"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Anatomie van een moment

Woensdag, 23 september, 2020

Geschreven door: Javier Cercas
Artikel door: Ger Groot

Op de grond!

Schrijver Javier Cercas documenteerde de aanloop, toedracht en gevolgen van de schietpartij in het Spaanse parlement in ’81. Ger Groot, die destijds in Madrid woonde, over de bijna-dood van een piepjonge democratie.

[Recensie] De beroemdste foto van de Spaanse overgang naar de democratie werd gemaakt in het Spaanse parlement op 23 februari 1981, enkele minuten over half zes in de middag. Luitenant-kolonel Antonio Tejero staat op het spreekgestoelte en schreeuwt de afgevaardigden toe die hij zojuist in gijzeling genomen heeft. Schuin onder hem houden enkele militairen de vergaderzaal onder schot. Op de achtergrond duiken fotojournalisten angstig weg op het bevel Al suelo todo el mundo – iedereen op de grond.

Aanstaande woensdag is het dertig jaar geleden dat de jonge Spaanse democratie bijna in de kiem gesmoord werd. Urenlang hield het land de adem in, totdat de koning om half twee ’s middags met een korte televisietoespraak een einde maakte aan de onzekerheid. De avond daarop trok een miljoen mensen door de straten van Madrid om te getuigen dat zij niet terug wilden naar een dictatuur. In andere Spaanse steden gebeurde hetzelfde.

Maar op de avond van de 23ste zelf bleef het angstvallig stil, zo constateert de schrijver Javier Cercas in zijn nu vertaalde boek Anatomie van een moment. Niemand kwam zijn huis uit om de democratie te verdedigen. Principeverklaringen van vakbonden, werkgevers, de kerk en zelfs de politieke partijen kwamen pas de volgende dag. Uit voorzorg vernietigden sommige linkse organisaties of personen alvast hun archieven of correspondentie.

Boekenkrant

In zijn minutieuze reconstructie van wat in Spanje ‘el 23-F’ heet, lijkt Cercas dat de Spaanse samenleving een beetje kwalijk te nemen. Zo weinig moed om datgene te verdedigen waarnaar tientallen jaren zo reikhalzend was uitgezien: groter kon het contrast met de reactie op de voorlaatste staatsgreep (van Franco in 1936) niet zijn. Meer nog dan een nieuwe dictatuur vreesden de Spanjaarden een herhaling van de Burgeroorlog.

Denkbeeldig was dat niet. De dood van Franco, ruim vijf jaar eerder, was in binnen- en buitenland met evenveel vrees als hoop tegemoet gezien. Iedere verdwijnende dictator laat de vraag achter: wat nu? In Spanje was bijna een wonder gebeurd en een democratie opgetuigd met alles erop en eraan. Maar economisch ging het slecht met het land en terroristisch geweld (van de ETA, van extreem-rechts) zette de zenuwen op scherp.

Daarom klonken de radiogeluiden die op die middag van de 23ste februari vanuit het parlement werden uitgezonden zo onheilspellend. Rechtstreekse televisiebeelden waren er nog niet. Alleen de kreten van de binnenvallende putschisten waren te horen, en vervolgens een reeks geweersalvo’s die het ergste deden vermoeden. Met mijn oor tegen de radio gedrukt (ik woonde sinds een half jaar in Madrid) zag ik in het parlementaire halfrond een slachting voor me die weinig goeds voorspelde voor wat nog komen kon.

Zo erg bleek het niet te zijn. De salvo’s hadden alleen in het plafond van de vergaderzaal wat schade aangericht. Een dag later was alles voorbij en begon de hele staatsgreep iets ridicuuls te krijgen. De verschijning van Tejero op de beroemd geworden foto droeg daar flink toe bij. Zijn martiale snor, onbehouwen soldatentaal en het rare hoofddeksel waarmee de Guardia Civil de Spanjaarden generaties lang angst had ingeboezemd, leken plots de rekwisieten van een operette waarom alleen nog maar te lachen viel.

Dat, zo maakt Cercas in Anatomie van een moment duidelijk, doet aan de ware dramatiek van el 23-F geen recht. Onthullender dan die foto zijn de tv-opnamen die bewaard zijn gebleven en die oorspronkelijk bedoeld waren voor het late journaal. Die dag moest er in het parlement gestemd worden over de installatie van een nieuwe regering. Toen de stemming door de inval onderbroken werd, bleven de camera’s nog ruim een half uur beelden doorsturen naar de regiekamer.

Ook die beelden kreeg Spanje pas later onder ogen (delen staan op Youtube) en pas daarop bleek hoe uitzonderlijk drie van de hoofdrolspelers van de Spaanse democratische overgang op de staatsgreep hadden gereageerd. Als enige parlementariërs hadden de communistenleider Santiago Carrillo, vice-premier Manuel Gutiérrez Mellado en premier Adolfo Suárez geweigerd Tejero te gehoorzamen en op de grond te gaan liggen, terwijl – zoals Cercas er als een dramatisch refrein steeds aan toevoegt – de kogels hun om de oren vlogen. Tot in de kleinste details tracht hij hun gedachten te raden. Op dat ogenblik, zo schrijft hij, consolideerden zij de rol die ze in de voorafgaande jaren hadden gespeeld en lieten zij zien uit welk hout ze gesneden waren.

Van dit drama had Cercas aanvankelijk een roman willen maken, zo schrijft hij in zijn voorwoord. De tragiek van het moment, de betekenis daarvan voor de Spaanse geschiedenis en de duidelijke contouren van het zich daarin aftekenende plot maakten het tot een ideaal romanonderwerp. Maar na enkele honderden bladzijden te hebben geschreven, legde hij het manuscript aan de kant. Niet omdat hij het verhaal niet rond kreeg. Integendeel. Op grond van wat hij over de staatsgreep gelezen had was het plot juist té afgerond.

Cercas’ roman hield geen stand tegenover de verwarrende en contradictoire zaken die naar voren waren gekomen in de talloze journalistieke boeken die inmiddels over de staatsgreep verschenen waren. Fictie vereenvoudigt de werkelijkheid, want een roman vraagt om een afgeronde vorm, zo meent Cercas. Maar wie overzicht en orde wil aanbrengen, moet eerst de chaotische realiteit hebben doorzien. Daarvan – zo moest hij erkennen – was hij nog ver verwijderd. En dus herschreef hij, op basis van hetzelfde materiaal, zijn boek in de vorm van een tastend onderzoek, vol onzekerheden, hypotheses, alternatieven en enerzijds-anderzijds.

Het resultaat daarvan is tenminste zo meeslepend als een roman zou kunnen zijn. In Cercas’ portrettering van Carrillo, Gutiérrez Mellado en Suárez komen drie tragische karakters naar voren die tot hun eigen verbazing een politieke titanenklus klaren waartoe zij volstrekt niet voorbestemd leken en die daarvoor nauwelijks de dank krijgen die ze verdienen. Carrillo ziet zich gemarginaliseerd binnen zijn eigen partij, die – in weerwil van haar heroïsche anti-franquistische verleden – na haar legalisering overvleugeld wordt door de socialisten van Felipe Gonzalez. Generaal Gutiérrez Mellado, ooit medeplichtig aan de staatsgreep van Franco, wordt gebruuskeerd door zijn oude strijdmakkers in het leger, die zich door hem verraden voelen en hem bij elke door de ETA gedode militair verder in het nauw drijven.

En premier Suárez, voortgekomen uit de franquistische Movimiento en tot zijn eigen verbazing architect van de Spaanse democratie, wordt ten slotte uitgekotst door iedereen, omdat hij vrijwel alle partijen een rad voor ogen had gedraaid. Principes, beloften en duur gezworen eden had hij zonder scrupules opzijgezet wanneer de Realpolitik daarom gevraagd had. Terecht, aldus Cercas, want wat heb je aan een schone ziel wanneer de werkelijkheid naar de verdommenis gaat?

In de malaise die zich van Spanje had meester gemaakt begon menigeen uit te zien naar drastische maatregelen. Een nationaal kabinet onder leiding van een generaal zou het hoofd moeten bieden aan de economische problemen en vooral aan het terrorisme, dat aan de lopende band slachtoffers eiste en het leger almaar meer provoceerde. Niet alleen de rechtse partijen maar ook de socialisten leken volgens Cercas’ reconstructies wel wat in die oplossing te zien.

Zo werden in de loop van 1980 de voorwaarden geschapen voor een staatsgreep waarvan de meeste betrokken partijen niet veel meer dan een correctie op de uit de hand gelopen democratie verwachtten. Maar niet alle coupplegers waren zo terughoudend. Tejero, van zijn kant, wenste niets minder dan een herstel van de oude franquistische verhoudingen. De staatsgreep die in de maanden voor ‘el 23-F’ op touw werd gezet, vormde volgens Cercas eigenlijk twee staatsgrepen in één.

Dat is de belangrijkste ontdekking die Cercas doet, na bestudering van alles wat over de staatsgreep bekend is. De werkelijkheid was een stuk ingewikkelder dan veel van de theorieën wilden erkennen. En daarom moest dit boek geschreven worden, voordat een roman al die losse eindjes alsnog kan samenbrengen in een strenge vorm, waarin al te gemakkelijk uit zicht raakt hoe groot de rol is van het toeval in de geschiedenis.

Aan die dubbele staatsgreep werd met de salvo’s in het parlement abrupt een einde gemaakt. Van een ‘zachte’ coup kon na zoveel vertoon van geweld geen sprake meer zijn en de democratische toespraak van de koning (aan wie daarin een sleutelrol was toegedacht) bevestigde dat nog eens.

Nadat het kamp van de de putschisten in tweeën was gescheurd, trachtten de houwdegens onder hen alsnog de ‘harde’ coup te redden – en zij waren het die in het parlement nog altijd de regering en ruim 300 afgevaardigden in gijzeling hielden. Pas aan het eind van de ochtend van de 24ste was het gevaar bezworen en werd er, aldus Cercas, een punt gezet achter de lange geschiedenis van de Burgeroorlog.

Achteraf gezien bleek de coup in een aantal opzichten een blessing in disguise. Wat volgens sommigen een ‘correctie’ en volgens anderen een afschaffing van de democratie had moeten worden, zette haar uiteindelijk steviger in het zadel dan ooit. Elke gedachte aan een staatgreep was vanaf dat moment ridicuul – al betoonden sommige legerofficieren zich ook daarna nogal hardleers. De koning, die tot dan toe in het buitenland veel meer krediet had bezeten dan binnen Spanje zelf, kwam er stevig mee in het zadel te zitten. En Suárez, voor wie hetzelfde gold, zag gaandeweg de waardering groeien voor de heksentoer die hij had uitgevoerd: ook bij de schrijver Cercas zelf, die als jongeman Suárez al met net zoveel minachting had bekeken als een groot deel van de andere Spanjaarden.

Toch weigert Cercas in de afloop van ‘el 23-F’ de triomf van de democratie te zien die deze volgens de gangbare geschiedschrijving geweest is. In werkelijkheid had die avond alleen maar aan het licht gebracht hoe angstig en futloos de Spanjaarden hadden gereageerd toen het er in de transitie werkelijk om ging spannen, zo schrijft hij. Daarmee doet hij, in dit verder zo meeslepende en in veel opzichten zo wijze boek, Spanje tekort en lijkt hij zijn waardering voor het pragmatisme van Suárez te zijn vergeten. Het was niet meer dan terecht dat de Spanjaarden zich niet blootstelden aan het risico van een bloedbad, zolang de salvo’s uit het parlementsgebouw hen nog in de oren klonken. Hun angst voor een Burgeroorlog 2.0 was realistisch – hoezeer die angst achteraf ook op zijn beurt iets operette-achtigs heeft gekregen.

Het was die avond doodstil in de Madrileense straat waar ik woonde. Totdat een voertuig met veel geraas de hoek om kwam: misschien de tank die iedereen verwachtte? Voorzichtig stak een van mijn huisgenoten het hoofd uit boven de vensterbank. Het bleek de vuilniswagen te zijn, die ook die avond gewoon met zijn dagelijkse werk was doorgegaan.

Eerder verschenen in NRC 

Boeken van deze Auteur:

Anatomie van een moment