"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Amsterdam door de ogen van Carel Willink

Donderdag, 13 januari, 2022

Geschreven door: Rémon van Gemeren
Artikel door: Jan Stoel

De relatie tussen werkelijkheid en fantasie

[Recensie] 5 april 2009. In mijn beleving is het alsof het gisteren was. Op die dag maakte ik onder leiding van een kunsthistoricus een wandeling door Amsterdam Zuid, de buurt waar Carel Willink woonde en werkte. De rondleider maakte me attent op de rol van de architectuur uit dit deel van Amsterdam op het werk van Willink [1900-1983]. Hoogtepunt van de dag was een bezoek aan het atelier van de kunstenaar waar zijn weduwe Sylvia Willink-Quiël de rondleiding verzorgde. Het was of je een tijdscapsule binnenstapte. Nu zovele jaren later werd ik meer dan aangenaam verrast door het bij WBooks uitgegeven Amsterdam door de ogen van Carel Willink. Publicist Rémon van Gemeren [biograaf van Willink en onder meer auteur van Schilder van tederheid, de veelgeprezen biografie van Jan Mankes] kan met dit werk opnieuw een pareltje aan zijn publicaties toevoegen.

Van Gemeren werkte voor dit boek samen met Sylvia Willink, de laatste vrouw van Willink. Hij leidt ons langs de plekken waar Willink de inspiratie voor zijn schilderijen vond. Dat zijn plekken vlakbij de Ruysdaelkade, waar de schilder het grootste deel van zijn leven woonde en werkte, het gebied vlakbij het Rijksmuseum. Willink fotografeerde op zijn wandelingen beelden, dieren [in Artis] en allerlei huizen, die later – altijd in een andere context – een plek kregen op zijn schilderijen. In dit boekwerk zien we de foto’s die de schilder zelf maakte, foto’s gemaakt door Sylvia Willink van de huidige situatie én de artistieke verwerking op doek. Van Gemeren gaat in de korte begeleidende teksten in op de achtergronden, de compositie, de beeldelementen en vervlecht er biografische gegevens in. Hij neemt je dus mee in de wereld zoals Willink die zag, de invloed van de klassieke oudheid en de sfeer en doet dat op een toegankelijke manier, in heldere taal. “De wereld vond hij geheimzinnig, ondoorgrondelijk en alles was vergankelijk. Dat gaf hem een gevoel van onzekerheid en uitzichtloosheid. Maar juist daarom klampte hij zich vast aan wat mooi was door het met liefde en plezier te schilderen. Zijn werk is een grote liefdesverklaring aan alle schoonheid in de zichtbare wereld,” schrijft Rémon van Gemeren over Carel Willink.

De werken van Willink zijn iconisch. Denk aan het schilderij De Zeppelin [1933], dat opgenomen is in de collectie van Museum MORE in Gorssel. Maar wist u dat het pand op het doek nu nog te zien is op de hoek van de P.C. Hoofstraat-Stadhouderskade. Op het schilderij staan vier mannen te zwaaien naar een zeppelin. Het wegdek lijkt nat te zijn, de bomen zijn kaal [symboliseert het de leegheid van het bestaan?], er is verder niemand op straat. Zien de mensen in de zeppelin de zwaaiende mannen? Het werk heeft iets mysterieus.

Willinks werk wordt wel realistisch of magisch realistisch genoemd, maar zelf sprak hij liever van fantastisch realisme. Hij verdraaide de werkelijkheid, reorganiseerde die. Hij sprak van arrangeren waardoor een vreemde, onwerkelijke sfeer ontstaat. Hij liet zijn fantasie gaan en voegde allerlei objecten in zijn schilderijen toe [neoclassicistische beelden, uitheemse dieren]. Dus enerzijds is alles herkenbaar, maar anderzijds vervreemdend. Willink brengt werkelijkheid en fantasie bijeen tot een nieuwe werkelijkheid. Het levert spanning op in zijn werk, stelt de kijker voor een raadsel, laat hem nadenken over wat hij ziet.

Boekenkrant

In het boek zijn naast schilderijen die in musea te bewonderen zijn, ook doeken te zien uit particuliere collecties én – dat is bijzonder – een werk uit 1932 dat verloren is gegaan, maar een perfect inzicht geeft in zijn werkwijze. Het doek heette De ontmoeting. Willink schilderde de Sint-Catharinakerk uit Amsterdam [in 1939 verdwenen], gelegen aan de Singel 425 waar nu de bibliotheek van de UVA staat, isoleerde het gebouw op een plein, met op de achtergrond wat neoclassicistische gebouwen, een kale boom en twee ‘geestelijken’ die elkaar ontmoeten. Verder is het leeg. Leegte, vervreemding en verlatenheid kenmerken het werk.

Ook in de portretten – en die maakte hij om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien – zien we de architectuur terug. Hij schilderde ooit één gebouw in opdracht, Herengracht 520, t.b.v. een verzekeringmaatschappij. Het zijn dit soort leuke wetenswaardigheden die het boek zo verfrissend maken. Van Gemeren strooit met biografische weetjes. Zo constateert hij dat Willink, die met vier vrouwen een relatie had [en alle vier hebben ze een plekje in het boek] “alleen op zijn laatste vrouw Sylvia ten diepste verliefd” was. Hij had twee vrienden, een Duitse studievriend en auteur Eddy du Perron. Menno ter Braak was ook een ‘waardevolle vriend’. En daarmee belanden we in de literatuur. Het gele huis uit 1934 [te zien in Museum Arnhem] is een befaamd werk van Willink. Het pand Vossiusstraat 54-55 stond er model voor. Het zijn de architectuur, de gele kleur, de twee stukken papier op de voorgrond, en de beklemmende sfeer die opvallen. Het schilderij werd voor auteurs als F. Bordewijk, Anna Blaman, Gerard Walschap, Henriette van Eyck, Anton Coolen en Elisabeth Zernike [zij was de eerste Nederlandse vrouw die bekroond werd met een literaire prijs voor het boek Een vrouw als zij; tevens zus van Anna Zernike, de echtgenote van Jan Mankes, waarover Van Gemeren dus schreef] de inspiratiebron voor de verhalenbundel Het gele huis te huur met op de cover het schilderij van Willink.

Amsterdam door de ogen van Carel Willink is een feest voor het oog, smaakvol vormgegeven door Studio Extrablond uit Amsterdam, en het is een plezier om het te lezen. En voor de echte liefhebber is er zelfs een ‘wandelkaart’ aan toegevoegd om zelf te ontdekken wat Willink zag. Het boek is dus in allerlei opzichten een echte eyeopener.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

Amsterdam door de ogen van Carel Willink

De schilder van tederheid

De kleine Couperus