"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Arjan van Helmond: What speaks to us

Wat dingen ons willen zeggen

[Recensie] Na de overzichtstentoonstelling ‘Re-Collecion’ – tot deze zomer in Museum MORE in Gorssel – geeft de hierbij verschenen catalogus een mooi inzicht in het recent realisme van de schilder Arjan van Helmond (1971).

Beslissende momenten. Toch nog even kijken voor je weg gaat. Een Orpheus ogenblik. Oog en zo gemoed blijven haken aan een sprekend detail: een gebarsten tegelvloer, het beveiligde glazen raampje uit de Stasi-periode: wèl daglicht, nooit een uitzicht. ’s Avonds thuisgekomen straalt het wachtende huis louter treurnis uit, zoals Philip Larkin dichtte in Home is so sad:

Van enige heroïek of allegorie geen sprake. Van Helmond schildert naar van internet geplukte of zelf gemaakte foto’s van onuitgesproken voorwerpen in hun omgeving. Halverwege een ouderwets trappenhuis, een burgerlijk dressoir met kitschpotjes en vaasjes. Vetplanten bij een zwembadje in een Libanese tuin, ‘s nachts.

Grijs en grauwsluiers zetten letterlijk en figuurlijk de toon. Bij de schilderijen van een lege badkuip of een metalen wasbak met vaat denk je aan de Spaanse schilder Antonio Lopez: realisme in de nevelige nadagen van Franco.

Bergen

Om de 21ste eeuwse Franse cultuurfilosoof Roger-Pol Droit te citeren bevat Van Helmonds oeuvre met voorwerpen van niks en non-events: “…een volk van dingen die in niets op ándere dingen willen lijken [en] die zich verbinden met […] fantasieën, verlangens en bepaalde boodschappen [willen] overbrengen.”

Fotorealistisch, maar steeds schilderkunstig
Opmerkelijk genoeg begon Van Helmond met een studie industrieel ontwerpen – het vormgeven van dingen. Daarna lokte het beeldend kunstenaarschap waarvoor hij meerdere (ook post-academische) opleidingen volgde. Als kunstenaar ervaarde hij een beslissend moment toen hij zijn toenmalige abstracte doeken in een gewoon interieur neerzette. De absurde confrontatie overtuigde hem hoe krachtig het realisme is.

Met een voorbeeldig bij zijn werk passend vormgegeven boek volg je zijn kunst op de hielen. Tussen de teksten en afbeeldingen bevatten te openen geperforeerde, tussenpagina’s details van zijn fotorealistische, maar toch steeds schilderkunstige werk. 

Hij betrapt voorwerpen in nachtelijk duister met zijn flits. Vervolgens schildert Van Helmond ook vanuit de typisch fotografische overbelichting, die -anders dan onderbelichting of tegenlicht – schildertechnisch zelden wordt uit genut. Lichte partijen zijn bijna helemaal weg geflitst of werpen juist harde contouren in het beeld. Volgens de academische schildertraditie is een contourlijn in een schilderij ongewenst omdat het de ruimtelijke suggestie verstoort en het beeld plat maakt. In een tekening “mag het wel.”

Het verbod van anderhalve eeuw geleden om naar foto’s te werken raakte achterhaald. ‘Recent realisten’ als Van Helmond leven immers in een 21ste eeuwse mediacratie met computerschermen die ons al dan niet op afroep beelden voorzetten. Die beeldenstroom kun je kanaliseren en manipuleren. Beelden leiden tot weer andere beelden.

De ’tussenpagina’s’ en de uitvouwbare stofomslag tonen details in een grid, verwijzend naar Van Helmonds ambachtelijke schildersmethodoerk. Hij kopieert zijn beeld niet via een projector maar vergroot die door er een ruitjespatroon over aan te brengen en dat te vergroten op linnen of papier. Het verzamelen van beeld mag dan wel snel gaan, de keus om het toch als “slow painting” uit te voeren komt voort uit een innerlijke noodzakelijkheid.

Van Helmond schrijft dat zijn werk doordrongen is van tijd die je op één plek doorbrengt. Iets speelt  zich binnen een korte tijdspanne af en hecht zich aan hoe we dingen onthouden.

Het klinkt als de verloren tijd van Marcel Proust en de ‘uitgerekte tijdservaring’ van Henri Bergson. Maar Van Helmond parafraseert de 20ste eeuwse filosoof Gaston Bachelard en zijn topo-analyse.

Genoeg woorden. Wat hij beoogt verbeeldt Van Helmond treffend in de klok, geschilderd in spiegelbeeld.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow en Alleroogen