"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Aleksandra

Dinsdag, 9 november, 2021

Geschreven door: Lisa Weeda
Artikel door: Marnix Verplancke

Oekraïne in een notendop

[Interview] De Nederlands-Oekraïense Lisa Weeda wou een roman schrijven over haar oma, maar het werd er uiteindelijk een over haar land. “Er komen steeds nieuwe mannetjes aan de macht die hun eigen versie van het aloude geweld uitoefenen,” aldus Weeda, “Dat is in een notendop de geschiedenis van Oekraïne.” “Dit is het,” zegt Lisa Weeda (32) terwijl ze me een militaire onderscheiding toont met een gouden hert erop, “voor de Don-Kozakken is dat hert heel belangrijk, want het staat voor vrijheid en zelfstandigheid.” Weeda is de achterkleindochter van een Don-Kozak, afkomstig uit de Donbas dus, de Oost-Oekraïense regio die sinds de Maidanrevolutie van 2014 een enkel door de Russen erkende semiautonome republiek vormt. Bij de gevechten die tot de vorming van die republiek leidden verloor Weeda twee familieleden. “Het kozakkenhert is altijd gewond,” zegt ze, terwijl ze met haar vinger een detail op de medaille aanwijst, “Het heeft een gouden pijl in zijn lijf. Zo zou je de situatie van de Donbas kunnen samenvatten, als de plek van het gewonde hert. Het is een regio die onderhevig is aan zware druk van de landen eromheen, met een machteloze bevolking. Maar het hert leeft nog, en het is best fier ook. Het waakt over het land, al is het niet sterk genoeg om alle aanvallen van zich af te slaan.”

Dit trotse hert en waar het voor staat spelen in Lisa Weeda’s debuutroman Aleksandra een grote rol, want ook al is de schrijfster maar voor een kwart Don-Kozak en groeide ze op in Nederland, haar Oekraïense afstamming vindt ze heel belangrijk. Het kozakkenbloed kruipt waar het niet gaan kan, lijkt het wel. “De kozakken zwierven rond in een regio die bestond uit het zuiden van Rusland en de Donbas,” vertelt ze. “Wat hen speciaal maakt is dat zij altijd vrij waren om te gaan en te staan waar ze wilden. Ook onder de tsaren kregen zij uitgebreide vrijheden in ruil voor hun krijgskunst ten dienste van Rusland. Die hang naar zelfstandigheid maakte hen niet altijd populair. Zo voerde de Sovjetunie in de jaren 1920 een dekozakkisatie uit waarbij grootschalige deportaties en de inbeslagname van het voedsel van de kozakken tot massale sterfte leidden. En dat allemaal omdat de kozakken de witten hadden gesteund ten tijde van de revolutie. Tijdens WO II schaarden sommige kozakken zich daardoor aan de zijde van Duitsland omdat ze ervan overtuigd waren dat niemand slechter kon zijn dan Stalin. Mijn grootmoeder vertelde me dat toen haar vader haar in 1942 op de trein richting Duitsland zette, waar ze verplicht aan de slag zou gaan als Ostarbeiterin, hij haar op het hart drukte nooit te vergeten dat ze de dochter van een Don-Kozak was. Op haar 97e vindt ze dat allemaal maar onzin, maar wat bedoelde hij daar precies mee, heb ik me lang afgevraagd. Wellicht dat je altijd je eigen vrijheid moet nastreven en je je nooit moet laten knechten.”

Die grootmoeder, Aleksandra dus, staat centraal in Weeda’s debuutroman. Aleksandra was 18 toen ze naar Griesheim vertrok om er in een fabriek van IG Farben aan de slag te gaan. En voor het overige in een gevangenkamp te zitten, want Ostarbeiter waren geen Fremdarbeiter, het waren Untermenschen. “Precies,” legt Weeda uit, “Fremdarbeiter kregen vakantie en mochten naar huis, terwijl Untermenschen, die tussen de joden en de Fremdarbeiter in zaten, alleen op zondag een paar uur mochten wandelen. Ik praatte onlangs met een historicus die onderzoek doet naar de geschiedenis van Griesheim en hij wist me te vertellen dat er binnenkort een monument komt voor de Ostarbeiterinnen. Een beetje laat, denk ik dan, want wellicht zijn de meesten inmiddels dood. Maar mijn oma heeft uiteindelijk geluk gehad. Er waren ergere werkkampen. Ze zat wel afgescheiden van de Nederlanders en de Vlamingen die er ook tewerkgesteld waren, maar als je weet dat ze uiteindelijk zwanger werd van een Nederlander kan dat natuurlijk ook niet zo erg afgescheiden geweest zijn. Na de oorlog zijn er tussen de 5000 en 7000 van die Ostarbeiterinnen naar Nederland vertrokken, en wellicht ongeveer evenveel naar België. Het is een totaal vergeten geschiedenis van 1,2 miljoen meisjes die niet alleen door de Duitse bezetters opgeëist werden als werkkrachten, maar die ook nog eens als collaborateurs naar de goelag werden gestuurd toen ze terugkwamen.”

De vrouw als eeuwig slachtoffer van het mannelijke oorlogsgeweld?

Foodlog

“In het geval van de Ostarbeiterinnen zeker. Anderzijds staan vrouwen in de Oekraïense maatschappij veel sterker dan je op het eerste gezicht zou denken. De moeder van mijn tante zei altijd dat je mannen het idee moet geven dat ze de baas zijn, zodat je ongemerkt de macht in handen kan houden. Wanneer ik in Oekraïne ben heb ik het gevoel dat de samenleving er veel matriarchaler is dan hier. Door de Sovjetunie was er trouwens ook een grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Vooral omdat ze de vrouwen nodig hadden als werkkrachten natuurlijk, omdat anders de boel in elkaar klapte, maar dat gaf ze wel meer macht. En ze vochten ook mee tijdens WO II. Zo zaten er bijvoorbeeld nogal wat vrouwen bij de gevaarlijkste Russische sluipschutters.”

Weeda’s oorspronkelijke plan was een boek te schrijven over dit Untermensch-verleden van haar oma, maar hoe meer ze met haar sprak, hoe duidelijker het ook werd dat er nog meer verhalen over haar familie te vertellen waren. Ook voor 1942 waren er verschrikkelijke zaken gebeurd. Aleksandra’s vader was immers niet alleen een kozak, hij was ook een koelak, een zelfstandige boer dus, en in de ogen van de prille Sovjetunie een vuige kapitalist die het best uitgeroeid kon worden. Aleksandra werd geboren in 1924, het jaar dat Lenin stierf en Stalin de macht naar zich toetrok. Oekraïne, dat over de vruchtbaarste landbouwgronden van de hele unie beschikte, zou de graanschuur der Sovjets worden. Er werden onwaarschijnlijk grote opbrengsten in de vijfjarenplannen ingeschreven en die moesten gehaald worden, ook wanneer de oogst bijvoorbeeld mislukte, zoals dat in 1928 en 1929 gebeurde. Want mislukking bestond niet, er was alleen sabotage. En dus werden er milities naar Oekraïne gestuurd die de koelakken een lesje moesten leren. Miljoenen mensen werden gedeporteerd en er werden Russische boeren ingevoerd om hun plek in te nemen op de reusachtige kolchozen die voortaan de kleine boerderijen zouden vervangen. Maar de hongersnood nam alleen maar toe, samen met het kannibalisme. Uiteindelijk zouden er begin jaren 1930 naar schatting 3,5 miljoen Oekraïners sterven. Het staat in de geschiedenisboeken als de Holodomor.

En dan was er nog 2014 natuurlijk, en het nieuwe geweld in Oekraïne, waarbij de Krim weer Russisch werd en het oosten van het land een eigen koers ging varen. Ook dat verdriet wou Weeda in haar roman die sterk doet denken aan Nino Haratischwili’s Het achtste leven (voor Brilka). “Het verleden is in Oekraïne nooit helemaal voorbij,” zegt Weeda, “De Russen aanzien Kiev Roes, het vroegmiddeleeuwse Kievse Rijk, immers nog steeds als de wieg van hun cultuur. Poetin schreef onlangs nog een essay waarin hij zei dat Rusland, Belaroes en Oekraïne bij elkaar horen. Vandaar dat ik een deel uit de dankrede die Svetlana Alexijevitsj uitsprak toen ze in 2015 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg als motto heb gekozen voor mijn roman: ‘Ik durf te zeggen dat we onze kans van de jaren negentig hebben gemist. Bij de keus tussen een sterk land en een waardig land, waar het goed leven is, werd gekozen voor het sterke. Het is weer de tijd van de kracht. Russen vechten tegen Oekraïners… Een tijd van hoop is vervangen door een tijd van vrees. De tijd loopt achterwaarts.’ De voorbije zeven jaar ben ik vaak naar Oekraïne gereisd. Sinds de Maidanrevolutie van 2014 draagt dit land zijn nationaliteit meer dan vroeger. Over politiek wordt er veel gesproken, ook door mensen van mijn generatie, de eerste post-Sovjetkinderen dus. Iedereen heeft het over de vruchtbare zwarte aarde van het land en de nationale vlag wordt er met zoveel respect behandeld dat het vreemd aanvoelt voor ons West-Europeanen. Men heeft er meer hart voor het land.”

Esther Safran Foer, de moeder van Jonathan, toonde me een paar jaar geleden de twee glazen potjes met Oekraïense zwarte aarde die ze op haar schoorsteenmantel heeft staan, aandenkens aan de geboortegrond van haar ouders. Zie je je ook zoiets doen?

“Een potje aarde meebrengen naar Nederland misschien niet, maar het land betekent wel veel voor me. Mijn emotionele hart is zeker Oekraïens. Nederland is na Japan het meest georganiseerde land ter wereld. Als je van hier naar Oekraïne reist merk je meteen dat het leven er anders is. Je weet ’s ochtends niet wat er ’s middags zal gebeuren. Er zitten best wel veel putten in de weg en de boel valt uit elkaar, maar het leven is er minder georganiseerd, en dat vind ik prettig. Het is ook een veel gastvrijer land. Al lijken de mensen op het eerste gezicht misschien vrij nukkig, eens je door die barrière heen bent, voel je hun warmte. Dat hun land en hun zwarte aarde iets voor hen betekenen vind ik ook mooi. Vijf jaar geleden heb ik samen met fotografe Robin Alysha Clemens een maand lang door Oekraïne getrokken. We bezochten vier steden, Kiev, Lviv, Odessa en Dnipro, en praatten met honderd jongeren van rond de dertig. We wilden weten wat het land voor hen betekende en ik denk dat ik daar te horen heb gekregen wat ik hier mis, een soort strijdbaarheid. Die jonge generatie stelt zich echt vragen over de identiteit van haar land. Al geldt dat niet voor iedereen natuurlijk. Zo spraken we ook met een paar raketbouwers die terug wilden naar de tijd van de Sovjetunie omdat alles toen veel gezelliger was. En in Odessa ontmoetten we een joodse jongen die zei dat het zo slecht ging met Europa omdat we een geboortegraad van slechts 1,4 hebben en we te veel vermenging van volkeren toelaten, terwijl hij en zijn vriendin dertig kinderen wilden maken. Het idealisme van de meesten onder hen vond ik echter aanstekelijk. Pas op, zeiden ze, want je leeft in ‘bored Europe’, verveeld Europa dus, en je merkt niet wat er om je heen gebeurt. Daar zit wel iets in, al zou het natuurlijk ook kunnen dat ik gewoon te veel romantiseer.”

Misschien, maar misschien ook niet, want een idealisme zoals dat in Oekraïne leeft kennen wij toch echt niet meer?

“In Nederland zijn we heel erg bezig met ons koloniale verleden. Ik werk als literair programmamaker en probeer daar ook over na te denken, en zo inclusief mogelijk te programmeren, maar ik denk dat er een Nederlandse houding is die het moeilijk maakt om een echt gesprek te voeren. Een van mijn beste vrienden is half Oekraïens. Soms zitten we in de kroeg te discussiëren en dan scheert ons volume hoge toppen. Dat zie je Nederlanders gewoon niet doen. Dat betekent niet dat mijn Oekraïense familie over alles durft te praten. Wanneer ik mijn oudtantes politieke vragen stelde, werden de hete hangijzers netjes omzeild met heel veel en wodka en met een paar heb ik zelfs een flinke ruzie gehad, al werd die vlug weer bijgelegd. Maar er is wel een strijdbare generatie die open staat voor nieuwe ideeën, die naar Europa kijkt en de handen uit de mouwen wil steken. Die zie je in Nederland niet. Neem nu de toeslagenaffaire waar de vorige regering over is gevallen. Die lijkt iedereen volkomen koud te laten. Waarom gaan we met zijn allen geen pakken vla tegen de muren van het Binnenhof gooien, denk ik dan. Als iets een Nederlander niet persoonlijk raakt, reageert hij niet.”

In die zin leven wij inderdaad in bored Europe natuurlijk. Hier word je niet opgepakt omwille van je politieke voorkeuren, zoals dat in je boek, en in de Donbas van vandaag wel gebeurt. Het is makkelijk om van hieruit bijvoorbeeld kritiek te geven op patriottische gevoelens die sommige Oekraïners koesteren?

“Heel makkelijk inderdaad. Oekraïne ligt heel dichtbij, maar is tezelfdertijd heel ver weg. Die grens is dun. Het ligt tegen de rand van Europa aan. De letterlijke betekenis van Oekraïne is trouwens ‘grensland’. Ik denk dat mensen hier een beetje huiverig zijn voor een land als Oekraïne. De mensen zijn daar corrupt en gevaarlijk, terwijl het gewoon mensen zijn natuurlijk, die langzaam aan het weg bewegen zijn van de Sovjettijd en iets anders proberen op te bouwen. Maar ik denk dat je gelijk hebt over dat oordelen. Vandaar dat ik vond dat mijn boek er ook moest komen. Het begon wel met het verhaal over mijn oma en haar deportatie, maar terwijl ik schreef werd het verhaal over het verdeelde Oekraïne waar Rusland en Europa aan twee zijden aan trekken steeds belangrijker. Ik wou dat land een gezicht geven, want het lijkt vaak dat niemand ermee bezig is. Maar het is nodig dat we dit weten.”

De meest duistere periode uit de Oekraïense geschiedenis krijgt in je boek een prominente plaats, de Holodomor. Hoe kon een regime zo blindweg zijn eigen volk uitroeien?

“Oekraïne heeft zich heel lang verzet tegen de bolsjewisten. ‘Wanneer we Oekraïne verliezen, verliezen we ons hoofd,’ zei Lenin, doelend op het belang van het land voor de unie. Eens je het in je macht hebt, heb je immers ook miljoenen mensen om voor je te werken. Stalin wou de slabakkende Russische economie op een paar jaar tijd op Europees niveau tillen en daar moest alles voor wijken, ook de Oekraïense bevolking. Pas recent is er wat onderzoek gedaan naar de Holodomor. Veel is er dus niet over geweten. Het land zat toen echt op slot. Niemand kwam erin. De grote vraag is of het genocide was of hongersnood. Het verschil is in dit geval miniem, net zo miniem als dat tussen oorlog en crisis in de huidige Donbas. Terminologie is hier heel belangrijk. De sovjets wilden het Oekraïense platteland dekoelakkiseren, was de officiële versie van wat er begin jaren 1930 gebeurde. Dus werden die gedeporteerd. Maar wat als je in een dorp geen koelakken of rijke boeren waren? Dan werden alle andere boeren op transport gezet. De samenleving is toen op grote schaal stelselmatig vernietigd. Het was pure terreur. Mijn oma zegt dat ze geen slechte herinneringen heeft aan die tijd, maar ze verloor toen wel haar zus. Ik vond het nodig om hierover te schrijven omdat het tekenend is voor de geschiedenis van Oekraïne, en voor de rondjes die het land draait, want het geweld en het verdriet keren om de zoveel tijd terug. Er komen nieuwe mannetjes aan de macht. Ze komen je een bezoekje brengen op je boerderij en wanneer je niet voor hen werkt word je doodgeschoten of gedeporteerd. Dat is in een notendop de geschiedenis van Oekraïne. De demografie wordt om de paar generaties uit elkaar getrokken en weer bij elkaar gevoegd. Het lijkt me moeilijk om in die constante verdeeldheid een huis en een huishouden te moeten opbouwen.”

Of een paleis, want op hetzelfde moment dat in Oekraïne miljoenen mensen de dood ingejaagd werden, maakte men in Moskou plannen voor het Paleis van de Sovjets?

“Dat paleis was slechts een van Stalins megalomane projecten, maar wel het meest symbolische. Er moesten reusachtige gebouwen komen in Moskou. Dat ze ook een functie dienden te hebben was bijzaak. Het Paleis van de Sovjets zou op de plek komen waar de Christus Verlosserkathedraal stond. Die werd in 1931 gesloopt. Het Paleis zou maar liefst 416 meter hoog worden, waarvan de bovenste 100 meter een kolossaal beeld van Lenin zou zijn. Het zou het grootste gebouw ter wereld worden, hoger dan de Eiffeltoren en de Empire State Building. Uiteindelijk was het niet meer dan een dick measuring contest, maar wel een met kolossale sociale en economische gevolgen. 15% van de cement- en betonproductie van de hele Sovjetunie was nodig om dit ene, overbodige paleis te kunnen bouwen. Veel verder dan de fundamenten is men echter nooit geraakt. Daar stak WO II een stokje voor, en na de dood van Stalin besliste Chroesjtjov om het project af te voeren en er het grootste openluchtzwembad ter wereld van te maken, een cirkel met een diameter van 130 meter. Maar Stalin heeft wel een aantal andere gebouwen neergezet, even groot en overweldigend. Die gebouwen moesten niet alleen imponeren, maar ook angst aanjagen. Ze hadden een politieke functie. In mijn boek beschrijf ik hoe op het bureau van Stalin een lijst namen ligt van mensen die vermoord moeten worden. Die lijst bestond echt. Er is een foto van te vinden op internet, en wanneer je ze bekijkt zie je dat Isaac Babel op plaats twaalf staat. Bovenaan staat er een krabbel van Stalin: ‘Doe maar’. Voor mij is dat de samenvatting van hoe dat systeem werkte. En de reden waarom in het Oost-Oekraïne van vandaag mijn oudtante niet durft te praten over wat ze om zich heen ziet gebeuren. We zijn gewoon weer terug bij af. En wat doen wij hier in West-Europa? Wij kijken toe en denken: wat een zooitje is het daar.”

We kijken toch niet altijd toe? Soms mengen we ons in de zaak. Volgens sommigen is de in 2014 getekende Associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne de voornaamste oorzaak van de strubbelingen van de voorbije zeven jaar. Was dat geen rode lap voor de Russische stier?

“Dit is een vraag waar ik al lang mee zit, zeker na de moord op een paar van mijn familieleden. Op het Maidanplein roepen dat Oekraïne maar lekker Europees moet worden, zoals sommige westerse politici in 2014 deden, was wellicht niet provocerend bedoeld. Alleen denk ik dat als je dat roept, je misschien niet zo goed begrijpt waar Oekraïne ligt op de kaart. Het land heeft een tussenpositie en zit klem tussen twee blokken. Het is trouwens ook niet zo dat er in Oekraïne alleen maar Oekraïners wonen. Er wonen ook veel Russen. Het was nu eenmaal zo dat er ten tijde van de Sovjetunie heel veel volkeren verplaatst werden, al dan niet gedwongen. Mijn oom die in Odessa woont spreekt bijvoorbeeld Russisch. Als je daar als westers politicus geen oog voor hebt, ben je naïef. Ik denk dat het belangrijk is om te beseffen hoe vast Oekraïne zit en wat de lange geschiedenis is die het land met zich meetorst. Mensen grijpen terug naar gebeurtenissen uit een ver verleden om aan te tonen wat hun land is en waarom de grens hier moet liggen en niet daar. En daardoor gebeuren er ook heel veel verschrikkelijke en nutteloze dingen. Keer op keer worden regio’s opzettelijk gedestabiliseerd en in crisis gebracht. Daar kun je als EU dan hulp bieden, denk ik, al heb je natuurlijk het risico dat die hulp algauw politiek wordt. Drie jaar geleden was ik in Sint-Petersburg. In een underground filmhuis raakte ik aan de praat met een meisje dat me zei dat ze niet meer was dan een gewoon mens, en niet de president, en dat zij niet verantwoordelijk gehouden kon worden voor de Russische politiek. Misschien is dat wel wat ik wil antwoorden op deze vraag, dat ik geen antwoord wil geven, omdat het zo precair en zelfs gevaarlijk is om daar vandaag iets over te zeggen. Wat ik in ieder geval wil is dat mijn familie gezond en veilig is. Wat er ook gebeurt met de Donbas, of het een onafhankelijke staat wordt of niet, ik heb daar geen zeg in. In die buurt liggen ook Abchazië en Zuid-Ossetië. Als je Instagram mag geloven is het de nieuwe Rivièra. In de jaren 1990 vonden daar de grootste gruweldaden plaats, zoals we weten uit Nino Haratischwili’s De kat en de generaal. Het zijn stukjes land waar je als politicus je handen niet aan moet willen branden. Je wil gewoon dat er rust is, net zoals de meeste mensen die er wonen dat willen. Wanneer je de onrust oppookt, maak je dat de lokale bevolking een kant moet kiezen en dat er slachtoffers vallen, en dat is wel het laatste wat je als politicus wil doen.”

Is het uiteindelijk wel zo verstandig om je identiteit op te hangen aan oorlogen die honderden jaren geleden zijn uitgevochten? Zo komt er toch nooit een einde aan de strijd?

“Ik zit daar zelf ook wel wat mee, want mijn trots op het land en de kozakken impliceert natuurlijk een soort achting voor het verleden en de traditie, een bepaalde klederdracht of je haar opzij opscheren en het in een lange vlecht op je rug dragen. Anderzijds kan ik me niet voorstellen wat het betekent om in een land te wonen waarin wat je had opeens niet meer bestaat. Hoe bouw je na zeventig jaar Sovjetrepressie, angst en jezelf niet mogen zijn iets nieuws op? Of kun je dan alleen nog maar terug naar dat oude dat ooit onderdrukt werd en waar je zo trots op bent? Toen ik een paar jaar geleden in Georgië was, merkte ik het ook. Op restaurant eet je daar een beperkt aantal gerechten, zoals in aubergine gerolde walnotenmousse bijvoorbeeld. Het is een traditioneel gerecht dat extreem vaak gegeten wordt omdat het in het verleden niet geapprecieerd werd, net zoals je volkslied zingen bijvoorbeeld, of in Oekraïne Oekraïens spreken. Ik kan dus begrijpen dat je daar terug naartoe wil omdat je al decennialang verplicht bent geweest om toneel te spelen. Dat je zoals in Oekraïne keuzes moet gaan maken bemoeilijkt de zaken nog. Je voelt je Russisch, je spreekt Russisch en je eet Russisch, en toch besef je dat je dit ooit moet laten gaan, want als je blijft vasthouden aan je achtergrond, houdt het niet op. Stel dat Nederland en België nog steeds over 1830 bezig zouden zitten, dat zou ons toch geen meter vooruit helpen?”

Of misschien moeten we op andere facetten van het verleden focussen en niet op de oorlogen? Is het daarom dat je je hoofdpersonage Lisa een door haar oma geborduurde doek terug laat brengen naar Oekraïne? Een doek ook waarop de familiegeschiedenis wordt verteld in rode en zwarte lijnen, waarbij rood voor liefde staat en zwart voor verdriet?

“Ieder gebied in Oekraïne heeft een eigen traditionele steek of borduursel. Op mijn werktafel ligt bijvoorbeeld een kleed uit de streek van Lviv dat ik ooit van een vrouw cadeau kreeg omdat ik zo vruchtbaar mogelijk moet zijn de rest van mijn leven. Heel lief natuurlijk, maar toch ook wat intens. Wellicht is de doek er omdat mijn oma te oud is om zelf nog naar Oekraïne terug te keren, maar de band tussen oost en west wel heel hecht blijft. Zo moet het ook voor mijn oma aanvoelen, denk ik, dat er maar weinig meer rest, maar dat er tezelfdertijd ook zo veel is dat ons verbindt.”

Eerder verschenen in De Morgen