"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Altijd iets te vinden

Donderdag, 4 februari, 2021

Geschreven door: Wieteke van Zeil
Artikel door: Michiel van Kempen

Fladderen door de kunstwereld

[Recensie] Laat ik maar met de deur in huis vallen: Altijd iets te vinden is een heerlijke oefening in het fladderen door de kunstwereld. Kunsthistorica Wieteke van Zeil heeft een aanstekelijk vrolijke manier om je mee te nemen door musea, galeries en particuliere collecties dwars door de eeuwen en continenten heen. Of het nu gaat om een Bijbelse voorstelling uit 1657 waarin zij zonder aarzeling de Thora, de Bijbel en de Koran bij elkaar ziet komen, een Perzische miniatuur waarin zij twee gays ontwaart die aan elkaars haar zitten te friemelen, of een zwarte Jezus van de Amerikaanse schilder Kehinde Wiley die zij verbindt met het tv-spektakel The Passion en met Hans Holbein: Van Zeil zoemt op de honing af en laat je als lezer en kijker volop mee snoepen. Het alledaagse en het verhevene, het nabije en het verre, de Oost en de West: de auteur vliegt paspoortloos over de grenzen.

Naar onze tijd

Wieteke van Zeil begint met zes paragrafen waarin zij principes uit de doeken doet die belangrijk zijn voor de kunstliefhebber, en zij onderbouwt die principes met de resultaten uit psychologisch en ander wetenschappelijk onderzoek. Die principes zijn:
– 1. Stel je mening uit (die kan het social media-volkje in zijn zak steken!).
– 2. Wat je vindt, ben jezelf (een gewaagde stelling als je denkt aan de pornovoorstellingen waarmee Jeff Koons zijn bankrekening spekte).
– 3. Wat je niet begrijpt, houdt je nieuwsgierig (een aansporing om telkens opnieuw te kijken en die nieuwsgierigheid is ook goed voor ons immuunsysteem, legt Van Zeil uit).
– 4. Kunst is geduldig, nu wij nog (waarschuwing tegen gemakzucht).
– 5. Je had erbij moeten zijn (dat is toch wat wij nog nooit eerder zo hebben ervaren als bij de sluiting van theaters en concertzalen in deze coronatijd).
– 6. Omarm veranderlijkheid (van alle tijden, maar in tijden van denken over zwart en wit buitengewoon actueel).

Van Zeil zoomt telkens in op een detail in een kunstwerk en begint aan een draadje te trekken. In het bestek van enkele pagina’s ontvouwt zich dan de rest van het werk, vaak in een verrassende context. Zo bekijkt Van Zeil een zestigtal werken, plus de hele sliert die ze en passant meeneemt. Als kijker krijg je telkens eerst het detail te zien en dan op de volgende pagina het hele kunstwerk – prachtig gereproduceerd door de uitgever, die ook zwaar papier uitkoos voor de beste reproductie. Zo zie je bijvoorbeeld eerst een piepklein vogeltje dat aan een haarpin van een Japanse courtisane hangt, en daarna pas het kunstige haarwerk op de houtsnede uit ca. 1830. Met dit boek in de hand zou je elke dag één kunstwerk kunnen bekijken, dan heb je twee heerlijke maanden. Van Zeil lardeert die observaties dan ook nog met een vijftal essays die vanuit een wijdere scope de kunst naar onze tijd toe halen: over de (huids)kleur van Jezus, over de “ontdekking” van vrouwelijke artiesten in de kunstgeschiedenis, over de concentratie (of de-stressing) om kunstwerken te bekijken, over wat we zien in geschilderde gezichten en over de vernietiging van Baksy’s Girl with balloon tijdens een veiling live bij Sotheby’s.

Uit de bocht

Boekenkrant

Als je de zes openingsprincipes op het boek legt, dan vliegt kolibri Van Zeil ook enkele keren – het is bijna onvermijdelijk – uit de bocht. Het hardst gaat dat bij het beroemde schilderij van Nola Hatterman Op het terras uit 1930, dat te zien is in de grote Surinametentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam, zodra de corona-ellende het weer toelaat. Van Zeil zoemt in op de hand van de man die aan een tafeltje zit met een geblokt tafelkleedje waarop een glas bier. Zij ontwaart in de hand de spierkracht van het model, de bokser Jimmy van der Lak. Maar zoals Ellen de Vries heeft achterhaald: de man is helemaal niet de bokser Jimmy van der Lak, maar de trompettist Louis Richard Drenthe. Daar gaat dus het hele detail en het hele boksersverhaal. Het is een raadsel waarom deze tekst toch is opgenomen, want de onthulling over het model was al lang en breed bekend toen Van Zeils boek ter perse ging.

Een kleinere uitglijder lijkt me dat Van Zeil stelt dat de beroemde clip van Beyoncé en Jay-Z Apeshit “in het geheim geschoten” zou zijn in het Louvre (p. 28). Zou Van Zeil het zelf geloven: twee wereldsterren met een compleet corps de ballet gefilmd met verschillende camera’s voor de Mona Lisa en voor een van de grote iconische Franse schilderijen, de kroning van Napoleon, in het zwaarst bewaakte museum ter wereld? Apekool natuurlijk.

Spijtiger en naar mijn idee compleet in tegenspraak met de principes uit de openingsparagrafen zijn sommige uitspraken die Van Zeil doet bij het beroemde schilderij Tehamana van Paul Gauguin, een 13-jarig meisje met wie hij korte tijd samenleefde op Tahiti. Van Zeil oordeelt categorisch: “Gauguin was een viezerik.” Meteen in de volgende zin mag Picasso ook bij de stapel geperverteerden, hij had immers toen hij 42 was een relatie met een vriendin van 17. Blindelings schaart Van Zeil zich hier achter de Australische comédienne Hannah Gadsby die walgde van Picasso.

Moraalridder

Daarmee degradeert Van Zeil zichzelf opeens na 265 pagina’s tot een tutje. Niet omdat je een relatie met een jong meisje zou moeten goedkeuren als het om een kunstschilder gaat, maar omdat je in een boek dat juist één reclamefilm is voor de open blik, opeens je schaart achter het bedompte oordeel van een Australische moraalridder die als lesbienne walgt van een man die een relatie heeft met een 17-jarige. Laten we er even aan herinneren dat je in Nederland mag huwen vanaf je zestiende. Maar nog los daarvan: het gaat bij kunst voortdurend om jouw persoonlijke en kritische verhouding tot wat je ziet; dan moet je niet opeens gaan partij-kiezen, doe dat maar in een stemhokje. Zelfs als je, zoals bij Gauguin, een moreel oordeel hebt over het samenleven met een 13-jarig Polynesisch meisje, dan mist Van Zeil in dit boek over oordelen hier een enorme kans om iets zinvols te schrijven over de discrepantie tussen een fenomenaal schilderij en hoe dat misschien verandert wanneer je bepaalde biografische informatie over de kunstenaar erbij betrekt (het oude debat, zoals dat ook gevoerd is over de fenomenale romans van Louis-Ferdinand Céline en diens rabiate antisemitisme, is Puccini’s Madame Butterfly opeens geen grote opera als we weten dat Cio-Cio San het 15-jarige liefje van Pinkerton was?).

Nu, in de herdruk die dit boek van mij absoluut mag krijgen, zal de paragraaf over Nola Hatterman toch wel moeten sneuvelen en dan mogen ze van mij Gauguin op deze manier er ook uitkieperen. Wat geeft het bij alle verrassingen in dit boek. Er zal een nog heerlijker lees- en kijkboek overblijven.

Eerder verschenen op Caraïbisch uitzicht