"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bijna een vader

Vrijdag, 3 december, 2021

Geschreven door: Alejandro Zambra
Artikel door: Marnix Verplancke

“Poëzie is een manier is om het onzegbare te benaderen”

[Interview] Het Chileense wonderkind Alejandro Zambra schreef zijn meest toegankelijke roman, over de relatie tussen een vader en zijn stiefzoon, maar ook over zijn land dat bij gebrek aan iets anders zijn dichters op handen draagt.

“Een boek schrijven is pure arrogantie. Want wat zeg je ermee? Dat je jezelf zo interessant vindt dat iedereen een uur of tien naar je zou moeten luisteren. Iedere keer ik een nieuw boek van mezelf in handen heb, denk ik dat. Ik zal er nooit aan wennen.” Alejandro Zambra is een bescheiden man, al te bescheiden in feite, want iemand die algemeen tot de beste Spaanstalige schrijvers van zijn generatie wordt gerekend en de literaire erfgenaam van de Chileense legende Roberto Bolaño wordt genoemd, hoeft zich geen zorgen te maken over de tijd die hij van zijn lezers vraagt.

Dat geldt ook voor zijn nieuwe boek, zijn omvangrijkste en toegankelijkste tot nog toe. Bijna een vader gaat over Gonzalo, die na negen jaar zijn eerste liefje weer tegen het lijf loopt en merkt dat de passie nog steeds even groot is als weleer. Maar Carla blijkt intussen een zoontje van zes te hebben, Vicente. Wanneer Gonzalo bij Carla intrekt heeft hij dus opeens niet alleen een vrouw, maar ook een stiefzoon. Gonzalo geeft les, maar liefst van al zou hij een bekende dichter worden, en doctoreren natuurlijk. Ongeveer op hetzelfde moment dat zijn eerste bundel verschijnt, krijgt hij ook de boodschap dat hij een doctoraatsbeurs gekregen heeft in New York. Het leidt tot een breuk met Carla. Tijdens zijn zes jaar afwezigheid weigert Vicente contact te hebben met hem, maar voelt hij zich wel steeds meer de kant van de poëzie op getrokken worden. Ook door de Amerikaanse journaliste Pru natuurlijk, waarmee Vicente een korte affaire heeft en die aan een artikel werkt over de Chileense poëzie. En daarmee hebben we het tweede grote onderwerp aangeraakt van Zambra’s roman die in het Spaans Poeta chilena heet. In een lang en bijzonder grappig hoofdstuk volgen we Pru en Vicente op hun tocht langs poëzielezingen en literaire feestjes, waarbij gedronken, gediscussieerd, gescholden en zelfs gevochten wordt. En zo gaat Vicente toch de weg op van zijn stiefvader en merkt hij dat je uiteindelijk altijd op de mensen gaat lijken waar je veel contact mee hebt.

“Ik weet ook niet goed waarom, maar de relatie tussen een kind en zijn stiefvader heeft me altijd gefascineerd. Omdat ze zo ongrijpbaar is wellicht. In het boek gaan Gonzalo en Vicente naar de supermarkt. Iemand vraagt wat hun relatie is en Gonzalo wil daar niet meteen antwoord op geven. Hij twijfelt en zegt uiteindelijk dat zij vrienden zijn, maar hij weet ook wel dat er meer is dan dat. Als stiefvader ben je nooit een echte vader, maar je bent het bijna. Ik heb een zoontje van drie. Toen ik vader werd, was dat een bewuste keuze. Hetzelfde geldt wanneer je een kind adopteert. Dat is je eigen beslissing. Stiefvader worden is anders. Daar kies je niet voor. Dat kind is er al. Je wordt verliefd op iemand die een kind heeft en je denkt dat dit allemaal wel zal vlotten, maar uiteindelijk blijkt dat niet zo te zijn. Relaties tussen stiefvaders en stiefkinderen verlopen vaak stroef. Er ontbreekt altijd iets.”

Boekenkrant

Dat blijkt ook uit onze culturele omgang met stiefouders natuurlijk, denk maar aan het sprookje van Assepoester.

“Stiefmoeders hebben nog meer dan stiefvaders een belabberde reputatie. Het zijn gewoonweg slechte mensen. In het Spaans is stiefvader padrastro. Stiefzoon is hijastro. Die uitgang ‘-astro’ heeft een negatieve connotatie. Alle Spaanse woorden die met dat achtervoegsel eindigen verwijzen naar minachting en onwettigheid. Zo is een politicastro een slechte politicus en een poetastro een slechte dichter. Misschien zouden we dat padrastro wel uit onze woordenschat moeten bannen en het vervangen door een nieuw woord, dat positiever klinkt.”

Wat dan weer een taak zou kunnen zijn voor een goede dichter?

“Precies, want dat is wat dichters doen, de taal veranderen door nieuwe woorden te bedenken. Dichters worstelen met de taal en geven haar vaak een nieuw leven.”

De oorspronkelijke titel van uw roman verwijst trouwens naar die dichter, Poeta chilena, Chileens dichter.

“Wat er ook gebeurt met Chili, hoe ver het ook mag afdrijven van democratie en redelijkheid, we zullen altijd die dichters hebben om trots op te zijn, is het idee erachter. Het heeft iets heel dubbels natuurlijk. Enerzijds is het ironie, maar er schuilt ook ernst achter, omdat in Chili poëzie heel erg aanwezig is. Ze behoort tot de lagere en de middenklasse. Het is geen elitair literair genre zoals dit in veel andere landen het geval is.”

Halen dichtbundels dan gigantische oplages in Chili?

“Nee, en dat is het interessante. In Chili wordt even weinig poëzie gelezen als overal elders, maar doordat het land een paar dichters van wereldfaam heeft gehad, zoals Gabriela Mistral en Pablo Neruda, die allebei een Nobelprijs kregen, zijn dichters nationale helden geworden. De Chileense dichter maakt het volk trots. Alles gaat hier fout, maar kijk eens welke grote dichters we hebben voortgebracht, dat dus. Terwijl niemand die dichters leest. Poëzie is een nationale mythe in Chili. De titel van mijn roman is in feite een grote inside joke. Het was een werktitel. Wanneer mensen mij vroegen waar ik mee bezig was zei ik: ‘Poeta chilena’, wat iedereen altijd grappig vond. Ik was niet van plan om die titel te houden, tot ik het op een bepaald moment dacht: waarom ook niet, want blijkbaar werkt hij wel. Maar de wereld van de dichters is ook een boeiende wereld. Ook al wordt er vaak gelachen en gespot, wanneer puntje bij paaltje komt is poëzie bloedserieus. Zij brengt mensen bij elkaar die anders volstrekte vreemden zouden blijven maar die nu urenlang kunnen discussiëren over vijf regels tekst. Er komt geen geld bij kijken, wat ik ook wel mooi vind.”

Poëzie is dus nuttig, zoals Gonzalo beweert?

“Poëzie is een manier is om het onzegbare te benaderen. Het is een manier om het gevoel aan te pakken dat er iets aan onze woorden ontsnapt. We zitten op sociale media en praten de dag vol, maar er is altijd iets dat verdergaat en dat we met die woorden niet kunnen vatten. Het is dat wat je je eenzaam, pessimistisch of bedrukt doet voelen. Op zo’n moment biedt poëzie een uitkomst, omdat gedichten zaken zeggen die we niet kunnen communiceren. Poëzie combineert troost en luciditeit. Ze wiegt je niet in slaap, maar maakt je wakker en toont je iets wat je nooit eerder zag. Gonzalo wil kost wat kost dichter worden. Als je hem zou vragen waarom, zou hij wellicht geen zinnig antwoord kunnen geven. Hij is de zoon van een taxichauffeur en behoort tot de eerste generatie van zulke bescheiden komaf die naar de universiteit kan gaan. Alle ouders willen dan dat hun zoon arts of ingenieur wordt, maar Gonzalo wil literatuur studeren. Hij wil dichter worden, in de voetsporen treden van Neruda en een wereldberoemde popfiguur worden. Het is allemaal romantiek. En de media bevestigen dat. Er is wellicht geen enkel ander land waar dichters zo vaak geïnterviewd worden. Mensen denken dat ze belangrijke zaken zeggen. Niet omdat ze intellectuelen zouden zijn, absoluut niet, maar omdat ze tot het volk behoren en onafhankelijk zijn. Het zijn vrijdenkers. En dat terwijl Chili volstrekt geen traditie van populaire literaire kritiek heeft. Het land is anderhalve krant rijk en recensies moet je er niet in gaan zoeken, maar dichters worden wel voor profeten gehouden.”

Krijgen die profeten ook een politieke rol toebedeeld?

“Absoluut. Dichters worden gezien als mensen die in de gemeenschap staan, terwijl veel beroepspolitici er ergens boven zweven. Dichten is immers geen beroep. Je doet altijd nog iets anders. Velen geven bijvoorbeeld les. Een van de bekendste gedichten van Nicanor Parra gaat over de Chileense dichters die lang geleden de Olympos verlieten om tussen de mensen te gaan wonen. Het schrijven van poëzie is op zich een politieke act in Chili. Iemand die leest of schrijft, weet wat het betekent om alleen te zijn. Maar de literatuur verbindt hem ook met anderen. Dat betekent echter niet dat dichters altijd vrienden zijn. Neruda maakte regelmatig ruzie met collega’s en soms gingen ze zelfs op de vuist. En ook dat maakte hen immens populair bij de modale Chileen. Niet alleen herkenden ze zichzelf in die oplaaiende emoties, maar als mannen vochten om een gedicht, moest dat wel heel belangrijk zijn natuurlijk.”

Ik vond de manier waarop u de dichters neerzet vooral heel erg grappig.

“Ik heb ze realistisch proberen weergeven, complex en lachwekkend tezelfdertijd. En ook heel menselijk, net zo macho als de andere Chilenen. Ieder schrijven spruit voort uit zelfobservatie en zelfkritiek. Literatuur gaat over het aanvaarden van de persoonlijke tekortkomingen en mislukkingen en de wens om ergens bij te horen. Dat is volgens mij het universele thema van alle literatuur, het gevoel ergens deel van uit te maken, van een huwelijk, een groepje hooligans, een religieuze gemeenschap of een politieke partij.”

In uw boek zegt een dichter dat je na de dictatuur van Pinochet geen poëzie meer kan schrijven, wat een verwijzing is naar de stelling van de Duitse filosoof Theodor Adorno dat je na de Holocaust geen poëzie meer kon schrijven. Leeft dat gevoel echt in Chili?

“O ja, heel sterk zelfs. Er waren dichters die tijdens het Pinochet-regime, tussen 1973 en 1990 dus, geen poëzie meer wilden publiceren. Armando Uribe was zo iemand, en toen Pinochet niet langer president was, kwam hij met drie bundels per jaar, omdat hij al die jaren wel was blijven schrijven en hij die poëzie alsnog gepubliceerd wou zien. Tijdens de dictatuur was poëzie belangrijk. Ik was vijftien toen ze eindigde en groeide op met gedichten van schrijvers die naar het buitenland waren gevlucht. Poëzie was een undergroundfenomeen. Je ging naar besloten voordrachten en leerde gelijkgezinden kennen. Je ging deel uitmaken van een community. En ook na het aftreden van Pinochet ging dat door, want hij was niet weg. In Chili discussieert men nog steeds over de vraag wanneer de dictatuur echt eindigde. In 1988 werd Pinochet gedwongen een referendum te organiseren. Mocht hij blijven, of kwamen er vrije verkiezingen? 55% van de bevolking wou hem niet meer en in 1990 trad hij af. Maar tot 1998 was hij wel nog opperbevelhebber van de Chileense strijdkrachten en bestond het risico dat hij opnieuw de macht zou grijpen. Nadien werd hij senator voor het leven. De dictator was dus niet weg. Dat was een dubbelzinnige situatie en volgens sommige eindigde de dictatuur daardoor pas in 2006, toen Pinochet stierf.”

En voor u?

“Heb je ooit van voetbalverdriet gehoord, tristeza futbalistica? Dat is wat je voelt wanneer je team verliest. De enige keer dat ik mijn vader triestig heb gezien is toen zijn team verloren had. Het zegt veel over hem en over veel andere Chilenen, want het was tijdens de dictatuur, toen er om de haverklap mensen verdwenen en vermoord teruggevonden werden. Tegen die achtergrond brak de democratie aan. Niemand wist wat dit in feite betekende. Voor ons was democratie niet meer of minder dan teenager zijn. We mochten drinken en roken waar onze ouders bij waren en we mochten lang uitgaan. Maar echt gelukkig werden we daar niet van. Het land deed het goed in de internationale lijstjes. De economie floreerde, maar wij voelden daar maar weinig van. Tegen dat we twintig waren was Chili voor ons een strontland, maar wel met een fantastische poëzie.”

Heeft u het gevoel iets gemist te hebben door pas in 1975 geboren te zijn?

“Dat gevoel was inderdaad overheersend onder ons jongeren. We hadden Allende en Pinochet gemist. De vraag is alleen in hoeverre we dit echt voelden of het meer iets was dat ons aangepraat werd door anderen. Wat weet jij daar nu van, jij hebt dat niet meegemaakt, krijgen kinderen onophoudelijk te horen van hun ouders en dat gold ook voor ons. In een eerder boek, Manieren om naar huis terug te keren heb ik daarover geschreven. Het is iets wat altijd speelt tussen generaties, denk ik, maar waar ik zo weinig mogelijk aan wil meedoen. Ik wil mijn eigen tijd gewoon zo goed en diep mogelijk beleven. Die autoriteit speelde zelfs op bij de vraag wie uiteindelijk de slachtoffers van Pinochet waren. Dat waren altijd de anderen natuurlijk, want wij waren niet spoorloos verdwenen. Maar wij groeiden wel op in een dictatuur. Waar het uiteindelijk om draait is dat je je thuis wil voelen in het land waar je geboren bent en dat je dat samen met anderen moet doen. Jouw verhaal hangt samen met de verhalen van al die anderen, en jouw verhaal is daardoor ook niet volledig het jouwe meer.”

U woont al vijf jaar in Mexico. Heeft u daardoor een andere kijk op Chili gekregen?

“Ik ben een beetje een Mexicaan geworden intussen. Ik ben met een Mexicaanse getrouwd en ik heb een Mexicaans kind. Maar ik ben ook Chileen gebleven. Dat ik er in oktober 2019 niet bij was toen in Santiago de Estallido Social begon, het burgerprotest dat nadien het hele land in zijn greep kreeg, vind ik nog steeds jammer. Afstand creëert perspectief, maar afstand maakt ook dat je veel verliest, zoals het gevoel ergens thuis te zijn. Mexicanen en Chilenen spreken een ander soort Spaans. Ik ben dus zelfs mijn taal kwijt, al schrijf ik nog wel in Chileens Spaans, omdat ik dat belangrijk vind. Wat iets waard is, besef je pas wanneer je het verliest. Mijn zoontje is volop aan het experimenteren met taal. Hij creëert de hele dag nieuwe woorden. Ik vind het fascinerend hoe hij ontdekt wat een grap is. Er is dus blijkbaar een verhaal dat je vertelt, waarna anderen beginnen lachen. Dus probeert hij dat ook en merkt dat zijn verhaal niet klopt, maar toch lachen de volwassenen om hem heen, omdat ze hem willen aanmoedigen. Hij beseft echter dat het een ander soort lach is, en dus vertelt hij de grap nog eens, en nog eens, en ontdekt zo alweer iets: dat je een grap maar een keer kunt vertellen. Het is zo mooi om hem te zien experimenteren en leren. Tot hij een jaar of zes zal zijn en naar school moet, want dan zal hij de regels leren, en dan zullen ze hem leren wat literatuur is. Maar zo werkt het niet. Als je een goede grap kunt vertellen weet je volgens mij alles over literatuur wat nodig is.”

Een vader zijn betekent dat je je laat verliezen van je kind tot het je echt verslaat, schrijft u ook.

“Mijn zoon is nog maar drie en hij verslaat me nu al. (lacht) Soms wijst hij me er bijvoorbeeld op dat ik de verkeerde woorden gebruik. Een avocado wordt in Chili palta genoemd en in Mexico aguacate. Dus wanneer ik ‘aguacate’ durf te zeggen, verbetert hij me altijd en zegt hij: ’nee papa, het is palta.’”

Alejandro Zambra (1975, Santiago, Chili) is een dichter en prozaschrijver die het literaire experiment niet schuwt. Hij schreef zijn eerste dichten op zijn 15e en dat in de stijl van de Amerikaanse modernist Ezra Pound. Hij debuteerde in 1998 met de dichtbundel Bahia Inutil. Acht jaar later volgde zijn eerste roman, Bonsai.

Typisch voor hem is bijvoorbeeld de roman Begrijpend lezen, op het eerste zicht een meerkeuzetoets waarbij de lezer negentig vragen moet beantwoorden.

Volgens het tijdschrift Granta een van de meest beloftevolle Spaanstalige schrijvers, en algemeen beschouwd als de literaire erfgenaam van Roberto Bolaño, die hij trouwens fel bewondert.

Eerder verschenen op Knack

Boeken van deze Auteur: