"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Biecht aan mijn vrouw

Dinsdag, 17 mei, 2022

Geschreven door: Pieter Waterdrinker
Artikel door: Alek Dabrowski

Te veel informatie, te weinig focus

[Recensie] Op Facebook noemde ik het werk van Pieter Waterdrinker kauwgumliteratuur. Dit lijkt een diskwalificatie, maar het begrip is niet alleen negatief bedoeld. Kauwgum is niet altijd vies. Het punt is dat na het lezen ervan er weinig tot niets van bijblijft: geen interessante gedachten of citaten die je wilt onthouden. Ik maak altijd aantekeningen tijdens het lezen van boeken. Bij Waterdrinker noteer ik nauwelijks iets. Ik heb dat ook bij een schrijver als Peter Buwalda.

Biecht aan mijn vrouw is uit 2022 en is geschreven tegen de achtergrond van de Corona-crisis. Waterdrinker zat in het najaar 2020 in een schrijvershuis in Amsterdam. Het verhaal speelt zich grotendeels op deze locatie af. Hij noemt het boek een kleine autobiografische roman en een werk van fictie. De hoofdpersoon, een schrijver, is noodgedwongen gescheiden van zijn Russische vrouw. Zij zit in Frankrijk en wordt getroffen door het virus. Hij zit in Amsterdam waar een dag na zijn aankomst het openbare leven stilvalt.

Waterdrinker brengt een hoop verhalen samen in deze setting. In de schrijverswoning heeft vóór hem een jonge zwarte auteur gewoond, waarvan de vriendin nog een sleutel bezit en plotseling in het huis is. De jaloerse echtgenote van de hoofdpersoon mag niet weten dat deze jonge vrouw geregeld in het huis bivakkeert. De tweede lijn is een jeugdvriend die opduikt en hem op sleeptouw neemt naar plekken in Amsterdam waar je nog gewoon uit eten kunt en feest kunt vieren. De man is steenrijk geworden en nog een even grote proleet als vroeger. Een geschiedenis uit het verleden met deze man houdt de schrijver sterk bezig. Daarnaast worstelt hij met een onderwerp voor zijn volgende boek en heeft hij een aanvaring met de Nederlandse krant waarvoor hij werkt. Tussendoor deelt Waterdrinker vrolijke stekelige opmerkingen uit over Nederland en het Nederlandse literaire leven.

Waterdrinker schrijft vlot en weet de verschillende lijnen goed met elkaar te verweven. Toch vond ik dit boek een stuk minder goed dan bijvoorbeeld Tsjaikovskistraat 40. Het vertellen gaat te vaak over in gebabbel. Hij beschrijft te vaak bijvoorbeeld de routes die hij in Amsterdam aflegt. Geestig vertelt hij hoe hij zwetend en puffend een smalle trap uit het schrijvershuis neemt, maar na een paar maal weet je dit. Ook de talloze straatnamen opnoemen, gaat op den duur vervelen. Het vertellen wordt een eindeloos beschrijven en haalt de spanning uit het verhaal. Hetzelfde geldt voor de beeldtelefoongesprekken met zijn vrouw, waarbij deze de woning telkens keurt. Jammer is dat er weer wat foutjes of onwaarschijnlijkheden in het verhaal zitten. Hij belt bijvoorbeeld trouw iedere dag met zijn vrouw. Op een keer drinkt hij stevig door met zijn jeugdvriend en negeert hij de talloze oproepen van haar. De volgende dag is zij woedend. Later lees je dan dat hij na de drankpartij niet direct in slaap gevallen is, maar juist urenlang wakker heeft gelegen. En dan kijk je niet eenmaal op je telefoon? Merkwaardig.

Kookboeken Nieuws

Wat Waterdrinker ook te veel doet is een situatie uitleggen aan de lezer, een voorbeeld: wanneer de jeugdvriend de jonge vrouw ontmoet merkt de hoofdpersoon niet dat zij elkaar al kennen. De schrijver Pieter Waterdrinker laat dit de lezer zogenaamd subtiel wel weten. De aanwijzingen de hij geeft vind ik overbodig. Laat het ook voor de lezer nog even onduidelijk zijn. Dat verhoogt de spanning. 

Al met al staat de roman te vol met informatie die weggelaten kon worden en ontbreekt het een beetje aan focus. Dat wil niet zegen dat de afzonderlijke scènes slecht zijn. Een van de mooiste stukken gaat over een lezing die hij in Corona-tijd op een afgelegen plek houdt. Een leesclub van kakkers komt samen in een enorme hal met verzamelobjecten. De situatie heeft iets surrealistisch en de auteur neemt schitterend de Hollandse krenterigheid op de hak. Ook de scènes waarin hij zich overgeeft aan ranzige vreetbuien zijn erg komisch en het personage van de jonge vrouw is goed neergezet. De jeugdvriend daarentegen is één groot cliché, maar dat zal de bedoeling zijn geweest.

Tot slot wil ik toch besluiten met een citaat uit Biecht aan mijn vrouw. In herinneringen komt de familie van de schrijver en zijn jeugd in Zandvoort vaak voorbij. Fictie en autobiografie zijn hier met elkaar vervlochten en de schrijver zal zich over zijn eigen werk misschien ook achteraf afvragen wat nu werkelijk heeft plaatsgevonden en wat niet. Op haar sterfbed sprak zijn moeder tot hem. “Lieve jongen, het is net alsof alles in mijn leven nooit is gebeurd.” 

Eerder verschenen op Uitgelezen Boeken