"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bakhita

Vrijdag, 11 september, 2020

Geschreven door: Véronique Olmi
Artikel door: Lalagè

Kop

[Recensie] Het levensverhaal van Bakhita begint in Soedan in de negentiende eeuw, waar ze geboren wordt tegelijk met haar tweelingzusje. Als kind speelt ze onder de Afrikaanse zon. Ze is bang voor slangen, maar verder voelt ze zich veilig in haar gezin: haar moeder die ’s ochtends naar de zonsopgang kijkt, haar zusjes en broertjes waar ze mee speelt, haar vader die de broer is van het dorpshoofd. Toch weet ze niet meer hoe ze toen genoemd werd. De naam die haar ouders haar gaven, is ze vergeten. Want als ze een jaar of zeven is, wordt ze uit het dorp geroofd door slavenhandelaren. Dat is het begin van een jeugd die in het teken staat van mishandeling. Véronique Olmi beschrijft het op poëtische wijze. De zinnen hebben hun ritme behouden in de vertaling van Marianne Kaas.

“Wat er daarna gebeurt, de ravage, vanbuiten en vanbinnen mishandeld te worden, dat kent ze al, het is de afgrond zonder bodem, zonder hulp, het betekent ziel en lichaam samen tot roerloosheid gedwongen en verbrijzeld. De misdaad waarop niet de dood volgt.”

Soms moet ik even puzzelen om te snappen hoe een zin met veel komma’s in elkaar steekt. Maar het komt vooral door het indringende verhaal dat ik dit niet snel kan lezen. De ene meester is nog gruwelijker dan de ander. Velen om Bakhita heen overleven het niet. Maar zij voelt de enorme wil om te leven. Zij zal op het nippertje ontsnappen. Als door een wonder treft ze een meester die wel goed voor haar is. En door haar eigen smeken reist ze met hem mee naar zijn thuisland Italië.

Schrijven Magazine

Daar belandt Bakhita in een klooster. De sfeer spreekt haar aan. Ze houdt van de weeskinderen die er verzorgd worden.

“Zij weet wat zij niet kunnen zeggen. Ze kent de ziekten, de armoede en de schaamte om de armoede. Ze heeft altijd naald en draad bij zich en ongemerkt herstel ze de winkelhaken en de gaten in de zakken, ze ziet de blauwe plekken die niet worden getoond, ze kan zien dat een kind pijn heeft aan de manier waarop het zich gedraagt, waarop het loopt, niet wil spelen.”

Bakhita wordt vrijgemaakt, bekeert zich tot het christendom en treedt in als non. Tegen het einde van het boek wordt er naar mijn smaak iets te veel uitgeweid over de opkomst van Mussolini. Dat heeft wel invloed op Bakhita’s leven, maar ik ben meer geïnteresseerd in hoe het haarzelf vergaat. Ik had juist meer willen lezen over het kloosterleven en de specifieke kenmerken van de canossianessen. Op internet kan ik daar helaas ook maar weinig over vinden.

Bakhita is veilig en ze heeft veel lieve mensen om zich heen, maar ze zal altijd fysiek pijn lijden en nachtmerries hebben. Toch gaat ze nog een keer op reis, want een eerste boek over haar leven wordt enorm populair in heel Italië en mensen willen haar zien. Na haar dood wordt ze al spoedig zalig verklaard en sinds 2000 is ze de eerste heilige uit Soedan. Er wordt tot haar gebeden voor slachtoffers van mensenhandel, zoals zij zelf ook was. Dit boek heeft veel indruk op mij gemaakt. Wat een bijzonder mooi mens was Sint Bakhita Giuseppina.

Eerder verschenen op Lalageleest

Bakhita