De wereld in opstand
[Signalering] 1956 was een jaar vol dramatische gebeurtenissen.De busstaking door de burgerrechtenbeweging in Montgomery (Alabama), de Hongaarse opstand (na de geheime destalinisatie rede van Chroesjtsjov in februari) en de Suezcrisis vormden daarin de hoogtepunten. Hall geeft een boeiend en vlot leesbaar overzicht, maar of zijn in de titel geformuleerde these dat de ‘wereld in opstand’ was in zijn algemeenheid correct is, valt te bezien. Deels gaat het om momentopnames van langdurige ontwikkelingen, zoals in het geval van de dekolonisatie en de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.
De Algerijnse Oorlog begon al in november 1954 en kwam pas met de akkoorden van Evian in 1962 teneinde. De landing van Castro en zijn handjevol mede revolutionairen op Cuba vormt alleen in het licht van de later succesvolle revolutie een belangrijk moment. De rock-‘n-rollcultuur van de westerse jeugd (in Nederland het optreden van de nozems) kan ondanks de onrust die hierdoor af en toe ontstond moeilijk als een opstand worden gezien. De invoering van de dienstplicht in de Bondsrepubliek verliep, na protesten in de voorafgaande jaren, nu zonder noemenswaardige verzet. Het gebrek aan politieke en maatschappelijke reuring in een groot deel van de westerse wereld kwam in 1956 tot uitdrukking in de moeiteloze herverkiezing van de Amerikaanse president Eisenhower. Maar hieraan maakt Hall geen woord vuil.
—
Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine
