"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Alle dingen nieuw

Zondag, 14 februari, 2021

Geschreven door: Erik Borgman
Artikel door: Bert Altena

Theologie voor de 21e eeuw

[Recensie] Met Alle dingen nieuw verschijnt het eerste deel van de trilogie waarin Erik Borgman een theologische visie voor de 21ste eeuw presenteert. Een boek dat er al lang zat aan te komen en waarvan het goed is dat het er nu ligt.

Het is een overweldigend en bewonderenswaardig boek, vanwege de veelheid aan stemmen en invalshoeken. Borgman, hoogleraar publieke theologie en lekendominicaan, heeft een brede belangstelling en confronteert de lezer met paginalange analyses van eigentijdse romans, jazzmuziek en schilderkunst. Verrassend, want dat verwacht je niet meteen in een dogmatiek. Daarnaast introduceert hij tal van figuren die bij veel lezers onbekend zullen zijn. Sally Read, Caryll Houselander, Madeleine Delbrêl, Alfred Delp? Ik had er tenminste nog nooit van gehoord.

Alle dingen nieuw is daardoor een caleidoscopisch boek geworden, omdat het allerlei veelkleurige perspectieven laat zien, terwijl het tegelijkertijd op een helder uitgangspunt is gebaseerd. Bij Borgman geen antropologisch vloertje of een godsdienstwetenschappelijke aanloop. Hij springt meteen in het theologisch diepe. In zijn visie, zwaar leunend op de katholieke kerkleraar Thomas van Aquino (13e eeuw), doet de theologie denkend wat het geloof in de praktijk van het gewone leven doet.

God is aanwezig in onze werkelijkheid. Dat hoeft niet bewezen te worden, integendeel, dat moet verkondigd en gevierd worden. De theologie doordenkt dat gegeven en verheldert het voor het forum van de moderne cultuur.

Boekenkrant

“Geloof is dus alleen echt toegankelijk van binnenuit, als uitdrukking van een eigen logica in een taal met een eigen grammatica” (40).

Het eerste deel van zijn ‘dogmatiek’ draagt de titel Invocatio. God wordt aangeroepen. Theologie heeft dan ook bij Borgman veel weg van ‘preken’ (55), het is ‘een gebed’ (66), ‘een vorm van eredienst’ (193) en hij noemt Alle dingen nieuw ‘in zeker opzicht missionair’ (42) en zelfs ‘een feestlied’ (318).

Het geloof is goed van zichzelf en niet ergens goed voor. Het is dus in de visie van Borgman ook niet een keuze of een optie, dat is taal van onze moderne cultuur. Geloof is een gave en eenmaal die gave ontvangen, is het de verantwoordelijkheid van de theologie deze gave te expliciteren.

Dit basale uitgangspunt, waarin theologie het geloof van het dagelijks leven doordenkt, vinden we door het hele boek heen terug. Bij Borgman is daarnaast van belang dat theologie voortkomt “uit het gebroken leven dat in zijn gebrokenheid getuigt van Gods liefde”. Gods liefde en Gods betrokkenheid geldt vooral “het in de gebruikelijke blik onooglijke (…) theologie ontspringt aan het dwaze, het zwakke, het geringe, het verachte en het niets, dankzij Gods nabijheid” (104). Vandaar in zijn boek veel aandacht van getuigenissen waarin dat dwaze en zwakke en geringe zich meldt, als vindplaatsen van het goddelijke. “Geloof in het kwetsbare gegevene als het genadig geschonkene dat om dankbaarheid en toewijding vraagt” (119). Niet zozeer om aangepakt of verbeterd te worden, of komt dat in de volgende aangekondigde delen Creatio en Renovatio aan bod?

Borgman haalt zijn inspiratie uit allerlei bronnen, binnen maar vooral buiten de theologie. Het is opvallend dat hij, met uitzondering van Thomas van Aquino, nauwelijks met andere theologen in gesprek is. Ze worden wel opgevoerd, er is een uitgebreid personenregister, maar meer als illustratie dan dat Borgman theologisch in discussie is. Ook de gangbare bespreking van dogmatische begrippen zoek je tevergeefs in dit boek. Dat geeft er een bijzondere suggestieve eigenheid aan, tegelijk markeert het misschien ook een mankement. Borgman roept van alles op in een soms overrompelende stijl, maar je mist de bredere inbedding in de hedendaagse theologie.

Wat volgens de ondertitel een ‘theologische visie voor de 21ste eeuw’ is, blijkt op de achterkant ‘een nieuwe katholieke theologie’ te zijn geworden. Bij dat laatste mist het ‘Rooms’ voor katholiek. Want Borgman blijkt tamelijk chauvinistisch te zijn in de keuze van zijn inspiratiebronnen. De oecumene blijft volledig buiten beeld. De enige protestantse theoloog die meer dan oppervlakkig aan bod komt is Paul Tillich, maar die wordt genadeloos afgefakkeld (87 – 97). Nu kun je van alles op Tillich tegen hebben, en op zijn theologie, bijvoorbeeld dat deze te abstract blijft (zoals Borgman ook stelt), maar dat het bij Tillich om een soort wereldvlucht in zelftranscendentie zou gaan, lijkt mij niet een faire weergave. Bij Tillich gaat het altijd om het actuele en dynamische van het geloof in de eigen existentiële situatie. Is dat zoveel anders dan Borgman beoogt?

In ieder geval, deze Duits-Amerikaanse theoloog wist in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een groot publiek te bereiken met zijn boeken én nog meer met zijn preken. Die tijden lijken ver achter ons te liggen. Of Borgman in de 21ste eeuw met zijn Alle dingen nieuw een brug kan slaan naar ‘het publieke domein’, wat het boek beoogt (36), is zeer de vraag. Daarvoor is het toch, bij al het vernieuwende in zijn aanpak, te veel van binnenuit geschreven, voor eigen parochie dus. En is dat voor een publieke theoloog uiteindelijk niet te min?

Regelmatig haalt Borgman met instemming de huidige paus Franciscus aan. Zo ook op 191 met een prachtig citaat:

“De theoloog die tevreden is met zijn volledige en sluitende gedachtegang, is onbeduidend. De goede theoloog en filosoof heeft een open, dat wil zeggen onvolledige gedachtegang, altijd open voor het maius (het grotere, BA) van God en van de waarheid, altijd in ontwikkeling”.

Daarom zie ik met belangstelling uit naar de volgende delen van dit imposante project.

Eerder verschenen op NieuwWij en op Bert Altena