"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Autoriteit

Zaterdag, 12 september, 2015

Geschreven door: Paul Verhaeghe
Artikel door: Marnix Verplancke

Samen voor onszelf

[Interview] Klassieke gezagsdragers als politici, rechters, dokters of leerkrachten dwingen steeds minder autoriteit af stelt psycholoog Paul Verhaeghe. Denken dat we voortaan zonder die autoriteit kunnen is echter een misvatting. Daarom pleit hij voor een nieuwe autoriteit, die vanuit onze eigen gemeenschap komt en ons niet van bovenaf wordt opgelegd.

‘Zeg me hoeveel bewakingscamera’s er in je land hangen en ik zal je vertellen in welke toestand dat land verkeert,’ beweert de Vlaamse psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe, ‘De mate waarin we het nodig vinden om elkaar te surveilleren zegt immers veel over de sociale relaties die we er op na houden. De autoriteit waarin we vroeger met zijn allen geloofden en waardoor we het goed van een ander respecteerden, is verdwenen. In de plaats kwam de macht die camera’s nodig heeft om de orde te bewaren.’

In zijn recentste boek houdt Verhaeghe een pleidooi voor een nieuw autoriteitsbegrip. Het oude, waarbij van bovenaf met het gestrekte vingertje verordonneerd werd wat mocht en kon, werkt immers niet meer, schrijft hij. Mensen aanvaarden dat niet langer en doen dus hun zin. Jongeren lijken zich aan geen enkele regel meer te houden, terwijl hun ouders van de ene dokter naar de andere hulpverlener hoppen op zoek naar iemand die hen zal zeggen wat ze willen horen. We denken dat we zelf wel kunnen bepalen wat we met ons leven zullen aanvangen en verzetten ons tegen iedere vorm van autoriteit, maar daar gaan we in de fout, aldus Verhaeghe: ‘Dan worden we het slachtoffer van de macht: van het recht van de sterkste. Dan is het Jeder für sich und Gott gegen alle.’

Bij gebrek aan autoriteit lopen we verloren in de wereld, want mensen zijn geen eilanden. Wij zijn bij uitstek sociale wezens die er normen en waarden op nahouden en deze in een gemeenschap gehuldigd willen zien. Daarvoor is autoriteit essentieel, aldus Verhaeghe: ‘Voor veel mensen, zeker van mijn generatie, is autoriteit een vies woord. Daar willen ze vanaf. Dat is een gevolg van mei ’68 denk ik. We hebben ons toen heel terecht afgezet tegen de patriarchale autoriteit. Maar we hebben het kind met het badwater weggegooid. We beseften niet dat autoriteit een essentiële maatschappelijke functie heeft. Een maatschappij bestaat immers uit onderlinge sociale verhoudingen, tussen mannen en vrouwen, kinderen en volwassenen, gelijken en ongelijken en ga zo maar door. Die verhoudingen moeten geregeld worden. Daarvoor zijn er maar twee mogelijkheden. Je doet dit met autoriteit of met macht. Autoriteit is altijd beter. Deze berust op vrijwillige onderwerping aan bepaalde regels of gebruiken omdat we er geloof aan hechten. Macht is gedwongen onderwerping, en daardoor ook onbetrouwbaar, want iemand die tot iets gedwongen wordt zonder erin te geloven, zal dit nooit van harte doen. Wanneer we de bestaande autoriteit ondermijnen, maken we dus plaats voor macht, en dat is wat volgens mij vandaag volop gaande is.’

Pf

U noemt autoriteit en macht alternatieven voor elkaar, maar de een lijkt me toch niet zonder de ander te kunnen?
Verhaeghe: ‘Volgens mij berust autoriteit op een drieledige structuur en macht op een tweeledige. Iemand heeft autoriteit over iemand anders omdat zij beiden in een extern standpunt geloven. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is natuurlijk religie. Een Katholiek onderwerpt zich aan het gezag van een priester op basis van de goddelijke autoriteit waarin zij beiden geloven. Macht is iets anders: wanneer iemand sterker of rijker is dan jou kan hij je verplichten te doen wat hij wil. Maar we moeten ook beseffen dat autoriteit op zich niet zonder macht kan. Anders is ze niet uitvoerbaar. Het verschil is echter dat macht binnen de autoriteit gewettigd is. Wij zien die macht als een logisch uitvloeisel van de autoriteit en aanvaarden dat sommige mensen macht uitoefenen over ons: de gezagsdragers. Een van de meest voorkomende klachten over het onderwijs is dat leerkrachten vandaag geen autoriteit meer hebben. Dat wordt die leerkrachten persoonlijk verweten. Maar dat is natuurlijk de zaken omdraaien. Een leerkracht kan pas autoriteit hebben wanneer wij hem deze toekennen. Strenge leerkrachten krijgen ouders op bezoek die het oneens zijn met hun aanpak, en de leerkracht wordt daarbij steevast in het ongelijk gesteld. De relatie tussen leerkracht en leerling wordt daardoor vaak gereduceerd tot macht, en dat is geen goed idee.’

Wat met geweld? Uit uw boek meen ik op te mogen maken dat u daar niets verkeerds in ziet.
Verhaeghe: ‘Niets verkeerds is een beetje overdreven, maar er is wel een duidelijke relatie zichtbaar tussen autoriteit en geweld. Iedere autoriteit is ontstaan door een vorige autoriteit met geweld omver te werpen. De Franse Revolutie is natuurlijk het bekendste voorbeeld, maar hetzelfde geldt voor de Amerikaanse Revolutie. De Founding Fathers waren oorspronkelijk terroristen, en hadden ze de Engelsen niet verslaan, dan waren het terroristen gebleven. Een autoriteit wettigt zichzelf dus altijd in een cirkelredenering: wij zijn de autoriteit omdat we de baas zijn, en we zijn de baas omdat we de autoriteit zijn.’

En het opvoeden van kinderen? Tegenwoordig is de autoriteitsvrije opvoeding populair.
Verhaeghe: ‘Je kan niet opvoeden zonder autoriteit. Opvoeden is kinderen vormen tot hetgeen wij als gemeenschap beschouwen als de ideale man en vrouw. Dat kan niet zonder te sturen. Een kind dat niet door zijn ouders gestuurd wordt, zal elders naar sturing zoeken. Het heeft immers voorbeelden nodig om zich mee te identificeren. Het sturen gebeurt via het klassieke straffen en belonen en is dus sowieso gewelddadig. Misschien denken we dan meteen aan fysiek geweld, zoals klappen of mishandeling, terwijl de voornaamste vorm van geweld het onthouden van liefde is. Een kleuter wiens moeder boos is en hem wegstuurt, ervaart geweld.’

Horen we hier een pleidooi voor een traditionele opvoeding?
Verhaeghe: ‘Ik moet voorzichtig zijn dat ik niet in managementtermen ga spreken (lacht), maar we moeten onderscheid maken tussen proces en inhoud. De normen en waarden die we onze kinderen willen meegeven vormen de inhoud. Wat die precies zijn, is een zaak waarover gediscussieerd kan worden, van conservatief tot progressief. Dat bepaalt de omgeving. Het proces zal daarentegen altijd min of meer hetzelfde zijn. Met jonge kinderen ben je redelijk streng omdat je zo ook veiligheid creëert. Naarmate de kinderen ouder worden, moet de band ook losser worden en moeten ze zelf het initiatief krijgen. En als ze nog wat ouder zijn, moet je hen natuurlijk helemaal loslaten. Wat we vandaag vaak zien is dat kinderen losgelaten worden tot de leeftijd van zes, zeven of acht jaar. Wanneer ze dan onhandelbaar blijken, gaan de ouders opeens over op repressie, wat niet lukt. Wanneer die kinderen twaalf of dertien zijn, ontsporen ze volledig en slaat de paniek toe. Wat die ouders niet beseffen is dat ze precies het omgekeerde gedaan hebben van hetgeen moet.’

En volwassenen stuur je niet?
Verhaeghe: ‘Nee, daarom noem je hen ook volwassenen. Zij beslissen mee wat zij met hun leven en met hun gemeenschap willen doen. De vraag is dan alleen hoe we dat gaan organiseren. Vergeet niet dat onze democratie nog maar anderhalve eeuw oud is. Democratie is een work in progress. Ze is nooit definitief af, en dat kan ook niet aangezien je altijd met de spanning tussen gelijkheid en vrijheid zit. Jouw en mijn vrijheid kunnen onze gelijkheid dwarsbomen We mogen dus nooit denken dat we het definitieve, beste politieke systeem gevonden hebben, want het dient zich constant aan te passen aan de omstandigheden. En één ding is ondertussen wel zeker: de oude democratie werkt niet meer.’

Waarom niet?
Verhaeghe: ‘Omdat zij nog steeds vanuit het voorbijgestreefde piramidale autoriteitsdenken vertrekt waarbij de macht van boven naar beneden uitgeoefend wordt. Partijbureaus beslissen welk beleid er zal gevoerd worden en de verkozenen mogen dan op het juiste knopje drukken. Hier zien we een verschuiving van autoriteit naar macht. De vroegere piramidale structuren zijn machtsbastions geworden die het grootste deel van de mensen vandaag onverschillig laten. Deze voelen zich niet meer vertegenwoordigd in het parlement en brengen daarom een proteststem uit. Maar gelukkig ontstaan er ook andere vormen van politiek: participatief en democratisch van onderuit. Sommige partijen hebben dat goed begrepen, zoals het Vlaamse Groen, of de Nederlandse SP die zich op korte tijd omgevormd hebben van een partij die met het vingertje in de lucht zei hoe het moest zijn tot een die een horizontale democratie huldigt.’

