"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Autobiography

Vrijdag, 6 januari, 2023

Geschreven door: John Cowper Powys
Artikel door: Nico van der Sijde

Een opmerkelijke autobiografie van een opvallend excentrieke man

[Recensie] Ik ben in korte tijd behoorlijk verslaafd geraakt aan de heerlijk ongewone, maar helaas vrijwel onbekende schrijver John Cowper Powys (1872-1963). Dus las ik, meteen na Wolf Solent (1929) en A Glastonbury Romance (1933), ook zijn veelgeroemde Autobiography (1934). En ik las alle 652 pagina’s van dit merkwaardige boek met veel plezier.

Powys zegt bijzonder weinig over de vrouwen met wie hij “iets” had: zijn buitenechtelijke relatie met de jonge Phyllis Plater, die volgens veel Powys-kenners cruciaal was voor zijn leven en zijn schrijverschap, wordt zelfs helemaal niet genoemd. Ook is hij bepaald niet scheutig met chronologische overzichten of feitelijke informatie, en geeft hij weinig details prijs over zijn overwegingen bij het schrijven van zijn zo buitengewone en zo buitengewoon fraaie boeken. Powys vertelt ons veel interessante dingen over zijn vaak beroemde en markante vrienden, over de landen die hij bezoekt en over zijn opmerkelijke familie, maar hij vertelt ons vooral ook heel veel niet. Powys gunt ons echter wel een inspirerende blik op zijn zo intrigerend excentrieke brein en op zijn niet minder excentrieke gevoelsleven. En dat was voor mij, als vurig liefhebber van “Wolf Solent” en A Glastonbury Romance, al ruimschoots genoeg. Zijn autobiografie ademde voor mij namelijk dezelfde aanstekelijke vreemdheid uit als deze twee formidabele romans: dezelfde extatische en mythische vervoering over ogenschijnlijk doodgewone landschappen en voorwerpen, dezelfde onnavolgbare mijmeringen over de diabolisch-goddelijke First Cause van ons peilloos ondoorgrondelijke en pluriforme universum, dezelfde bijna Dostojevskiaanse passie en vertwijfeling over de tragiek van het bestaan en de ondoorgrondelijkheid van alle mysteries, dezelfde bodemloze verrukking over alles wat mysterieus diep is of mysterieus schoon.

Excentriek
Bovendien, die Powys was wel een HEEL excentrieke man, die mij elke pagina weer behoorlijk verbaasde. Fascinerend zijn bijvoorbeeld de passages over zijn sadistische aanvechtingen, en het kwaad dat in hem woekert: passages die soms, in de verte, doen denken aan de afgrondige worstelingen in A Glastonbury Romance van de sadistische Owen Evans, met het pikzwarte duister in zijn gemoed. Alsof de diabolische kanten van de First Cause, die zo voelbaar waren voor Owen Evans, ook heel herkenbaar waren voor Powys zelf. Even fascinerend en vreemd is Powys’ afgrondelijke scepsis tegenover alle wetenschappelijke, religieuze en filosofische waarheden, en nog opmerkelijker is hoe juist die scepsis zijn geest helemaal opent voor het wonderbaarlijke en ongewone. Weinig mensen zullen bovendien zo openlijk in een autobiografie hebben toegegeven dat niet alleen pacifisme een overweging was om tijdens WO I niet naar het front te gaan, maar ook regelrechte – en bloemrijk beschreven – angst, gecombineerd met lafheid en een fobische afkeer van urineren in publieke latrines. Weinig mensen zullen zo uitgebreid en openlijk hebben geschreven over hun voyeuristische neigingen, en over hun fascinatie voor soms behoorlijk burleske peep shows, terwijl bijna niemand zijn voyeuristische lusten en verrukkingen ooit zo vurig zal hebben geduid als verrukkelijke vormen van puur esthetisch en zelfs bijna Platoons genot. In hogere en zelfs onaards-transcendente sferen komen door voyeuristische blikken op blote enkels, liefst van bijna etherisch aandoende “sylfide” vrouwen…. het lijkt onmogelijk, maar Powys kon dat, naar eigen zeggen, en hij beschrijft dat op zo’n enorm inspirerende wijze dat je het zelf eveneens zou willen kunnen.

Onorthodox
Zoals hij ook op erg inspirerende wijze schrijft over zijn even legendarische als roemruchte lezingen over literatuur. Want dat waren hoogst onorthodoxe lezingen, die zelfs ontaardden in regelrechte performances, waarin Powys optrad als clowneske derwisj en als groteske Pierrot, zodat zijn publiek getrakteerd werd op iets wel zeer ongewoons. Met deze extatische performances wilde Powys zijn toehoorders volgens mij opzwepen om alles te vergeten wat ze meenden te weten, en zich in te laten met iets geheel anders en nieuws. En om zich, net als Powys zelf, op bijna magische wijze intuïtief onder te dompelen in de diepere onderbewuste drijfveren van de schrijvers waarover Powys sprak. Of in de bijna afgrondige mysteriën waar de betreffende schrijver door gefascineerd werd. Zelf beschrijft Powys deze performances bovendien als een manier om de mysteriën van het universum ritueel vorm te geven, en veel van zijn fans raakten bij zijn optredens in extatische verrukking. Zoals je dat ook kunt raken van een rapsode of een sjamaan, die je met zijn irrationele klanken en ritmes naar nieuwe onbekende dimensies vervoert. Als je jezelf daar tenminste voor open stelt, en als je dus dat soort irrationele vervoering bij jezelf toelaat. En ja, misschien is de stijl van Powys zelf, in zijn autobiografie en in zijn romans, vaak eveneens die van een rapsode, een derwisj, een sjamaan, een ons in verwarring brengende groteske Pierrot. Na het lezen van Aubiography begon ik dat in elk geval wel te vermoeden. Al was het maar omdat Powys zelf zijn schrijfstijl en zijn optreden vaak als een “dithyrambic analysis” beschrijft. “Dithyrambisch” verwijst, zoals bekend, naar toestanden van verwilderd-geëxalteerde en dichterlijke geestesvervoering, zoals die bereikt en nagestreefd werd in erediensten en extatische lofzangen voor Dionysus. En de vaak zo extatische, ongeregelde, grillige en geëxalteerde zinnen van Powys komen, bij nader inzien, inderdaad vaak behoorlijk “dithyrambisch” op mij over. Terecht of niet.

Aanstekelijk
Hoe dit ook zij, in deze autobiografie komt mooi en aanstekelijk naar voren hoe onorthodox Powys dacht, deed, schreef en leefde, hoe vreemd en wellicht pervers zijn verlangens vaak waren, en hoe radicaal hij was in zijn extatische jubel en verbeeldingskracht. Bij zijn grote voorbeeld Proust kun je, bij de smaak van een in thee gedoopte Madeleine, ineens helemaal overweldigd worden door werelden van associatieve herinneringen die je totaal vergeten was, en die ook nooit echt vaste vorm hadden gekregen in je talige waarneming. Deze Proustiaanse “mémoire involontaire” (onwillekeurige herinnering) is een behoorlijk radicale ontremming van de verbeeldingskracht, juist omdat hij werelden oproept waar onze taal en onze conventies geen greep op hebben. Maar tegelijk heb je volgens Proust geen enkele greep op hoe en wanneer deze “mémoire involontaire” je overvalt. Want de “mémoire involontaire” is een interruptie van alle gewoonte en sleur, een kortsluiting die ons conventionele verstand interrumpeert, en juist die kortsluiting maakt zulke rijkdommen van buiten-conventionele associaties mogelijk. Aldus Proust. Powys echter gaat zelfs nog verder: volgens hem kun je elk moment van de dag oneindig geschakeerde werelden van nieuwe intense sensaties oproepen, wanneer je maar wil, en door associaties naar aanleiding van welk willekeurig object dan ook. Want Powys kan bij elk willekeurig object in extase raken, al zijn gewoontes en sleur doorbreken, en kortsluitingen opwekken die zijn conventionele verstand totaal interrumperen. Bij Proust kan een hele vergeten en zelfs nooit waargenomen wereld opnieuw opstijgen uit een kopje thee, bij Powys kunnen complete nieuwe multiversums opstijgen uit de waarneming van een gewone heuvel, een onaanzienlijke schoenzool of een onaanzienlijk stukje mos. En wel op commando. Elke waarneming van elk object kan bij Powys voldoende zijn om jezelf helemaal vrij te maken van conventionele remmingen, en ruimte te maken voor ongeremd extatische sensaties. Als je maar gezegend bent met een door niets geremde, bijna kinderlijke verbeeldingskracht. Dus met precies die volkomen ongeremde, ongebreideld associatieve en onorthodoxe verbeeldingskracht die Powys ons 652 bladzijden lang laat zien en voelen.

Verbeeldingskracht
Die verbeeldingskracht vond ik uitermate inspirerend. De John Cowper Powys die uit deze autobiografie naar voren komt is bovendien net zo’n fascinerend en meerkantig raadsel als de personages in Wolf Solent en A Glastonbury Romance. Kortom, mijn Powys-verslaving is door deze autobiografie alleen maar acuter geworden. Dus lees ik dit of volgend jaar vast ook de andere Powys-highlights: Weymouth Sands, Maiden Castle, Owen Glendower en Porius.

Eerder verschenen op Hebban

Het Weer Magazine

Boeken van deze Auteur: