"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Avonturen in alledaagse onwerkelijkheid

Vrijdag, 23 december, 2022

Geschreven door: Max Blecher
Artikel door: Nico van der Sijde

Het bizarre avontuur mens te zijn: hallucinante, soms oogverblindend fraaie visioenen over de totale betekenisloosheid

[Recensie] De Roemeense schrijver Max Blecher (1909-1938) leefde kort, verbleef vanwege ruggemergtuberculose zijn leven lang in sanatoria, was door die ziekte ook voortdurend ten dode opgeschreven en geïmmobiliseerd, en schreef toch drie romans. De eerste twee, Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid en Gelittekende harten, gelden zelfs als onverbiddelijke meesterwerken, ook voor mij. Bij Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid was ik echter vergeten waarom precies, omdat het alweer ruim tien jaar geleden is dat ik het las. Maar nu heb ik het herlezen, en weet ik het weer. Met veel dank aan Jan Mysjkin, die alle Blecher-romans uitstekend vertaalde en met mooie nawoorden verrijkte.

Enorme intensiteit
Een roman in traditionele zin is het overigens niet: er is nauwelijks een aaneensluitende handeling in te herkennen, zoals er ook nauwelijks sprake is van een plot, een verhaallijn of een logische karakterontwikkeling. Maar wel van een enorme intensiteit en een soms overweldigende vertwijfeling. We volgen de hallucinante overpeinzingen en visioenen van een naamloze ik-figuur, die zowel wanhoop als fascinatie ervaart omdat hij geen enkel antwoord heeft op “de verschrikkelijke vraag” wie hij eigenlijk is of op de al even verschrikkelijke vraag wat de werkelijkheid eigenlijk is. Want die hele werkelijkheid, inclusief de werkelijkheid van zijn eigen ik, is van elke zin beroofd. Onder elke zingeving is er een kloof, zo ervaart de ik-figuur, want niets in deze wereld heeft volgens hem ook maar enig waarom. In Gelittekende harten en het onvoltooide ‘Het verlichte hol’ staat deze betekenisloosheid eveneens voorop: in die beide boeken staart de hoofdpersoon vanuit zijn door dodelijke ziekte doordrenkte perspectief naar zichzelf en de wereld, en ziet hij alleen afgrondige zinloosheid. Met name Gelittekende harten greep mij zeer naar de strot door dat alles doorborende perspectief van zinloosheid, ziekte en verval. In Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid echter is de ik-figuur niet door ziekte getekend, en ervaart hij toch in even sterke mate dat er een afgrond gaapt onder alles. Die ervaring greep mij even sterk naar de strot, juist omdat de ik-figuur van Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid niet eens door ziekte en dood heen hoeft te gaan om tot dit bodemloze gevoel van zinloosheid te komen. En tot de ervaring dat mens zijn een bizar avontuur is, hoe zeer de taal en conventies van alledag “het bizarre avontuur mens te zijn” ook toedekken met hun geruststellende belofte dat de mensen en dingen kenbaar zijn en zinvol.

Gevoel van zinloosheid
Dit gevoel, of deze ervaring, wordt dus niet filosofisch beredeneerd of met logische argumenten verklaard c.q. onderbouwd. Maar het wordt wel erg pregnant neergezet, als een gevoel dat zich onontkoombaar opdringt maar dat alleen ervaren kan worden en juist niet kan worden beredeneerd, en dat bovendien met geen enkel bekend gevoel te vergelijken is. Bijvoorbeeld: “Het gevoel van afstand en eenzaamheid op momenten dat mijn alledaagse persoon zich in inconsistentie oplost, is niet te vergelijken met enig ander gevoel. Als het lang aanhoudt, slaat het om in angst, ja zelfs in de vrees dat ik mezelf nooit meer zal kunnen terugvinden. In de verte blijft er van mij een onzeker silhouet met een lichtende halo over, zoals je wel eens dingen in een nevel ziet”. Treffend daarbij is “dat een zo totaal gebrek aan zin zo hecht met mijn intieme materie verbonden kon zijn”. Het gevoel van zinloosheid doordrenkt de ik-figuur dus tot in zijn haarvaten, maakt hemzelf en alles om hem heen nevelachtig en onwerkelijk, berooft alles van zijn bekende contouren. En dat is niet in woorden te vatten: “Op bepaalde diepten van de ziel verliezen de alledaagse woorden hun betekenis. Ik probeer mijn aanvallen nauwkeurig te formuleren en ik vind enkel beelden. [….] Om te kunnen bestaan zou het woord iets moeten vasthouden van de verbijstering waarmee ik eerst een persoon in werkelijkheid zie en daarna zijn gebaren in de spiegel volg; of iets van de duizelingwekkende val in een droom, terwijl in een onvergetelijke seconde een vlijmende angst door je wervelkolom zwiept; of iets van de nevel en transparantie die beweegt door bizarre decors in kristallen bollen”.

