"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Aphinar, een romantische tragedie

Donderdag, 26 april, 2007

Geschreven door: Martijn Knol
Artikel door: Karlijn de Winter

Hedendaags drama in z’n achteruit

Een rustiek dorp op de Domrechtse heuvelrug vormt het decor van deze romantische tragedie. Het lijkt wel een paradijselijke oase middenin de randstad waar criminaliteit en verloedering nog niet zijn doorgedrongen. In het dorp, waar tevens de middelbare scholieren wonen die zich hoofdpersonages van dit boek mogen noemen, staan genoeglijke villa’s met grote, strakke gazons, bossen hortensia’s en zwembaden in de tuin. En een eindje verderop ligt het openluchttheater, bij een oud slot van het soort waarvan wij dachten dat je die alleen nog maar in Frankrijk aan kan treffen. De sierlijke groene weelderigheid van het dorp creëert Martijn Knol als een volwaardige decorbouwer dat zou doen, met alle oog voor de invloed der seizoenen en de effecten die deze lieflijke omgeving heeft op de manier waarop wij het plot waarnemen.

Dat Martijn Knol (1973) uit het theaterwezen komt blijkt niet alleen uit zijn aandacht voor het decor, maar des te meer uit de structuur waar hij voor gekozen heeft. In Aphinar, een romantische tragedie wisselen zangen en aktes elkaar namelijk harmonieus af. De vijf aktes verhalen over de passionele maar tegelijk frustrerende liefdesgeschiedenis van de pubers Bart (‘Bart de Bard’) en Roos. We volgen het verloop van hun examenjaar dat vooral voor Bart gedomineerd wordt door het schrijven van een groots toneelstuk dat hij met zijn schoolvrienden op wil voeren. En ondertussen beleeft hij alle hoogte- en dieptepunten in zijn relatie met Roos.

De zangen, systematisch tussen de aktes doorgeweven, zijn van een heel ander kaliber. Ze zijn als een adempauze tijdens een voorstelling. Maar desondanks besef je dat je daarin je aandacht niet mag laten verslappen, niet wilt laten verslappen zelfs. Ze klinken namelijk bijster eigenzinnig.

De zangen bestrijken in totaal nauwelijks een etmaal en geven een impressie van de inmiddels volwassen geworden Bart die vanuit zijn huidige woonplaats Amsterdam op weg is naar zijn geboortedorp. Hij bestuurt een stokoud Fiatje (‘nog ’n jaar en m’n Fiat Oxidatie is ’n cabriolet…’) die alleen nog maar op gang komt in zijn achteruit (‘’n hardnekkige nekpijn… ’n pekkende, plakkende pijn… ’n krachtknakkende, pretnekkende kankerpijn… niet te harden…’). Ineens oogt zijn leefwereld niet zo rooskleurig meer en valt zijn oog op al het mistroostige erin: files, zwervers, Amsterdamse ‘godverdomde poppenhuizen…’.

Boekenkrant

Terwijl de stijl van de aktes traditioneel verhalend is bestaan de zangen uit losse flarden, onwillekeurige indrukken die Bart opdoet tijdens zijn curieuze reis naar de Domrechtse heuvelrug en die een weerspiegeling vormen van zijn neerslachtige gemoedstoestand.

Wat dat betreft bieden de aktes een perfect tegenwicht. Ze blijven constant optimistisch van toon, en hoewel de stijl veel minder experimenteel is boet hij niet in aan speelsheid. Neem de scheldkanonnade van Bart en zijn vriend Fabian gericht aan Steijn, de aardsrivaal van Bart:

‘”Je botten zijn nog te week om er een mandje van te vlechten! Je merg te miezerig om kroketten van te rollen… de hongerigste straathonden halen hun neus op voor jouw iele spiertjes en gieren vliegen liever een blokje om dan dat ze hun snavel bevuilen aan jouw kadaver…”’

Deze kanonnades, staande opgevoerd op een tafel van een afgeladen buurtcafé, gaan een aantal pagina’s door. Het feit dat Knol ze in de mond legt van zijn personages, en dat hij nóg meer afstand tot de woorden schept door ze in een setting van show en publiekelijk vertoon te plaatsen, heeft als effect dat je ze als lezer niet meer serieus kan nemen en er daardoor des te veel plezier aan beleeft.

Dit gaat ook op voor de overdadige liefdesverklaringen die Bart bij Roos aflegt. Ze zitten vol vergezochte metaforen en andere creatieve stijlmiddelen. Roos zwijmt niet vergenoegd weg bij die woorden – als in een clichématig romannetje -, integendeel, ze weet niet hoe te reageren: ‘”Is dat uit je toneelstuk?”’. De liefdesverklaringen zijn geen slappe realistische dialogen, besef je dan, maar een knettergek en krachtig literair taalspel dat bewust wordt gespeeld.

Aphinar, een romantische tragedie staat bol van dergelijke contrasten in toon, stemming en stijl. Iedere passage in de roman heeft zijn eigen unieke zeggingskracht en doordat Knol ze tegen elkaar afzet komen ze des te beter uit de verf.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Aphinar, een romantische tragedie