"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Autoriteit

Zondag, 8 januari, 2017

Geschreven door: Paul Verhaeghe
Artikel door: Ger Groot

Zitten we wel te wachten op meer moederlijke autoriteit

In twee delen bespreekt Ger Groot het werk van de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe. Deze keer: Autoriteit

[Recensie] In 2012 opende de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe in zijn boek Identiteit een scherpe aanval op het neo-liberalisme. Dat dreigt niet alleen onze sociale verhoudingen maar ook onze eigen morele persoonlijkheid te vernietigen, zo stelde hij vast. Verhaeghe raakte er een gevoelige snaar mee en werd ook in Nederland een bekende media-persoonlijkheid.

In zijn drie jaar later verschenen vervolgboek Autoriteit lijkt Verhaeghe zich te richten op de tegenkant van identiteit en authenticiteit. Autoriteit en macht ervaren we eerder als iets dat deze bedreigt en in sommige gevallen zelfs verplettert. Tegelijk heerst er in de huidige samenleving een ware gezagscrisis. Kinderen worden op school steeds ongezeglijker; agenten en hulpverleners lijken in de openbare ruimte de voetveeg van de burger. Her en der klinkt een roep om herstel van de autoriteit die sinds de jaren zestig systematisch verdacht is gemaakt.

Autoriteit is voor de groei van een gezonde persoon niet minder belangrijk dan zelfontplooiing, zo constateert Verhaeghe. Het hangt er echter wel van af hoe dat gezag wordt uitgeoefend. Gebeurt dat op verticale wijze, top-down, dan ontaardt het al snel in een machtsspel dat fnuikend is voor de onderliggende partij.

Boekenkrant

Verhaeghe pleit daarom voor een horizontale vorm van gezag, gedragen door de groep waartoe iemand behoort. Gezagsdragers (ouders bijvoorbeeld) geven hun exclusieve machtsaanspraak op door bij beslissingen te rade te gaan bij hun gelijken (andere ouders). De ‘objecten’ van de macht (kinderen, maar voor hun ouders geldt hetzelfde) laten zich sturen door het gezag van de gemeenschap. Zo’n plat model van autoriteit ziet Verhaeghe ook op bredere schaal als een belofte voor bedrijfsvoering en politiek.

Dat is een verleidelijke gedachte, al is ze niet bijzonder nieuw. Al in diezelfde jaren zestig werd er veel werk gemaakt van het onderscheid tussen (brute) macht en (moreel) gezag, en baseerde menige woon- of actiegroep zich op het idee van machtsvrije interactie binnen een groep zonder leiders. Dat pakte nogal eens averechts uit; de haantje-de-voorsten verkregen erdoor des te meer overwicht, precies omdat dat niet aanwezig werd geacht.

Verhaeghe onderkent dat wel, maar die ontnuchtering staat hem meestal maar een paar bladzijden lang in de weg. Daarin wreekt zich de pamflettistische toon van dit boek, die Identiteit ook al enigszins plaagde maar in evenwicht gehouden werd door Verhaeghes steekhoudende liberalisme-kritiek. In Autoriteit werken de simplificaties en clichés die hij zich toestaat veel meer op de zenuwen omdat ze de gedachtegang steeds weer terugbuigen naar een té simpele tegenstelling tussen verticaal en horizontaal – door Verhaeghe op niet verrassende wijze gelijkgesteld aan die tussen mannelijk en vrouwelijk.

“Het patriarchaat functioneert volgens een typisch piramidale structuur, met het leger en de Kerk als illustraties,” zo schrijft Verhaeghe halverwege het boek. Op zo’n moment realiseer je je hoe katholiek Autoriteit eigenlijk is. De Kerk is de Roomse kerk, waarin hiërarchie fundamenteel is. Het protestantisme houdt er echter een geheel andere gezagsstructuur op na, die veel meer in de richting komt van Verhaeghes horizontale, ‘moederlijke’ model.

Daarin is het ongetwijfeld moderner en individualistischer. Maar wie zijn individualisme wèrkelijk tot gelding wil brengen, komt licht van een koude kermis thuis. “Jullie weten tenminste tegen wie je strijdt,” verzuchtten protestantse theologen die op de troepen vooruit liepen de afgelopen decennia nog al eens tegenover hun katholieke mede-dissidenten. “Wij weten nooit vanuit welke hoek de aanval komt.”

Verhaeghe wijst als voorbeeld van “sociale controle tussen mensen onderling” zelf op “de dorpsgemeenschappen van weleer” – niet bepaald milieus waarin het gemakkelijk was vrij te ademen. “Wie meent dat horizontale sociale controle per definitie goed is en verticale patriarchale autoriteit per definitie slecht, maakt zich illusies,” merkt hij dan terecht op. Maar helaas lijkt ook dat inzicht in zijn pamflet al weer snel vergeten en is het opnieuw horizontaliteit die de klok slaat.

Misschien is de sexuele stereotypie die Verhaeghe in zijn metaforen hanteert onthullend. Wie werkelijk vrij en volwassen wil worden, moet door een confrontatie met de ‘wet’ en de ‘naam van de vader’ heen, zo wil de psychoanalyse in het woordgebruik van Jacques Lacan. Die strijd wordt openlijk en soms gewelddadig gevoerd, maar duidelijk is wel wat er op het spel staat.

In dat opzicht is het ‘moederlijk’ gezag veel problematischer. Hoe verzet je je tegen een wil die zich opdringt onder de dekmantel van zorgzaamheid, maar intussen niet minder dwingend is. Menigeen komt er zijn leven lang niet mee klaar – en ook dát is niet goed voor de geestelijke gezondheid.

Pas dat toe op de maatschappij als geheel, en luister naar de protestantse theologen. Autoriteit kan dan maar beter zichtbaar zijn, aanstootgevend desnoods – want dan liggen verzet en bevrijding in het vizier. Minder pacifistisch dan de ‘moederlijke’ heerschappij van welwillende zorg, maar je weet wèl waar je aan toe bent. Ook in de dorpsgemeenschap floreerde vooral de conformist.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad. Lees hier ook de bespreking van Ger Groot over Identiteit van Paul Verhaeghe

Lees ook het interview van Marnix Verplancke met Paul Verhaeghe