Walging
Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid doet soms sterk denken aan twee jaar later verschenen Walging van Sartre, waarin de hoofdpersoon eveneens van walging en afkeer wordt vervuld door de onbenoembare betekenisloosheid der dingen. Alleen, bij Sartre mondt die ervaring van walging uit in een (overigens fraai uitgewerkte) filosofie, terwijl Blecher zijn lezers blijft onderdompelen in de bijna fysieke ervaring van zinloosheid. Ook doet deze roman van Blecher mij soms denken aan Heidegger, die in o.a. Sein und Zeit veel aandacht had voor de angst, als “grondstemming” die ons attent maakt op het Zijn als gapende openheid onder alle zijnden (dus: de dingen, de levende wezens, alles wat is). Want we hebben geen enkel antwoord op de vraag waarom er iets is en niet veeleer niets, en precies dat ontbrekende antwoord – en de duizelingwekkende gewaarwording dat elke funderende grond ontbreekt – ervaren wij in de angst. Aldus Heidegger, en aldus volgens mij ook Blecher. Alleen, Blecher filosofeert niet, maar ervaart. En hij probeert die ervaring van gapende openheid – en de bijbehorende wanhoop, angst en desillusie, maar ook de bijbehorende extatische fascinatie voor het onbekende – over te dragen in de gapende openheid van zijn woorden. Daarom staat zijn taal onder extreme hoogspanning, in elke zin opnieuw.

Surrealistische dromen
Veel passages zijn uitgebreide beschrijvingen van surrealistische dromen, terwijl in andere de realiteit zich bijna als koortsdroom manifesteert. Bijvoorbeeld: “Ik zag hem in een flits, naar mij roepend van achter de kuip, waaruit de walm van de kalk fantastisch opwervelde, zodat hij me voorkwam als een helse verschijning omgeven door vuur en bliksem”. Of: “In een plotselinge werveling van de wind leek het alsof een witmarmeren standbeeld zich oprichtte in de lucht. Op het moment zelf was dat een onbetwijfelbare zekerheid, zoals elke zekerheid. Het witte steenblok verwijderde zich snel in schuinse richting, zoals een ballon die uit de hand van een kind ontsnapt. Even later was het standbeeld niet meer dan een witte, vuistgrote stip in de hemel”. Die surrealistische droomachtigheid onderstreept dat “het bizarre avontuur mens te zijn” niet zozeer speelt op het niveau van beredeneerbare logica, maar op het niveau van de droom, het absurde, de alles doordrenkende onwerkelijkheid. Of, beter misschien, dat het hele bestaan zo absurd en onwerkelijk is dat het verschil tussen hallucinatie en werkelijkheid onwerkelijk wordt. En om vergelijkbare redenen bevat “Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid” meerdere lange en fascinerende scenes over wassen beelden, panopticums, theaters, bioscopen, bedrieglijke spiegels, openlijk onechte decors: over kunstmatigheid dus en openlijke vervalsingen, die niet onechter of onwerkelijker zijn dan de uit mystificaties opgetrokken werkelijke wereld, maar juist echter omdat het openlijke vervalsingen zijn. Of, beter gezegd misschien, openlijke onwerkelijkheden waarvan de onwerkelijkheid niet wordt verborgen, maar uitvergroot. En daar doet Blecher nog een paar scheppen bovenop die de onwerkelijkheid nog meer uitvergroten.

Uitgergrote onechtheid
Wonderlijk genoeg bevat Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid, naast alle wanhoop en vertwijfeling en alle uitvergrote onechtheid, ook veel passages van bijna onaardse schoonheid. Misschien omdat de ik-figuur, juist omdat hij helemaal onthecht is van alle gewoonten en alle conventies, gevoelig is voor kleurcombinaties en vormcombinaties waar een meer conventionele geest geen flauw vermoeden van heeft. Misschien omdat hij elke orde als pure mystificatie opvat en daardoor extra gevoelig is voor de ordeloze veelvormigheid en veranderlijkheid van de dingen. En dat alles misschien nog versterkt door zijn hallucinatoire blik op de werkelijkheid, en zijn neiging of vermogen om ook het meest normale tafereeltje nog te zien in de felle kleuren van de irrationele droom. Hoe dan ook: de bonte veelvormigheid en veranderlijkheid die Blecher ons voorschotelt doet soms denken aan mijn held Bruno Schulz. De relatief eenvormige wereld die wij menen te zien, kijkend door onze conventionele en niet erg fantasievolle bril, is volgens Schulz alleen schijnwerkelijkheid, zoals alle werkelijkheid volgens hem alleen maskerade is, en de stabiliteit ervan is een illusie. De onbestaanbaar grillige tegenwerelden van Schulz’ ongeremd barokke fantasie pogen te ontkomen aan die illusie, wat volgens hem weliswaar een “universele ontgoocheling van de werkelijkheid” oplevert maar vooral ook een veel rijkere, veel meer pluriforme, en veel vrijere manier van kijken naar en genieten van de wereld in en buiten ons hoofd. Schulz associeert dat tevens met “het geniale tijdperk” van de kindertijd, d.w.z. van de kinderfantasie die nog niet gehoorzaamt aan de conventies van de volwassene. Het lijkt alsof Blecher vergelijkbare gedachten heeft: ook hij laat soms enorm barokke fantasieën op ons los, ook hij verlustigt zich daarin aan de bonte veelvormigheid en veranderlijkheid van de van elke zinvolle vorm bevrijde materie, en ook hij associeert dat met de nog niet door volwassenheid bedorven kinderblik.

Wanhoop
Alleen, waar Schulz vooral de rijkdom van die pluriformiteit voorop zet, overheerst bij Blecher veel meer de wanhoop: naast fascinatie voor alle veelvormigheid is er vaak ook angst of afschuw over de chaos en de betekenisloosheid, en bovendien het gevoel dat ook onder schoonheid niets dan betekenisloze leegte gaapt. Daardoor zijn Blechers barokke fantasieën dubbelzinniger, ambivalenter, en minder jubelend dan die van Schulz. Maar niet per se minder betoverend. Zie bijvoorbeeld Blechers verbale eruptie over de gegraveerde taferelen in een zigeunerring: “De buitengewone parade die vogels, dieren en bloemen vertonen om de seksuele aantrekkingskracht op te voeren, zoals de uiterst gestileerde staart van de paradijsvogel, de geoxideerde veren van de pauw, het hysterische kantwerk van de kroonbladeren van de petunia’s, het onwaarschijnlijke blauw van de balzakken van de aap, het zijn stuk voor stuk povere pogingen tot seksuele ornamentatie in vergelijking met die weergaloze zigeunerring. Het was een prachtig tinnen object, fijn, grotesk en afschuwelijk. Vooral afschuwelijk: het was een aanval op de liefde in de donkerste en meest fundamentele gebieden ervan. Een ware kreet van seks”. Of de volgende scene, waarin de ik- figuur ontwaakt:

“In een spiegel tegenover mij werd de dageraad weerspiegeld als een perfect vierkant van blauwe zijde. […] Toen ik probeerde op te staan, greep mijn hand in het houtsnijwerk van het bed. Er waren figuren die mijn vingers vulden, andere die van het bed weg spetterden, in het bleke kamerlicht groeiden en zich tot talloze kantelen, holten en kantwerkjes van schimmel uitholden. Even later werd de kamer gevuld met allerlei immateriële voluten die ik van mij af moest houden om mij een weg te banen tot aan de deur. Mijn hoofd gonsde onophoudelijk en alle grotten in de lucht leken hetzelfde gemurmel te herhalen”.

Bizar avontuur
Het lezen van Avonturen in de alledaagse onwerkelijkheid was voor mij kortom een bizar avontuur. Zelden las ik een boek waarin alle zinnen zo onder hoogspanning stonden, en waarin de wanhoop over de gapende grondeloosheid van alles zo pregnant werd verwoord. Zelden las ik proza waarin droom en realiteit zo sterk met elkaar werden vermengd. En dat alles gaat ook nog eens gepaard met barokke beelden vol weliswaar zinloze, maar niettemin adembenemende schoonheid. Waarbij die schoonheid misschien nog wel pregnanter wordt omdat hij waargenomen wordt door wanhopige ogen. Ik ben kortom twee keer helemaal weggeblazen door dit boek: tien jaar geleden, maar ook toen ik het onlangs weer herlas.

Boekenkrant

Eerder verschenen op Hebban

Boeken van deze Auteur:

Avonturen In De Alledaagse Onwerkelijkheid

Gelittekende harten