"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Billy Doper

Vrijdag, 31 oktober, 2008

Geschreven door: Jacob Groot
Artikel door: Bob Hopman

Misschien had het een gedicht moeten zijn

Billy Doper is een roman. Weliswaar van een zeer experimenteel kaliber, met een afwijkende vorm, vaak bizarre taalconstructies en een daardoor wat ontoegankelijke plot, maar het is een roman. Het bevat verhaal, tijdsverloop en karakters die ontwikkeling doorlopen. Althans, dat proberen ze. Alles gebeurt in een voorstad van Parijs, waar hoofdpersoon Billy verwikkeld raakt in een hevige verliefdheid.

Dat woord ‘verwikkeling’ mag je letterlijk nemen. Auteur Jacob Groot (1947) heeft vooral poëziepublicaties op zijn naam staan, en laat in dit proza zien dat hij niet van plan is afstand te nemen van een hoge mate van poëtisch taalgebruik. Arnold Heumakers schrijft in het NRCHandelsblad van 19 september 2008: ‘In Billy Doper gebeurt vrijwel niets, maar krijgt de poëzie alle gelegenheid omdat niets in alles te veranderen.’ Ik ben het daarin maar ten dele met hem eens. Het deel van het boek waarin de ‘poëzie’ wél positief bijdraagt aan de waarde van het boek, is dat waarin Billy zijn liefde voor de jonge parisienne Fille vorm probeert te geven. Al lang voor hij haar voor het eerst durft aan te spreken bereidt hij zich mentaal voor op de eerste woordenwisseling. Het is immers het gesprek, de taal, haar stem waarop hij zo verliefd is.

‘Je spreekt, ook als je stil bent. Je lichaam is een veld van “discours”, dat is een woord van je landgenoten, van geluidloos spreekgedrag, van onbewuste taligheid. (…) Je stem, je beroemde stem, bestond al voor we haar hoorden. We hadden haar al gezien.’

In een andere passage (want dit boek is vrijwel alleen te beschrijven door het tonen van losse passages), waarin de lezer eindelijk iets te weten komt over de mysterieuze vrouw, of meisje eigenlijk, denkt Billy: ‘eigenlijk gold er maar één sensatie: jezus, wat was ze zo mooi. Wat was ze zo jong.’ De constructie ‘zo jong’ lijkt te verwijzen naar een negatieve constructie (ja, maar ze is zo jong!), een constructie waar maatschappelijk bezwaar doorheen sijpelt. Het is een zin waaruit blijkt dat Groot met taal om kan gaan en haar weet te bespelen.

Kookboeken Nieuws

De zo jonge Fille gaat in alle rare taalspelletjes met Billy mee, alsof ze het wel leuk vindt die uit te proberen. Op andere momenten wordt ze ineens kwaad op haar minnaar (‘je bent een zak, de grootste klootkak van m’n grote stad sinds meisjesheugenis’). Ze is, met andere woorden, gek als een deur, iets wat voor deze liefde noodzakelijk is. Billy uit zijn liefde tegelijkertijd niet alleen op talig niveau, zoals hij meent te willen. Hij ziet Fille in alles, hoort haar stem in alles, en dus neukt hij elk voorwerp om zich heen, een nogal kolderiek gebeuren. ‘Pas als zijn lul groot genoeg was verliet hij het huis’. Dat heeft weinig meer met taal te maken, dat is uiterst fysieke seksualiteit. Hij twijfelt ook expliciet aan zijn kunde en de mogelijkheden van zijn taalspel:

‘Als gebruiker van de taal onderworpen aan de zucht haar raadselachtig gezag te ondermijnen kende Billy tevens de behoefte de trouwe dwingeland te dienen. Zijn innerlijk tegenstrijdige ijver speelt zich immers af tegen het decor van de eeuw waarin taal nog door kon gaan voor een monstre sacrédat ons beurtelings bespeelt en bedriegt, maar dat we het liefst naar onze hand zouden zetten. Werkpaard van de muilezel? Hinde van de tong? Adder onder het gras die in zijn eigen staart bijt? Als ik vraag: taal, wie ben je? moet ik dan als je zegt wie je bent mijn mond houden? Ook Billy was in de ban van deze eigenzinnige dressuur.’

Billy geeft zijn twijfel aldus weer in een hoofdstuk genaamd ‘taal is een lolly’. En ook ik twijfel aan het succes van dit taalexperiment. Inderdaad, ten dele vind ik dat de poëzie het ‘niets in alles weet te veranderen’, maar soms worden de vreemde constructies wat te veel, en bereikt Groot alleen nog een zekere flauwigheid. ‘Je ogen masseren haar borsten in de oceaan van de stad. Zij masseren ondertussen je ogen.’ Voorbeelden van zulke wanconstructies zijn er meer.

Daar komt nog een belangrijk punt bij. Ik beschrijf hier het boek aan de hand van de liefdesgeschiedenis, maar het verhaal heeft meer dan alleen dat. Billy’s gedachten gaan door zijn aanwezigheid aan de Seine veelvuldig naar bijvoorbeeld de Parijse schrijver Céline. En juist die wijst Billy Doper op zijn zwakte, want iemand als Céline kon, naast de taal naar zijn hand zetten en zo eigenzinnigheid tonen, fantastisch vertellen. Groots vertelling gaat verloren in een mist van taalspel: ‘Het blauw? Hem huwde. Het Bos? Hem aantrok. De wind? Hem ontkleedde. De voorstad? Hem schreef. De einder? Hem voorschoot. De stad? Hem filmde, een verhaal op zich.’ Prachtig allemaal, maar moet de lezer hieruit eigenhandig het verhaal over de zwarte dakloze, een reis naar en een ondergang in Parijs, een liefde met een jonge Française filteren? Groot vergeet dat niet alleen poëtisch taalgebruik, maar ook vertelling een kunstvorm op zich is. Het taalgebruik in Billy Doper is bij vlagen heel schoon; een werkende, verhalende roman wordt het nergens.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Adam Seconde

Geloof in mij

Geloof in mij. Een gelijkenis

Billy Doper

Billy Doper