En wat is het verschil in beleid?
Verheghe: ‘Het verschil is dat die nieuwe horizontale democratie geen grote verhalen meer verkoopt, maar zich daarentegen op heel concrete zaken richt. Het mooiste voorbeeld vind ik nog steeds wat er eind vorige eeuw gebeurde in Texas. De belangrijkste energieleveranciers wilden weten welke energie de Texanen in de toekomst zouden willen. Een klassieke volksraadpleging zou onbetrouwbare resultaten opleveren, dacht men en daarom ging men over op het organiseren van een prachtig staaltje deliberatieve democratie. Er werd informatie opgevraagd bij alle betrokken belangengroepen. Pas wanneer iedereen het over alle informatie eens was werd die voorgelegd aan representatief samengestelde groepen van de bevolking. Zij kregen alles zorgvuldig uitgelegd en werden gevraagd nadien een bindend advies uit te brengen. Het resultaat is dat oliestaat Texas vandaag de tweede Amerikaanse stad is wat windenergie betreft en dat het aandeel van de bevolking dat bereid is om meer te betalen voor hernieuwbare energie gestegen is van 43 naar 84 procent. In Antwerpen wordt al decennialang ruzie gemaakt over de verkeersdrukte en de leefbaarheid van de stad. De ring moet rond gemaakt worden, waardoor het deel dat er nu al is ontlast zou kunnen worden en er minder files zouden zijn. Er zijn heel wat actiegroepen actief, zoals StratenGeneraal en Ringland, die tienduizenden mensen achter zich hebben. Waar moet het traject van het nieuwe stuk ring lopen? Moet die ring ondergronds, zodat de milieulast voor de stad verminderd wordt? Men probeert dit met de oude politiek op te lossen en men rijdt zich onherroepelijk vast. Als stadsbestuur en actiegroepen het zouden aandurven zou de deliberatieve democratie hier volgens mij een uitkomst kunnen bieden.’

In Tegen verkiezingen hield David Van Reybrouck een paar jaar geleden ook al een pleidooi voor een nieuwe politiek. Wat is het verschil met hetgeen u wil?
Verhaeghe: ‘Waar we elkaar kunnen vinden is in het standput dat traditionele verkiezingen een voorbijgestreefd station zijn in het democratisch proces. Wat hij voorstelt als alternatief is echter totaal anders. Hij wil de beslissingen voortaan laten nemen door een groep burgers die door loting is samengesteld, terwijl mijn deliberatieve democratie gebaseerd is op het oordeel van een bewust representatief samengestelde groep burgers. In het toeval van een loting zie ik niets. Nee, wat mij voor ogen staat is hoe mensen samen hun lot in eigen handen nemen en zo iets creëren waar ze samen in kunnen geloven. Buurtzorg is daar een mooi voorbeeld van. Dit zorgbedrijf werd opgericht door iemand die zijn baan bij een onpersoonlijke en centraal gestuurde zorgorganisatie beu was. Ondertussen werken er bij Buurtzorg achtduizend mensen, verdeeld over 550 zelfsturende teams. Het is succesvoller dan welk zorgbedrijf ook, het werkt voor de helft van de prijs en werd twee keer op rij uitgeroepen tot beste Nederlandse werkgever van het jaar.’

Wat u dus wil is mensen hun gevoel van betrokkenheid en appreciatie teruggeven, zowel politiek als professioneel?
Verhaeghe: ‘Gisteren sprak ik nog met een specialiste op het vlak van burn-out. De grootste oorzaken zijn anonimiteit, het gevoel niet geapprecieerd te worden en het ervaren van een kloof tussen de persoonlijke waarden en die van de hogere niveaus, zei ze. Volgens mij zegt dat genoeg.’

Wie is Paul Verhaeghe (1955, West-Vlaamse Roeselare)?

* Klinisch psycholoog en psychoanalyticus; hoogleraar aan de Universiteit Gent.

* In 1998 zet hij een eerste stap naar het grote publiek met de essaybundel Liefde in tijden van eenzaamheid. Het boek geeft een psychoanalytische kijk op man en vrouw en portretteert deze als fundamenteel zoekend naar een herstel van die eerste grote liefde: die tussen baby en moeder. Uit dat gemis komt alle kunst, cultuur en wetenschap voort.

* In zijn latere boeken, zoals Het einde van de psychotherapie (2009) en Identiteit (2012), laat hij de psychoanalyse, met haar stelling dat iedere psychose of neurose uniek is en er dus niet veel algemeens over gezegd kan worden, steeds verder los. Hij begint kritiek te uiten op de zuiver medische benadering van psychische problemen, en de nieuwe diagnostiek zoals die in de Amerikaanse DSM – de ‘Bijbel’ van de psychodiagnostiek – naar voor komt. Dit is geen wetenschappelijk, maar wel een ideologisch instrument, beweert hij. Hij staaft zijn stelling bijvoorbeeld met het feit dat homoseksualiteit tot in 1973 in de DSM een psychische aandoening werd genoemd. Vandaag worden al te veel zuiver werkgerelateerde aandoeningen zoals stress of burn-out door de DSM gereduceerd tot persoonlijke problemen, klaagt hij, waarmee de psychotherapie zich inschakelt in het kapitalistische denken en haar onafhankelijkheid prijsgeeft.

Verscheen in Trouw