"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bahia, Recief en ander ongerief

Woensdag, 28 maart, 2018

Geschreven door: Francesco de Brito Freire
Artikel door: Marjolein Overmeer

Het einde van het Nederlandse tijdperk in Brazilië

[Recensie] De Nederlandse geschiedenis uit de zeventiende eeuw bestuderen we vaak vanuit Nederlandse bronnen. Onlangs verscheen een niet eerder vertaald boek van een hoge Portugese militair over oorlog met de Hollanders in Brazilië. Dit biedt een interessante, andere blik.

In de kranten uit 1638 lazen de Nederlanders hoe Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) het beleg van de Portugees-Braziliaanse stad Salvador de Bahia had verloren. Het lag echter niet aan deze edelman, de kersverse gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië. Hij had juist zijn leger gered door zich terug te trekken. De schuld van dit verlies lag bij verraders en de aanwezigheid van te weinig manschappen voor een goede omsingeling, waardoor de Portugezen zichzelf konden blijven bevoorraden.

Dit soort krantenberichten waren niet bedoeld als objectieve berichtgeving, evenmin als het jubelboek dat in 1648 verscheen over de bestuursperiode van Johan Maurits in Nederlands-Brazilië (1638-1644). Daarom is het ook interessant om een andere kijk op de strijd te lezen. Francisco de Brito Freire (1625-1692) beschreef in zijn boek ‘História da Guerra Brasilica’ (1675) het verhaal over de Nederlanders en haar bestuurders overzee vanuit Portugees oogpunt. Deze Portugese admiraal dwong de Nederlanders tot overgave in 1654.

Zijn boek is onlangs verschenen als ‘Bahia, Recief en ander ongerief. Het einde van het Nederlandse tijdperk in Brazilië’. Benjamin N. Teensma heeft het vertaald, bekort en bewerkt. Hij is Nederland-Brazilië-kenner. Het origineel is nogal uitgebreid en Teensma heeft voornamelijk de hoofdstukken bewerkt waarin De Brito Freire de Hollanders en hun acties beschreef. Verder is het laatste deel van het originele boek verloren gegaan, waardoor we alleen de geschiedschrijving bezitten vanaf de Hollandse verovering van Salvador da Bahia in 1624 tot en met Nassau’s mislukte belegering van diezelfde stad in 1638.

Kookboeken Nieuws

Waarom Brazilië?

In de zeventiende eeuw voeren de Nederlanders de wereldzeeën over om handel te drijven. De handelsorganisaties Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie (WIC) werden opgericht om de krachten te bundelen en zo meer winst te maken. Om hun handelspositie te versterken, veroverden ze de overzeese (kust)gebieden waar dat kon. De compagnieën bouwden er forten en lieten deze gebieden besturen door Nederlandse ambtenaren, waarvan de hoogste in rang de gouverneur-generaal was. Dit ging er niet al te zachtzinnig aan toe en de toenmalige vijanden zagen in die brutale Hollanders vaak niet meer dan zeerovers.
Dit gold ook voor de Portugezen. Zij hadden Brazilië in de zestiende eeuw gekoloniseerd en produceerden daar het zeer gewilde suiker. Portugal hoorde vanaf 1580 echter bij Spanje en daarmee waren de Nederlanden in oorlog (1568-1648). Het Spaanse handelsembargo dat inging na het aflopen van de wapenstilstand in 1621 maakte de overzeese handel lastig. De Republiek der Verenigde Nederlanden begon zich klaar te maken om Braziliaanse gebieden dan maar te veroveren.

Geen blad voor de mond

Het boek is haast een militair verslag, vol belegeringen en veld- en zeeslagen en met veel tactische details. Dat is niet verbazingwekkend met een admiraal als auteur. Soms is dat wat langdradig maar ook voor wie niet per se van militaire geschiedenis houdt, blijft het boek interessant. De Brito Freire schetst bijvoorbeeld een beeld van het landschap, inclusief dwergen, reuzen en kannibalistische volken en door zijn omschrijvingen krijgen we een beeld van zeden en gewoonten uit de zeventiende eeuw. De admiraal spaart hooghartige en egocentrische bevelhebbers niet, zowel Hollanders als Portugezen, die door hun incompetentie de levens van hun ondergeschikten in gevaar brachten.

Johan Maurits valt hier ook onder. Volgens Teensma schreef De Brito Freire zijn geschiedschrijving als tegenhanger van het boek ‘Nederlandsch Brazilië onder het bewind van Johan Maurits, graaf van Nassau 1637-1644’. Caspar Barlaeus had dit jubelboek, in opdracht van Johan Maurits zelf, geschreven in 1647. De Brito Freiro zou erg ontstemd zijn geweest over de inhoud en wilde onder andere de hoogmoed van Johan Maurits en de hebzucht van de WIC aan de kaak stellen.

