"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Andreas Burnier, metselaar van de wereld

Dinsdag, 7 maart, 2023

Geschreven door: Elisabeth Lockhorn
Artikel door: Alek Dabrowski

Geeft uitstekend inzicht in de complexe persoonlijkheid die Andres Burnier was

[Recensie] Na het lezen van de eerste twee romans van Andres Burnier (1931-2002) en het optreden van Elisabeth Lockhorn in onze talkshow De Kronieken werd het de hoogste tijd haar biografie Andreas Burnier, metselaar van de wereld te lezen. Ronnie Dessaur, zoals zij echt heette, was een persoon met vele gezichten. Maar wat is echt? Andreas Burnier was even echt als haar andere persoonlijkheden. Lockhorn is erin geslaagd deze te ontrafelen en met haar zeer heldere schrijfstijl levensecht te presenteren. Juist niet de nadruk leggen op één identiteit en het zo weinig mogelijk oordelen maken dit een geslaagde biografie.

Twee dingen zijn bepalend geweest in de jeugd van Ronnie Dessaur. Op jonge leeftijd voelde zij zich al geen meisje en wilde zij een jongen zijn. En als Joods kind heeft zij tijdens de oorlog drie jaar lang ondergedoken gezeten. Zij woonde gescheiden van haar ouders op zestien verschillende onderduikadressen. Daar leerde zij zich aan te passen aan de normen van de gezinnen waar zij woonde: van steng gereformeerd tot vrijzinnig. Enige tijd na de bevrijding zag zij haar moeder terug, die haar niet herkende en vroeg: “wie is die jongen?”

Meisjesdingen
De noodzaak om je te verschuilen, je anders voor moeten doen en tegelijkertijd de drang je hieraan te onttrekken is een constante in haar hele leven geweest. Na de oorlog werd er niet gesproken over de oorlog. Haar ouders en veel andere familieleden hadden de onderduik gelukkig overleefd. Zij kwam uit een burgerlijk gezin, waar geen boek in huis was, maar zij ontpopte zich al voor de oorlog als een zeer intelligent kind, dat hele dagen las. In haar verdere leven is deze leeshonger en de behoefte zich steeds in nieuwe onderwerpen te verdiepen gebleven. Sociaal was zij onhandig. Als studente zegde zij haar lidmaatschap van een dispuut op omdat zij eerstejaars op de thee moest vragen en niet wist hoe je thee moest zetten. “Als lastige puber had ik mij niet verdiept in de “minderwaardige” bezigheden van een huisvrouw, ik hield mij nooit met meisjesdingen bezig.”

Ondanks haar transgender-identiteit en haar seksuele voorkeur voor vrouwen trouwde zij met een man. Emanuel Zeylmans van Emmichoven was hoofdredacteur van het antroposofische tijdschrift Castrum Peregrini. Zij viel vooral voor zijn kennis en intellect, een reden waarom Dessaur vaker het gezelschap van mannen verkoos boven dat van vrouwen. Zij kregen twee kinderen en scheidden toen zij dertig was. De relatie met haar kinderen was moeizaam. Zij groeiden op in pleeggezinnen. Tijdens haar huwelijk ontwikkelde zij wel een grote interesse in de antroposofie. Haar schoonvader was een van de grote antroposofisch denkers in Nederland. Lockhorn beschrijft dit milieu zeer uitgebreid. Na haar huwelijk ging Dessaur wijsbegeerte studeren en slaagde zij er vrij makkelijk in een baan te verwerven aan de universiteit van Nijmegen aan de afdeling criminologie. Dit werd haar vakgebied. Ondertussen debuteerde zij als Andreas Burnier in 1965 met Een tevreden lach. Het boek kreeg lovende recensies.

Boekenkrant

Universiteitsmilieu
De beschrijving van het universiteitsmilieu en het maatschappelijk debat in Nederland in de jaren zeventig is een van de meest aansprekende stukken uit deze biografie. Burnier werd een van de eerste niet-katholiek medewerkers op de Nijmeegse universiteit en als vrouw was zij sowieso in de minderheid. De weerstand tegen haar aanstelling was groot en ook haar geaardheid stuitte veel medewerkers tegen de borst. Bij een diner bleven bijvoorbeeld andere hoogleraren weg wanneer Burnier haar vriendin meenam. In deze tijd werd Burnier een van de voorlopers in de vrouwenbeweging. De richtingenstrijd beschrijft Lockhorn uitvoerig, bijvoorbeeld Dolle Mina’s tegenover radicaal lesbisch-feministische groeperingen. Burnier zat meer aan de radicale kant maar was ook een eenling. Zij nam nooit deel aan protestacties, had een angst voor groepen en een afkeer voor simplistische leuzen.

Burnier promoveerde in de criminologie op een positivistisch-wetenschappelijk onderzoek. Het is jammer dat Lockhorn geen samenvatting geeft van dit proefschrift en verder geen inhoudelijk aandacht besteedt aan het werk op de universiteit. Wat in de jaren zeventig het vak criminologie inhield zet zij niet uiteen. Daarentegen schenkt zij wel veel aandacht aan de breuk in het denken van Burnier in 1982 met de publicatie van De droom der rede – Het mensbeeld in de sociale wetenschappen. In dit boek zet zij zich af tegen de wetenschappelijke denkbeelden zoals deze ook op haar faculteit heersten. Zij wijst de ratio niet af, maar laat zien dat er voor haar andere manieren zijn om de werkelijkheid te begrijpen, en ook om haar eigen leven te begrijpen.

Antroposofie
Een dergelijke wending in haar denken ondergaat zij vaker in haar leven. Zij nam ooit afstand van de antroposofie, voelde zich er toch weer door aangetrokken en keerde zich er later weer vanaf. Zij was in de ogen van anderen misschien links, maar haar standpunten over euthanasie werden in deze kringen niet begrepen. Later verdiepte zij zich in veel verschillende Oosterse filosofieën en godsdiensten, maar zij werd nooit een gelovige. De manier waarop zij haar vele interesses uitleefden kun je wetenschappelijk noemen, maar wat zij leerde en aan kennis doorgaf was altijd ook persoonlijk, hoewel zij niet iemand was die haar ziel zomaar op tafel legde. Om ideeën uit te wisselen en gezamenlijk teksten te bestuderen richtte zij de zogenaamde Platoclub op. Het waren uitsluitend jonge mannen die deelnamen, waaronder Oek de Jong.

Onmogelijk kun je alle ideeën en nieuwe inzichten die zij opdeed en die Lockhorn steeds gronding weergeeft hier even samenvatten. Daar is haar leven te complex voor. Over het algemeen vind ik biografieën te dik: 300 pagina’s zou genoeg moeten zijn, maar ik begrijp dat hier de biograaf meer ruimte nodig had. Uitermate boeiend is dat Burnier op late leeftijd, na haar pensioen, zich voor de Joodse cultuur – godsdienst en gebruiken – ging interesseren. Wat bij haar betekende dat zij alles las wat erover te vinden was en er helemaal in op ging. Zij liet toen pas ook de herinneringen aan de oorlog toe. De invloed van de oorlogsjaren laat Lockhorn door het hele boek zien: Burniers angst voor massa’s, voor opsluiting, voor kleine ruimtes en de persoonlijke bedreigingen waardoor zij in paniek raakte. Zij schreef ook consequent duitser met een kleine letter. De geestelijke wereld was haar leven. Verschillende keren, zo laat Lockhorn zien, zegt zij dat haar intelligentie en fantasie haar redding zijn geweest. Voornamelijk met mannen onderhield zij intellectuele vriendschappen. Met vrouwen ging zij liefdesrelaties aan, maar zij voelde zich graag een jongen onder de jongens.

Ingewikkelde relaties
Over haar relaties schrijft Lockhorn uiteraard ook uitgebreid. Het waren vaak ingewikkelde verhoudingen, waar zij soms een verrassend andere rol had. Deze complexiteit van haar persoonlijkheid maakt dit boek zeer het lezen waard. Elisabeth Lockhorn sprak vele vrienden, kennissen en collega’s van Burnier, waarvan er vele nog in leven waren tijdens haar onderzoek. Ook bespreekt zij uitvoerig al haar romans, verhalen, essays en studies, met uitzondering van haar proefschrift. Terecht wijst zij op het sterk autobiografische karakter van haar fictie-werk, iets wat we nu autofictie noemen. Toch concludeert de biograaf soms iets te snel dat een scène uit een verhaal volstrekt autobiografisch is als één getuige aangeeft dat dit het geval is. Zo iemand kan zich de gebeurtenis namelijk ook herinnering na het lezen van de scène, wat bijna altijd een vertekening oplevert.

Tijdens het lezen van deze biografie zocht ik online naar materiaal van Burnier. Zij werd geïnterviewd door Ischa Meijer en interviewde zelf voor televisie ooit W.F. Hermans. Het eerste gesprek is fantastisch. Alles wat ik over haar had gelezen, haar eruditie, haar scherpzinnigheid, kwam hier naar voren. Bij Hermans zag ik een totaal iemand anders. Zij was zenuwachtig en bijna onderdanig. Maar toch passen deze verschillende optredens heel goed bij haar persoonlijkheid, die innerlijke tegenstrijdigheden kende. Zij was noch helemaal man, noch helemaal vrouw, noch uitsluitend wetenschapper, noch een volgzame gelovige, maar misschien dit allemaal tegelijkertijd juist wel. Andreas Burnier, metselaar van de wereld geeft uitstekend inzicht in de complexe persoonlijkheid die Andres Burnier was.

Eerder verschenen op Uitgelezen Boeken