"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Averno

Vrijdag, 20 januari, 2023

Geschreven door: Louise Glück
Artikel door: Rob Schouten

Vergelijking van twee bundels

[Recensie] Met in mijn achterhoofd de Gorman-controverse: is Radna Fabias wel de aangewezen persoon om Louise Glück te vertalen? Ik zeg ja, want er is onmiskenbaar verwantschap tussen die twee, maar niet in kleur en wat doet het ertoe: zoals Fabias naar de Nederlands-Caribische werkelijkheid kijkt, zo kijkt Glück naar die van haar, de Amerikaanse. Met een gelijktijdig gevoel voor realiteit en legende, en met een mooie mix van individuele en universele gedachten. 

Louise Glück
Nobelprijswinnaar Glück, van wie ik eerlijk gezegd maar weinig kende, is het soort dichteres waar veel lezers van zullen houden: sober, expressief, gevoelig. Geen geëxperimenteer of vergezochte constructies maar direct en betrokken, met veel natuur in haar gedichten, en met gevoel voor de mythische aspecten van onze tijd. Averno is geen bloemlezing uit haar werk maar de vertaling van een hele bundel, uit 2006, genoemd naar het helleputje van de Romeinen. Een “lange, rusteloze klaagzang” noemt de uitgever het en dat is het ook, met veel aandacht voor de wisselende realiteit van de wereld, die ons zo na aan het hart ligt maar die tegelijk kan bevreemden: 

“Er was sneeuw gevallen. Ik herinner me 
muziek uit een open raam. 
Kom bij me, zei de wereld. Dit wil niet zeggen 
dat ze in exacte zinnen sprak 
maar dat ik de schoonheid op die manier waarnam. 
Zonsopkomst. Een laagje vocht 
op elk levend wezen. Plassen van koud licht 
vormden zich in de greppels. 
Ik stond 
bij de deuropening, 
hoe belachelijk dat nu ook lijkt.”

Een gedicht over de troost van de natuur te midden van ‘de flauwe ellende van de wereld’. Mooi en inleefbaar is het zeker. Poëzie hoeft voor Glück zo te zien niet te ontwortelen, maar wil ons attenderen op de schoonheid en de narigheid om ons heen en die aanvaardbaar maken. Echt een dichteres voor onze tijd, met onze klimaatzorgen en menselijke onrust. 

Boekenkrant

“Ik heb geprobeerd nauwkeurig te zijn in deze beschrijving/ voor het geval iemand anders mij zou volgen”, schrijft ze ergens – en die bescheiden, betrokken toon kenmerkt haar werk. Je raakt er niet ondersteboven van, het trekt geen wissel op je intellectuele vaardigheden of gevoel voor esthetica, maar het spreekt je toe; empathisch, sensibel, soms een beetje onzeker, maar altijd met oog voor de menselijke zwakheid want zoals ze schrijft over “de binnenkant van mijn hoofd:/ je kunt naar buiten kijken/ maar je kunt niet naar buiten –“. 

Yehuda Amichai
Wat een totaal ander temperament heeft de dichter Yehuda Amichai (1924-2000), wat mij betreft de grootste Israëlische dichter van onze tijd, ook al is hij al een tijdje dood. Ook een dichter van de omgangstaal, alleen dan niet met de natuur en de aarde op zijn menu, maar de mens en de maatschappij. Waar je Glück ook heel goed in het oorspronkelijke Engels kunt lezen, is het Hebreeuws van Amichai ontoegankelijk voor vrijwel alle Nederlandstalige lezers en het staat er dan ook niet bij, dit is een eentalige editie. Maar de vertalingen van Tamir Herzberg en Tsafrira Levy brengen het heel dichtbij. Ik ken niet veel dichters die zo lijfelijk, sensueel en vitaal schrijven als Amichai. Zijn gedichten zitten vol aardsheid en beweging, en tegelijkertijd geeft hij je een soort tijdloos besef mee, alsof iedere punctie uit de werkelijkheid er ook direct een uit de kosmos is. Hier zo’n onge-evenaarde, geestige zin: ‘Jeruzalem is vol gebruikte joden, over uit de geschiedenis./ Tweedehands joden met kleine mankementjes, iets afgeprijsd./ En altijd is het oog op Zion gericht.’ Het seculiere en het Bijbelse gaan bij hem met het grootste gemak samen (een paar van zijn gedichten doen nota bene dienst in de liberaal-joodse gemeente), evenals leven en dood, liefde en scheiding. 

Wat me aan zijn werk altijd weer opvalt, en nu in deze ruime bloemlezing vooral, zijn de korte bochten die hij neemt: ‘Als kind prakte hij zijn aardappels/ tot een goudgele pap./ Naderhand gaat men dood.’ staat er in een van zijn treurdichten. Zelfs die lamenten hebben iets laconiek opgewekts. Ik weet niet of je hem, bij al die levendigheid, ook echt diepzinnig kunt noemen, maar mij spreekt hij aan, met zijn soms aforistisch aandoende wijsheden: ‘Wat is de ziel: lezen/ in een reisboek over een land, waar/ je in je leven niet zult komen.’ Ook Israëls geschiedenis, oorlogen, feesten en de Shoah staan ruimschoots op het programma. Nooit met politieke statements, maar altijd in de menselijke maat want alles komt tenslotte in en uit zijn hoofd, zelfs het hele land, zoals in ‘Vaderlandsliefde’: ‘En daarom kan ik mij alles wat hier gebeurd is/ in één keer herinneren, zoals een man die zich/ zijn hele leven herinnert op het moment van zijn dood.’ 

Dit is deel 1 van de vertaalde gedichten, er komt dus nog minstens een deel 2. Ik kan niet wachten, want Amichai is niet alleen een dichter om te lezen, maar ook een om je aan te laven en door te laten inspireren. Een grootheid ontsloten.

Eerder verschenen op Poëzieclub