Met geld kan alles

Teensma begint het boek met een chronologie en een duidelijke inleiding en zorgt hiermee voor genoeg context. Ook voor de lezer die verder niet zoveel weet van het onderwerp en het tijdperk. De geschiedschrijving begint in 1624, wanneer de Nederlanders Braziliaanse gebieden beginnen aan te vallen. Na het bemachtigen van de Spaanse zilvervloot in 1627 door Piet Hein is er ineens genoeg geld om de Braziliaanse plannen weer uit de ijskast te halen. De Brito Freiro schrijft raak: “Zo moest het ongelukkige Amerika uit eigen middelen aan zijn eigen rampspoed bijdragen, omdat unaniem besloten werd dat project opnieuw ter hand te nemen.”

Na pittige gevechten lukt het de Nederlanders om tussen 1630 en 1654 een omvangrijke enclave in het noordoosten van Brazilië te bezetten, met Pernambuco als kerngebied en Recief als hoofdplaats. De gebieden eromheen zijn nog in Portugese handen. De Brito Freiro laat de lezer kennismaken met de guerrillatactieken van kleine groepjes oorspronkelijke bewoners, die voor de Portugezen vechten, en in Brazilië geboren Portugezen. Zij kennen het gebied en drijven de Nederlanders tot waanzin.

Portugese guerrilla en listige Hollanders

“De Portugezen brachten twaalf groepen van twaalf plattelanders op de been die zich grote bekendheid zouden verwerven. Het waren lieden die soms alleen en soms een groepje snelle, geruisloze en onverbiddelijke overvallen konden uitvoeren. Als landskinderen kenden zij de Braziliaanse natuur. Omdat het hele gebied door oerbos overdekt is, werd het al na een paar dagen duidelijk hoe effectief hun manier van oorlogvoeren was om Hollanders te liquideren. Van ons kregen ze de erenaam capitães de emboscadas of hinderlaagkapiteins.”

Een paar hoofdstukken verder: “Dankzij deze strooptochten beheersten wij het platteland zodanig dat de Hollanders er zich zelfs met versterkte konvooien niet meer durfden te vertonen. Zij konden onmogelijk zo’n uitgestrekt en ruig begroeid gebied bestrijken waarin hun vijanden overal konden rondzwerven en tegelijkertijd op meerdere plaatsen de plantages en de bevolking met wapengeweld en brandstichting teisteren.”

Op zee waren de Hollanders over het algemeen sterker. En sluwer. “De bewezen deskundigheid van dat listige volk dat zich altijd zo probeert op te stellen dat het veel schade aanbrengt en weinig ondergaat.” De Hollanders zijn in 1634 aan de winnende hand, ondanks stevig verzet van de onderbemande Portugezen. “Door het uitblijven van hulp en steun uit Brazilië en Spanje hoeft het ons niet te verbazen dat de stad verloren ging, maar wel dat dit niet al veel eerder was gebeurd.”

Egocentrische officieren

Niet alleen uitblijvende steun, maar ook de onenigheid tussen de Portugese officieren speelde de Hollanders in de hand. De Brito Freire laat tussen de regels door duidelijk merken wat hij hier van vindt. “Veel hoofdofficieren waren het oneens met de beslissing onze troepen te verdelen over het binnenlandse hoofdkwartier en het fort Nazaré aan de Augustinuskaap, omdat die tweedeling de inzet van een krachtige hoofdmacht onmogelijk maakten.”

“Maar zoals de betere meningen niet altijd de meest aanvaarde zijn, werd ook deze terzijde gelegd. Een mogelijke reden voor deze afwijzing was angst voor reputatieverlies, omdat de Hollanders al zo dichtbij gekomen waren. Bovendien was de binnenlandse vesting door onze generaal (Matias de Alburquerque) zelf gesticht en werd het al zo lang ten koste van vele slachtoffers in stand gehouden, dat voor hem het sentiment zwaarder woog dan de harde werkelijkheid.”

De Alburquerque wordt eind 1635 opgevolgd door de edelman Don Luis de Rojas y Borja, waarover De Brito Freire weinig tevreden is. “Als legercommandant bleek de onervaren Don Luis zijn zin meer met hoogmoed dan met verstand door te drijven, omdat hij aan alle impulsen van zijn invallen en grillen gevolg gaf.” Op 8 januari 1636 worden zijn troepen in de pan gehakt: “Het theatrale einde van een blaaskakende generaal.”

Reddende engel Johan Maurits

Om orde op zaken te stellen, wees de WIC de Duitse graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen in 1637 aan als gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië. De WIC passeerde hiermee de ervaren generaal Christoffel Artichevski. De Brito Freiro over de aanstelling: “Hij was een neef van Maurits, prins van Oranje en stadhouder van de Republiek der verenigde Nederlanden. Om zijn voorname afkomst was hij aangezocht gouverneur-generaal van Nederlands Brazilië te zijn. Door zijn hoge geboorte zou hij door de Hollanders gehoorzaamd en door de Portugezen gerespecteerd worden.”

Aan het einde van Teensma’s bewerking komt Johan Maurits aan in Brazilië. Hij wil bij zijn eerste militaire operatie in 1638 goed voor de dag komen. “Uit alle garnizoenen trok hij zijn manschappen samen zodat hij een leger van 6000 man op de been kon brengen, waaronder vijfhonderd indianen en zwarten uit de bosdorpen en van de plantages.” Dat Johan Maurits met deze overmacht toch de slag om Salavador de Bahia wist te verliezen, kwam volgens de Portugese admiraal omdat hij zonder zijn ervaren generaals op pad was gegaan.

“Die heren waren ontevreden over Nassau’s gedrag: uit afgunst om hun reputatie had Nassau hen minder tactvol bejegend. Jaloers als hij was wilde hij zelf grootse daden verrichten en voorkomen dat de roem daarvan op hen zou afstralen… Het besluit om met deze campagne te beginnen had hij tegen de zin van velen doorgedrukt. Nu ervoer hij hun fronsend wantrouwen als beangstigend.”

“Ten slotte trokken de Hollanders zich terug nadat wij het grootste deel van hun infanterie hadden verwond of gedood, want door grotere terreinkennis en lichaamsvaardigheid hadden onze troepen hun posities voortdurend kunnen verbeteren. Bovendien gaapt er een brede kloof tussen het kapen van andermans goed en het verdedigen van eigen bezit.” De inkijkjes in de methoden en het karakter van Johan Maurits staan in schril contrast met de beschrijvingen in Nederlandse bronnen uit die tijd. Het boek is daarmee een mooie aanvulling.

Hof Johan Maurits in Brazilië

Historicus Erik Odegard (Universiteit Leiden) onderzocht de hofhouding van Johan Maurits in Nederlands-Brazilië. Hij vertelde hierover tijdens de boekpresentatie van ‘Bahia, Recief en ander ongerief’. Volgens Odegard was Johan Maurits de minst aangewezen persoon voor de positie van gouverneur-generaal. Hij gedroeg zich als een aristocraat en niet als een ambtenaar in dienst van de WIC.

Odegard: “Johan Maurits’ gedragingen zijn te verklaren vanuit de gewoontes van de Duitse elite. De graaf vond het niet meer dan logisch om zijn hofhouding van Kleef naar Brazilië te verplaatsen, op kosten van de WIC. In zijn contract stond geschreven dat het voedsel voor het personeel werd betaald, maar de WIC had een klein ambtelijk apparaat in gedachten en geen hele hofhouding. Ook met het feit dat hij niet alleen beslissingen mocht nemen was Johan Maurits het niet eens. Als graaf van Nassau zou hij toch bepaalde voorrechten moeten hebben. Hij zorgde er in ieder geval voor dat andersdenkenden, zoals Christoffel Artichevski, konden vertrekken.”

Johan Maurits staat vandaag de dag bekend om zijn liefde voor Brazilië maar volgens Odegard zat die liefde niet diep. Hij wilde alleen blijven op zijn eigen voorwaarden, met complete hofhouding. Ook bleek de graaf de verkeerde man voor zijn bestuurstaak, hoezeer hij ook geprezen is in boeken en krantenberichten. “Het beeld dat we hebben van Johan Maurits’ glorietijd als WIC bestuurder klopt niet. Hij was aangenomen om de crisis in Nederlands-Brazilië te bezweren, maar dat is hem niet gelukt. Het ging eigenlijk alleen maar slechter.”

Dit klopt aardig met het beeld dat De Brito Freire van de graaf schetste. Maar aan de andere kant heeft Johan Maurits’ elitaire gedrag ook mooie dingen voortgebracht. Hij liet schilderijen maken, gebouwen bouwen en de natuur beschrijven. Cultuur vierde hoogtij aan het hof van de graaf, zoals het hoorde in die tijd, en vanwege die erfenis wordt hij nog steeds geroemd.

Eerder gepubliceerd op Kennislink