"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Altijd november

Woensdag, 15 februari, 2012

Geschreven door: Gerry van der List
Artikel door: Hannah van Pijkeren

Karikatuur of lofzang?

In het leven van een alleenstaande veertiger is het veelal herfst. Zeker als dat leven geleid dient te worden in een samenleving die steeds meer verloedert, waar met name mensen van Marokkaanse afkomst schuld aan hebben. Kort door de bocht is dit de levensvisie van Peter van Rijswijk, hoofdpersoon in het debuut Altijd November van Gerry van der List.

Hoofdpersonage Van Rijswijk leidt een eentonig leven als universitair docent. Lange tijd heeft hij een relatie met Ellen, maar deze strandt wanneer zij verliefd wordt op een man van Marokkaanse afkomst. Het leven van Peter wordt er niet leuker op. Met televisie, werk en zo nu en dan een afspraak buiten de deur komt hij zijn dagen maar moeizaam door. Zo nu en dan heeft hij een vriendin of maakt hij een reis naar seksparadijzen als Thailand of Las Vegas. Waar van Rijswijk ook is, hij vindt altijd wel iemand om zijn ideeën over het huidige rechtse kabinet of de multiculturele samenleving mee te delen.

De beschouwingen van de hoofdpersoon roepen vanaf het begin al direct irritaties op, halverwege de roman slaan die om in weerzin. Dat komt vooral door de korte, van vooroordelen vervulde passages:

‘de Surinamer begon pas te bewegen op het moment dat de conducteur het woord tot hem richtte. Het gebonk dat uit zijn ipod opsteeg, moest het onmogelijk maken iets te verstaan van het gesprokene, maar hij toonde zich wel bereid een verfrommeld kaartje te tonen. De medewerker van de Nederlandse Spoorwegen knipte er netjes een gaatje in en zei: “Ik ben bang dat u verkeerd zit. U hebt een kaartje voor de tweede klas gekocht, zie ik, en dit is de eerste klas. Dus ik wil u vragen te verhuizen.” De donkere man was door de oerwoudklanken in zijn koptelefoontje nog altijd niet in staat tot menselijke communicatie, stak het kaartje weg en staarde weer naar buiten.’

Archeologie Magazine

Het boek bevat veel van dit soort beschrijvingen van mensen met een buitenlandse afkomst, maar ook van vrouwen, die kortweg worden gepresenteerd als ‘lekker’ of ‘lelijk’, ‘slim’ of ‘dom’. Het zijn die makkelijke en kleingeestige gedachten en uitingen van de hoofdpersoon, die hem vlak en bovendien weinig interessant maken. De roman biedt helaas ook geen enkel tegengeluid op dit gebied, wat dit debuut oppervlakkig en niet intelligent maakt: elke vorm van gelaagdheid is ver te zoeken.

Enige hoop kan wellicht het feit zijn dat het boek is opgedragen aan ‘Henk en Ingrid’. Heeft Van der List hun bekrompen wereldbeeld willen schetsen? Moeten we het werk opvatten als een provocatie? Een interview in het radioprogramma Dit is de dag van 28 december jl. doet die hoop snel vervliegen: de auteur legt hierin aan journalist Thijs van den Brink aan dat hij het rechtse geluid juist een stem heeft willen geven. Nu zou zo’n roman op zichzelf best vernieuwend en controversieel kunnen zijn. Helaas mist het deze uitwerking door het feit dat Van der List zijn werk zo’n ongenuanceerde klank meegeeft dat het vooral een langgerekte klaagzang blijft, waarbij de hoofdpersoon in een alles verlammende slachtofferpositie vastzit: Henk en Ingrid in een roman.

Ook de structuur van het boek is problematisch: zo zijn de overgangen vreemd en niet vloeiend. De tijdssprongen in de roman zijn te groot, komen totaal onverwacht en zijn daardoor verwarrend voor de lezer. Een voorbeeld hiervan is een pagina die eindigt met een autorit die nog in volle gang is, om vervolgens op de volgende bladzij direct over te gaan in een treinreis naar Amsterdam.

Heeft de roman nog een aantal positieve punten? Een paar. Zo is de emotie van de hoofdpersoon mooi beschreven bij de begrafenis en krijgt Peter iets meer diepgang als hij enige tijd in een klooster verblijft om aan roman te werken. Hij vergelijkt de profane liefde met het religieuze hunkeren van de monniken en komt uit op een overeenkomst: ‘Hunkeren is geen keuze. Hunkeren is een lotsbeschikking.’ Tot slot is er een aantal betogen van Peter beschreven in de roman, die van een scherp observatievermogen getuigen:

‘Boeddhisten zijn ontgoochelde figuren die zo vaak zijn gevallen dat het ze uiteindelijk maar beter leek om gewoon te blijven liggen. Maar als je je niet opricht, breng je nooit iets tot stand. Hartstocht gaat inderdaad gepaard met teleurstellingen, maar maakt het bestaan wel de moeite waard. Als je wilt leven zonder passie, kun je net zo goed dood zijn. Zoals de dichter zegt:

’Wil mij nooit de dompe vreugde geven.
Van den wijze, die niet meer begeert. Laat die vlam altijd mijn hart verteeren.
Door wier brand ik droefste dagen duld.
Laat mij hijgen in een fel begeren.
Zó verlangend en zó onvervuld.’


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.