floris V. Ook dit boek is een soort overzichtswerk over de ‘voorsprong’ die Holland ten opzichte van andere gewesten wist op te bouwen. De observaties zijn nuchter en prettig om te lezen.
Bijvoorbeeld over het wel en wee van Willem II. Deze graaf schopte het in 1247 tot Rooms Koning. Hij had echter te weinig geld om indruk te maken. Met behulp van wisselende partners probeerde hij voet aan de grond te krijgen in het Duitse Rijk, ook door het sluiten van een strategisch huwelijk. Tussen alle bedrijven door moet zijn zoon Floris V verwekt zijn en werd er gebouwd aan het Ridderzaalcomplex in Den Haag. De keizerskroon lag in het verschiet, maar tijdens een veldtocht tegen de opstandige Westfriezen zakte hij bij Hoogwoud door het ijs en werd hij door zijn tegenstrevers vermoord. De verhalen zijn niet nieuw, maar wel mooi verteld.

Pf

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine


Marjoke de Roos studeerde geschiedenis in Groningen en Parijs. Zij is
werkzaam bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Boeken van deze Auteur: