"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Al het blauw

Dinsdag, 30 maart, 2021

Geschreven door: Peter Terrin
Artikel door: Marnix Verplancke

Zoektocht naar identiteit

De eerste zin:

“Het lichaam ligt midden op het lege parkeerterrein.”

Recensie

Is het een man of een vrouw? Een lijk of een levend lichaam? Je weet niet wie daar op dat groezelige, verlaten bedrijfsterrein ligt, maar dat er iets niet pluis is, snap je meteen. En dat het iets te maken heeft met Carla en Simon, de 41-jarige vrouw en haar 19 jaar oude geliefde. Het koppel ontmoette elkaar in het café van het lokale zwembad, de Azzurra. Zij stond achter de bar en hij was een klant, maar Carla was getrouwd, met John, een ruige vrachtwagenchauffeur. Simon kon amper geloven wat hem overkwam, een rijpere vrouw met Italiaanse roots die hem verkoos boven alle andere mannen, maar tegelijkertijd besefte hij ook dat deze liefde niet voor de hand lag.

Pf

Zo begint Peter Terrins nieuwe roman Al het blauw, het verhaal van een jongen wiens leven nog moet aanvangen, die gestopt is met studeren en niet goed weet wie hij wil worden, en een vrouw die al een half leven achter zich heeft en maar al te goed beseft dat er beslissingen moeten genomen worden. Beiden staan op een scharniermoment in hun bestaan en de vraag is of ze samen dezelfde kant op zullen draaien.

Mooi is hoe Terrin Simon een zekere gelatenheid geeft, alsof hij weet waar dit alles zal eindigen, op dat kale parkeerterrein dus, en zich niet verzet tegen die onafwendbaarheid. Hij is er zelfs van overtuigd dat ook Carla het weet. Wanneer ze hem op een bepaald moment wat kleingeld teruggeeft na het betalen van zijn drankje, neemt ze zijn hand in de hare en legt daar voorzichtig de muntjes in. “Hij heeft het gevoel dat ze zijn toekomst leest,” schrijft Terrin, “dat ze weet hoe het afloopt.”

Ook al is dit een heel ander boek dan Post Mortem of Monte Carlo, toch is de schriftuur van Terrin ook hier heel herkenbaar. Toeters en bellen zijn aan hem niet besteed, en wereldschokkende gebeurtenissen evenmin. Hij gaat op zoek naar het grote drama in het kleine leven en probeert dat zo secuur en zo strak mogelijk te beschrijven, met een zekere afstandelijkheid zelfs, wat een licht bezwerend effect heeft op de lezer. Een effect dat nog eens versterkt wordt doordat Al het blauw eind jaren tachtig speelt, schijnbaar zo dichtbij, maar toch een heel andere wereld.

Drie vragen aan Peter Terrin

Toen ik je boek in handen kreeg, dacht ik meteen aan de film Swimming Pool van François Ozon. Dacht je daar ook aan bij het schrijven?

Terrin: “Ik ken de film en ben een grote fan van Ozon en de vervreemding die in zijn werk zit. Zijn Swimming Pool was een remake van Jacques Deray’s La Piscine uit 1969, met Romy Schnieder en Alain Delon in de hoofdrol. Ook een heel knappe film, met die broeierige sfeer, maar toch hebben die bij het schrijven van Al het blauw niet bewust een rol gespeeld. Het mooie aan schrijven is dat de lezer allerhande zaken in je boeken herkent die je er zelf niet ingelegd hebt. De cover van het boek was trouwens ook een probleem. Zet je alles in het blauw of vermijd je net die kleur? Gelukkig kwam de Hongaarse fotograaf André Kertész ter hulp, met zijn uit 1917 daterende foto van een onderwaterzwemmer, een van mijn favoriete fotografen.”

Waarom speelt een groot deel van je roman trouwens in een café verbonden aan een zwembad?

Terrin: “Omdat er in zo’n café een onpersoonlijke sfeer hangt. In de jaren tachtig had je echte jongerencafés. Wanneer je daar naartoe ging wist je precies welke muziek je zou horen en welk type mensen er zou zitten. Maar in het café van het zwembad zat niemand en iedereen.”

Was die terugkeer naar de jaren tachtig ook een terugkeer naar je eigen jeugd?

Terrin: “Het schrijven ging heel vlot en dat zal er inderdaad wel iets mee te maken hebben dat ik toen ongeveer de leeftijd van Simon had. Als schrijver gebruik je altijd autobiografische elementen. Ik vond die jaren tachtig een interessante grondlaag voor mijn schilderij. Dat iedereen nog overal rookte, dat je naar een telefooncel ging als je een privégesprek wou voeren en natuurlijk ook de muziek. Internet bestond nog niet. Muziek was daarom iets om je mee te identificeren. Je keek echt uit naar de release van een nieuwe lp. Er is trouwens een Spotify playlist gemaakt van Al het blauw. Ik heb me in het boek kunnen uitleven in het samenstellen van mijn ideale zomerfestival. Ik heb opgezocht of mijn favoriete groepen van die tijd op hetzelfde festival hadden kunnen staan, en dat bleek zo te zijn. Die kans wou ik niet laten liggen. De jaren tachtig waren prachtig.”

Eerder verschenen op Knack

Boeken van deze Auteur: