"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Arend

Zaterdag, 31 oktober, 2020

Geschreven door: Peter Punt
Artikel door: Jacqueline Stil

Opzoek naar de lichtheid in het bestaan

[Recensie] Arend is een tiener met ouders die veel ruzie maken. Zijn vader Theo is broodbezorger en moeder Geertje doet het huishouden. Zijn acht jaar oudere broer Toon is klusjesman. Zijn vader, ook wel ‘pa’ genoemd, is streng gereformeerd, maar kan vloeken als de beste. Ook drinkt hij te veel alcohol. 

Het verhaal speelt in de jaren ’60 van de vorige eeuw.  Arends ouders hebben een  kantoorbaan voor hem in gedachten,  maar hij ziet dat totaal niet zitten. Hij gaat op de middelbare school om met kunstzinnige types en wil iets in de culturele sector doen. Zijn schoolhoofd was er één die eigenlijk nooit naliet om zijn leerlingen te wijzen op de normen en waarden uit de Bijbel. 

Bijna in ieder hoofdstuk in dit boek worden nieuwe personages toegevoegd.  Bijvoorbeeld Arends vroegere vriend Henny Geertsema, goede vriendin van ‘ma’ Jo Terlet, Ed Bos die naast hem zit in de klas, Fred van der Meer, de maat van broer Toon, etc etc. 

Arend houdt een dodenboek  bij, waarin hij voor hem bekende mensen noteert die zijn overleden.  Later verzint hij ook doodsoorzaken voor mensen die nog niet zijn overleden,  maar die hij dood wenst. Vaak ook kijkt hij onder zijn bed omdat hij denkt dat daar monsters huizen.  Dat al maakt Arend een beetje vreemd. Aanvankelijk wil hij schilder worden, maar hij maakt maar één schilderij.  Schrijven gaat hem beter af.

Boekenkrant

“Arend was woedend opgestaan.  ‘Ik doe wat ik wil en niemand houdt mij tegen.’ Hij rende de trap op en sloot zich op in zijn kamer.”

Het voltooide paneeltje noemde hij Face in Hell. Een angstig kijkend hoofd omgeven door duiveltjes. De ogen wijd opengesperd, de mond bevroren in een schreeuw.  Scherpe tanden,  een gele naar buiten hangende tong. De hals bloederig afgesneden van  de rest van het onzichtbare lichaam.  Aan de oren hangers met omgekeerde kruisjes.”

Met zijn kunstzinnige vrienden beleeft Arend regelmatig feestjes en zet hij zijn eerste stappen op het gebied van de liefde.  Ook rookt hij af en toe een joint en gebruikt hij lsd. Daardoor raakt hij in de war. Zijn ouders sturen hem naar een afkickkliniek. 

Arend ontsnapt uit zijn verstikkende huiselijke milieu door op kamers te gaan wonen bij ene Nico Bevelander, die al één kamer verhuurt aan de mooie Christine. Regelmatig terugkerend in dit verhaal zijn de dromen van Arend,  die betekenis hebben voor zijn leven.  Hij krijgt een vacature onder ogen van de stationskiosk, en dat vindt hij wel bij zich passen, meer dan een kantoorbaan.  Hij maakt zijn opleiding niet af en gaat daar werken. Hij beleeft bijzondere momenten met sommige klanten van de kiosk. Van zijn eerste salaris koopt hij een nieuwe hifi installatie.  Als zijn broer Toon home blijkt homo zorgt dat voor de nodige commotie.  

De verschillende types in de roman worden treffend beschreven.  De hoofdpersoon Arend is op zoek naar lichtheid in zijn bestaan,  maar hij merkt dat overal wel moeilijke dingen zijn. Het boek stopt wat abrupt,  en laat je afvragend achter hoe het nu verder moet met Arend.  De omslag is veelzeggend,  met een silhouet van een man, die voor een reep licht staat. Iemand die altijd het licht zoekt, maar daar slechts tijdelijk op stuit.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles