"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Anti-Joodse beeldvorming en Jodenhaat

Woensdag, 3 mei, 2017

Geschreven door: Chris Quispel
Artikel door: Roeland Dobbelaer

De historische achtergrond van De bekeerlinge, een verlaten verhaal uit de middeleeuwen

De roman De bekeerlinge van Stefan Hertmans maakte indruk op Roeland Dobbelaer, op een dusdanige manier dat hij zich afgelopen maanden verdiepte in de Jodenvervolging in de middeleeuwen. Volgens Dobbelaer kloppen niet alle historische aannames van Hertmans en maakt hij dezelfde vergissing als Simon Schama. 

[Essay] Annejet van der Zijl vertelt in de inleiding van haar kleine boekje Het weeshuis voor verlaten verhalen hoe ze regelmatig per mail, per post, bij lezingen en andere gelegenheden verhalen van mensen krijgt aangereikt over een familielid, een kennis of een verre vriend van hen, verhalen die allemaal de moeite waard zijn om te vertellen. Deze ‘petites histoires’, Van der Zijl noemt ze ‘verlaten verhalen’, zijn elk een boek in de dop, verdienen het om vertelt te worden en wachten op een schrijver. Het verhaal van de vrouw uit Monieux uit de 11de eeuw waar Stefan Hertmans zijn succesvolle roman De Bekeerlinge over schreef kun je ook beschouwen als een dergelijk verlaten verhaal. Alles wat er van haar bekend is, is afkomstig uit een middeleeuwse brief van zo’n 500 woorden, die in een Geniza (een opslagruimte in een synagoge waarin oude documenten werden gegooid) in Cairo was gevonden. In enkele studies is de vrouw al eens beschreven, maar niet meer als anekdote. Hertmans reisde van Frankrijk via Italië naar Egypte om te speuren naar het verleden van zijn heldin en schreef een heel boek over haar.

Laat ik voorop stellend dat ik De Bekeerlinge een mooi boek vond, een van de weinig romans van de afgelopen tijd die me echt raakte. Wat een verhaal ook. De bekeerlinge gaat over het dramatische liefdesverhaal van de christelijke Vlaams-Normandische Vigdis Adelaïs uit Rouen en haar joodse geliefde David Todros. Ze bekeert zich tot het joodse geloof en moeten vluchten voor haar familie. Het stel komt terecht in Monieux, vlak bij de Mont Ventoux. Een paar jaar later wordt daar haar man vermoord. Twee van haar kinderen worden ontvoerd. Ze start een zoektocht om haar kinderen terug te vinden. Hartverscheurend. Hertmans trekt alle registers open om hartstocht, pijn en verdriet van de vrouw bij de lezer binnen te laten komen en vooral romantische lezers kunnen zich daar dan fijn in verliezen. Voor meer afstandelijke lezers was het hier en daar wat over de top.

Vreedzame co-existentie

Hoe het ook zij, dit artikel gaat minder over de romankwaliteiten van het boek, maar wil ingaan op de historische achtergrond. Verbijsterend vond ik het om te lezen hoe in de middeleeuwen, na eeuwenlange redelijke vreedzame co-existentie van christenen en joden, aan de vooravond van de eerste kruistochten de vlam in de pan sloeg en er in Europa pogroms losbarstten en er een ongekende Jodenhaat werd ontketend. Maar hoe zat dat precies met de Jodenvervolgingen in die tijd?

De pogroms ontstonden in de Duitse Reinstreek toen een kruisvaardersleger onder leiding van Graaf Emicho van Leiningen in 1096 steden als Mainz, Worms, Trier en Metz aandeed. In een joodse kroniek uit die tijd staat het volgende citaat: “Wij [de kruisvaarders] zijn op weg naar een ver land, om daar oorlog te voeren tegen de koningen van dat land. Wij nemen onze ziel in onze handen om diegenen te doden en te onderwerpen die niet geloven in de Gekruisigde. Hoe veel te meer moeten wij de Joden [doden en onderwerpen] die hem gedood en gekruisigd hebben”. Er volgde een bloedig spoor van moorden, in elke stad die de troepen aandeden werden de Joden massaal gelyncht, niemand werd gespaard. De plaatselijke (christelijke) gezagdragers die de Joden wilden beschermen werden zelf slachtoffer van aanvallen. In Mainz moesten Emicho en zijn troepen eerst de stad belegeren om binnen te komen omdat de bisschop van Mainz weigerde de Joden te laten doden. Maar het verzet was te vergeefs. De troepen vielen de stad binnen en hiermee was ook daar het lot van de Joden bezegeld. Er vielen in een paar weken tijd 2.500 doden in Duitsland.

Duivelsaanbidders

De gebeurtenissen in de Reinstreek waren de opmaat voor 400 jaar bloedige Jodenvervolging in West Europa. De Joden kregen de eeuwen daarna van alles te schuld: het waren woekeraars, duivelsaanbidders, kindermoordenaars, verspreiders van de pest. Dit waren nieuwe verwijten. Tijdens de eerste 1000 jaar van het christendom werd het de Joden vooral verweten Christus te hebben vermoord en niet in te willen zien dat de Messias, op wiens komst de Joden maar bleven wachten, al lang was gekomen. Vergeleken met de latere beschuldigen was dit nog maar kinderspel. Met de nieuwe reeks verwijten, behoorlijke gevoed door bijgeloof, werden de Joden vogelvrij. In Engeland moesten de Joden na vreselijke vervolgingen in 1290 het land verlaten. In de 15de eeuw gebeurde er Spanje en Portugal hetzelfde. Joden moesten zich of bekeren of vertrekken. Ook Frankrijk verbood de aanwezigheid van Joden, in de 13 eeuw, maar dat werd weer teruggedraaid in 1322. Nederland was relatief veilig, veel Joden vluchtten uit genoemde landen naar Nederland, vooral naar Amsterdam. Rond 1700 woonden er in Amsterdam ca. 10.000 Joden, toen de grootste Joodse gemeenschap in West-Europa. Wel werden er veel Joden in de IJsselsteden tijdens de pestepidemie vermoord.

Ik haal deze informatie uit de uitstekende studie Anti-Joodse beeldvorming en Jodenhaat, de geschiedenis van het antisemitisme in West-Europa van Chris Quispel, historicus aan de Universiteit van Leiden. Quispel doceert al twintig jaar over dit onderwerp en heeft zijn kennis in een overzichtelijk studie op een rijtje gezet. Het boek is traditioneel van opzet, en schets de Jodenhaat vanaf onze jaartelling tot nu. Het is geen vrolijke lectuur. Wat een gruwelijke aaneenschakeling van geweld en haat. Zeker zo schokkend is dat veel grote denkers en schrijvers zich bezondigden aan Jodenhaat en antisemitisme. Van Luther was dit algemeen bekend, maar dat mensen als Voltaire, Proudhon, Fourier, Bakunin, Fichte,  en in Nederland Abraham Kyuper en zelfs de grote Immanuel Kant (weliswaar maar beetje), de Joden van alles en nog wat verweten, dat wist ik niet. Quispel vertelt het zonder emotie, hij brengt de feiten, geeft verklaringen en citeert studies.

Kerkvaders

Toch valt er nog wel enige hoop te ontlenen aan het boek. Quispel laat zien dat in de laat Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen christenen en joden doorgaans vredig samenleefden. Ze gingen bij elkaar op bezoek, gingen naar elkaars feesten, huwelijken tussen joden en christenen waren geen enkele uitzondering. Bekeerlingen waren van beide kanten een veel voorkomend en normaal verschijnsel. In de vroege middeleeuwen konden Joden de meeste beroepen uitoefenen. Ze waren handwerksman, landbouwer of handelaar. Omdat de Joden over een handelswerknetwerk beschikten tot ver in het Midden-Oosten waren ze populair bij vorsten en religieuze leiders. Via de Joden bereikten bijzondere goederen uit het oosten Europa en dat viel in de smaak bij de machthebbers. Pas nadat rond 900 het uitoefenen van een aantal ambachten en van de landbouw voor Joden werden verboden, kregen ze de uitzonderingsstatus die uiteindelijk mede tot vervolging in de late middeleeuwen leidde.

Niet dat er in de eerste 1000 jaar van het christendom geen conflicten waren. Veel kerkvaders ergerden zich aan het feit dat Joden en christenen zo vriendschappelijk met elkaar om gingen en toen het christendom de leidende godsdienst in het Romeinse rijk werd, kwamen er ook de eerste wetten tegen de Joden om hen te beperken in hun vrijheden. Antisemitisme was er toen vooral om te zorgen dat het christendom groter en machtiger werd.

Simon Schama noemt in het eerste deel van zijn studie De Geschiedenis van de Joden het ‘geharrewar’ tussen joden en christenen in de laat Romeinse tijd ‘een familieruzie’, het zijn immers twee religies die dezelfde bron hebben. Schama besteedt veel pagina’s aan het beschrijven van een aantal christelijke voormannen die met een anti-Joods programma kwamen en vonden dat Joden een gevaar voor de (christelijke) samenleving vormden. In hun geschriften kunnen we het allemaal nog nalezen, maar tot werkelijke systematische Jodenvervolging kwam het niet.

Maimonides

Wie een overzicht wil hebben van de geschiedenis van de Joden moet overigens niet met De Geschiedenis van de Joden van Schama starten. Het is een grillig boek, zonder heldere lijn. Schama bedrijft ‘anekdotische geschiedschrijving’, hij beschrijft de levens van een groot aantal mensen en aan de hand van deze levens probeert hij de historische context te schetsen. De levensbeschrijvingen leveren mooie passage op zoals over de Joodse medicus en filosoof Maimonides, die de Joden leerde om niet al te halsstarrig aan hun godsdienst vast te houden in tijden van pogroms, maar daar pragmatisch mee om te gaan. Maar als historisch overzichtswerk schiet Schama’s boek schromelijk te kort. Schama schenkt bijvoorbeeld nauwelijks aandacht voor de eerste 500 jaren van de Middeleeuwen. Als of er toen geen Joden waren. Waarom in de tweede helft van de Middeleeuwen Joden het slachtoffer werden van antisemitisme maakt hij maakt hij niet systematisch duidelijk. Dat doet Quispel beter.

Terug naar de bekeerlinge uit Monieux. Op pagina 358 van deel 1 van De Geschiedenis van de Joden komt ze ook bij Schama ter sprake. Voor een lezer een magisch moment als ook in een ander boek dan in De Bekeerlinge deze dame verschijnt. Bij Schama komt ze langs als hij een opsomming geeft van bijzondere joodse vrouwen die in de periode van 1096 tot en met de 15de eeuw slachtoffer werden van anti-Joods geweld: “Zulke prachtige namen, zo verschrikkelijk aan hun einde gekomen. Doulcea, de zoete lieve, ‘esjet chajil’, de waardige dame, door haar echtgenoot, de piëtistische rabbi Eleazar bar Jehoeda (die ook bekend stond als ‘de parfumeur’), hoger geschat dan robijnen, in 1096 op straat in Worms in stukken gehakt, […], Licordia, spijkerhard, al twee keer weduwe en steenrijk, die maar liefst drie perioden van gevangenschap in de Tower of London overleefde om vervolgens in 1277 te worden vermoord in haar eigen huis in Winchester […],  [en dan is ze daar/rd] de naamloze bekeerlinge die omdat ze getrouwd was met rabbi David Todros van Narbonne achtervolgd werd door haar verontwaardigde familie en uiteindelijk een anoniem en veilig leven leek te hebben gevonden in Monieux, totdat een bende kruisvaarders rabbi David vermoordde, de twee van hun kinderen meenam om ze gedwongen te bekeren, en de bekeerde weduwe berooid achterliet met haar pasgeboren zoontje.”

Pestepidemie

Mooi schrijven kan Schama wel. Toch maakt hij dezelfde vergissing als Stefan Hertmans. De meeste Joden in Frankrijk in de middeleeuwen leefden in Zuid-Frankrijk, met Narbonne als een van de grotere Joodse gemeenschappen. Door slim handelen van de verschillende geestelijke en wereldse machthebbers uit die tijd werd voorkomen dat bij de start van de eerste kruistochten er niet net als in Duitsland massaal Joden werden vermoord. Het is een aanname van Schama dat het kruisridders waren die David Todros vermoorden, daar zijn geen bewijzen voor, net zomin dat er in dat jaar in Monieux een pogrom plaatsvond.

Quispel: “Het is te verleidelijk te concluderen dat de vervolgingen van 1096 een keerpunt waren in de geschiedenis van de Joden in West-Europa en het begin van een lange reeks Jodenvervolgingen zouden inluiden. Joden zouden opnieuw worden vervolgd tijdens en rond de Tweede Kruistocht (1145-1149), niet alleen in Duitsland, maar ook in Frankrijk en Engeland. De meeste massale vervolgingen zouden plaatsvinden tijdens de pestepidemie in het midden van de 14de eeuw. […] Toch wordt 1096 vaak nog beschouwd als een uniek incident.”

De kans dat de Joodse gemeenschap van Monieux uitgemoord werd in 1096 is buitengewoon klein. Niet dat er geen incidenten tegen Joden plaatsvonden, maar niet zoals Schama en Hertmans dat beschrijven. Het is veel aannemelijker dat de synagoge van Monieux werd verwoest in de tijd dat die ook van Narbonne en andere Zuid-Fransen steden werd verwoest, namelijk halverwege de 14de eeuw, ten tijde van de pest. Hertmans weet dat hij veel heeft moeten verzinnen om het verhaal kloppend te krijgen. In een interview met het tijdschrift De Boeksalon zegt hij dat hij zich voor zijn verhaal van de pogrom in Monieux op slechts één bron kon beroepen en dat was de tekst uit de Geniza. Echter, daar wordt niet gesproken over een pogrom, wel over het feit dat de man van Hamoutal in de synagoge werd vermoord en hun spullen werden geplunderd, niet dat de synagoge werd verwoest of de gehele gemeenschap werd vermoord.

En daarmee vervalt een groot deel van de aannames waar Hertmans zijn roman op baseert. Is het daarom een minder mooie roman? Misschien toch wel. Vanaf het moment dat de bekeerlinge, Hamoutal genoemd door Hertmans, haar lange zoektocht start in het boek, verliest het boek aan kracht en wordt de plot steeds ongeloofwaardiger. De Bekeerlinge is vooral de eerste 200 pagina’s adembenemend, daarna een poging om de geschiedenis recht te doen, “maar welke geschiedenis?” kunnen we ons nu afvragen. De ergste vormen van Jodenvervolging zouden pas later in de middeleeuwen komen, lang nadat Hertmans’ bekeerlinge leefde. Neemt niet weg dat Hertmans op een aangrijpende manier de Jodenvervolging uit dat tijdperk aan de vergetelheid heeft willen ontrukken. Dat is los van de literaire kwaliteit van zijn boek een verdienste op zich.

Bovenstaand essay is een bewerking van een voordracht die Roeland Dobbelaer afgelopen weken voor DLVAlive in Utrecht en Rotterdam en voor de Utrechtse Salon In de Schuur hield.