"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Afscheid

Vrijdag, 12 februari, 2021

Geschreven door: Juan Carlos Onetti
Artikel door: Marjon Nooij

Hoe Onetti een spel speelt met zijn lezers

[Recensie] Een fictief Argentijns dorpje, onder de rook van Buenos Aires, draait op het nabijgelegen sanatorium en hotel Royal. De anonieme ik-verteller exploiteert er sinds vijftien jaar – hij is er blijven plakken nadat hij zelf is genezen van een longziekte – een etablissement dat dienst doet als plaatselijk café/winkel/postagentschap. Bijna dagelijks komt er een aantal vaste gasten voor wat aanspraak en om er iets te drinken. Al direct popt het gevoel op van een mix van De Toverberg van Thomas Mann en De Hills van Matias Faldbakken, en dat, in het geval van een boekverfilming, Anthony Hopkins daar volkomen op zijn plek zou zijn als de uitbater. 

De komst van een magere man met “lodderige vissenogen” brengt de gemoederen in beweging. Alleen al de blik die de uitbater werpt op de handen met de verstijfde vingers is” genoeg […] om te weten dat hij niet meer beter zou worden, dat hij geen idee had waar hij de wilskracht vandaan moest halen om weet beter te worden.” De man blijkt een getalenteerd basketbalspeler te zijn (hij moet behandeld moet worden voor tuberculose) die zijn intrek neemt in een kamer van het Royal, omdat hij weigert zich op te laten nemen in het sanatorium. Ondanks dat hij de artsen bezoekt, stelt de veertigjarige patiënt zich niet echt medewerkend op om zijn genezing te bevorderen. Hij neemt overduidelijk zelf de regie en verantwoordelijkheid voor zijn beslissingen. Door niemand laat hij zich zijn vrijheid van handelen afnemen, volgt zijn eigen deprimerende weg naar de ondergang. Zijn eenzaamheid is existentieel, net bij als de ik-verteller die de lezer een ontboezeming doet: 

“[…] ik ontdekte de voortdurende ellende van mijn vijftien jaren in het dorp, de spijt over de prijs die ik hiervoor had betaald: mijn eenzaamheid, de winkel, dit volkomen niets-zijn. Ik was nietig, onbetekenend, dood.” 

Nauwgezet worden de handel en wandel van de man in de gaten gehouden door het kamermeisje, de verpleger en de uitbater, maar het directe contact met de ontoegankelijke basketbalspeler is minimaal. Groot is de verbazing wanneer blijkt dat de man voldoende in zijn slappe was zit om een hotelkamer te bekostigen. Wanneer hij ook nog een chalet in de bergen huurt en daar de middagen verblijft, is dit ruim voldoende voer voor het roddelcircuit. De uitbater observeert, combineert en trekt zijn conclusies: 

Heaven

“[…] ik kan me niet herinneren dat ik me ooit heb vergist; ik heb mijn voorspellingen altijd gedaan voordat ik wist wat Castro of Gunz, de artsen die in het dorp wonen, ervan vonden, meer informatie had ik niet nodig, ik hoefde ze alleen maar de winkel binnen te zien komen, met hun koffers, met hun uiteenlopende porties schaamte en hoop, hun steelse en uitdagende blikken.”

Tegen dit decor bouwt Juan Carlos Onetti (Montevideo, Uruguay, 1 juli 1909) zijn compacte en ogenschijnlijk eenvoudige plot zorgvuldig op. Onetti, die zijn boterham verdiende als journalist, schreef in 1939 zijn eerste werk. Zijn novelle Afscheid – die door Mario Vargas Llosa geroemd wordt als één van de beste Spaanstalige novellen – verscheen in 1954. Nadat hij in 1973 door de dictatuur drie maanden in detentie werd gezet, besloot hij naar Spanje te vluchten, waar hij in 1980 werd onderscheiden met de Cervantesprijs. In 1985 ontving hij ook in zijn thuisland een literatuurprijs, maar ondanks dat er een democratische burgerregering in het zadel was geholpen, weigerde hij terug te keren naar zijn geboortegrond en bleef in Spanje waar hij op 30 mei 1994 op bijna 95-jarige leeftijd overleed.

Regelmatig onderneemt de basketbalspeler de busreis van een uur naar de stad, naar verluidt om er twee brieven te posten. Maar de brieven die aan hém geadresseerd zijn, komen wel aan in de winkel. Elke keer twee enveloppen; de een met een blauw, rond handschrift en de ander met een getypte adressering.

“Misschien dacht de man dat ik geïnteresseerd genoeg was in mensen en hun omstandigheden om de enveloppen open te maken en te snuffelen in de verschillende manieren waarop mensen de plank misslaan bij het beweren van dezelfde dingen. Misschien was dat ook de reden dat hij zijn brieven in de stad verstuurde, en misschien was het niet alleen uit ongeduld dat hij na een paar weken rond het middaguur naar de winkel begon te komen, kort na het moment waarop de chauffeur van de bus met de platte, verkreukelde zak met post toewierp.”

Wanneer de man bezoek krijgt van beurtelings een meisje en een vrouw met een jongetje, worden de roddels onder de andere gasten vileiner. Met het meisje gaat hij steeds naar het hotel en de vrouw met het kind neemt hij mee naar het chalet. De gedachten en beweegredenen van de man, worden niet duidelijk. En terwijl hij als een schim van zichzelf door het verhaal laveert, zit de lezer middenin de gesprekken tussen de uitbater en de bezoekers van het café, en kan niet anders dan gissen naar wat er zich afspeelt en hoe de vrouwen zich nu werkelijk tot de basketbalspeler verhouden. Is er sprake van een obscure driehoeksverhouding? En hoe zit het met het kind? Wie is de vader?

De kracht van deze novelle is dat de auteur zijn centrale personage niet de rol van protagonist heeft toebedeeld. Hierdoor kruipt hij niet onder de huid van de basketballer en geeft dus ook de lezer niet die gelegenheid. Alles wat we te weten komen over de man en de twee vrouwen, ontspruit aan de observaties, hersenspinsels van de anderen en hoe ze verbanden leggen. Complexe, samengestelde zinnen krullen zich over de bladzijden, dwingen je om zorgvuldig te lezen, langzaam te savoureren. Arie van der Wal heeft gezorgd voor de fijne vertaling.

Onetti’s schrijfstijl is er een van meervoudig samengestelde zinnen die zich krullen over de bladzijden, je dwingen om zorgvuldig te lezen, langzaam te savoureren. De plot is ogenschijnlijk heel eenvoudig, maar de auteur plaatst je middenin een entourage waarin hij een vernuftig spelletje speelt en je meevoert van de ene aanname naar de andere. Zodoende legt hij een sluier van verwarring over het geheel, weet zijn novelle spannend te houden tot het einde. Dan sta je plotsklaps voor de spiegel die Onetti allang voor zijn lezers klaar heeft gezet, je blijft achter met het gevoel dat je medeschuldig bent aan het verzinnen en interpreteren, en Onetti je in zijn val heeft laten lopen. Pas bij een tweede lezing krijgt de zieke basketbalspeler het mededogen dat hij verdient.

Uitgeverij Kievenaar, die nog niet zo lang geleden als “stiefkinderen van Coppens & Frenks” het levenslicht zag, wil “boeken uitgeven van vreemde vogels van onvaste bodem, van dames- en herenschrijvers die eigen werelden hebben geschapen omdat die juist iets draaglijker zijn dan de al bestaande.” Afscheid is de eerste van zeven novellen van deze aartsvader van de Zuid-Amerikaanse literatuur, van wie er jaarlijks een zal worden uitgegeven.

Eerder verschenen op Met deneus in de boeken

Boeken van deze Auteur: