"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Binding genoeg

Zondag, 11 juni, 2017

Geschreven door: Annemarie Kok
Artikel door: Maaike Rijntjes

Hoopvolle stadswandelingen in Groningen

In een tijd van Facebookbubbels, angst voor het verliezen van de Nederlandse identiteit en opkomende referenda, bracht Annemarie Kok Binding genoeg, de stad en het geheim van aangenaam samenleven uit. Een essay over de stad en het geheim van aangenaam samenleven, waarin ze betoogt dat er wel degelijk voldoende binding is in Nederland, en dat onze representatieve democratie prima werkt. Is deze opvatting houdbaar?  

[Essay] In een tijd waarin de Facebookbubbel zich als kenmerk van ontbrekende sociale binding aanbiedt – we zien alleen nog die facebookberichten die bij ons wereldbeeld aansluiten – ziet Annemarie Kok in Groningen een stad die zowat barst van bindingen. Ze is docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en doet onderzoek naar sociale cohesie, burgerparticipatie en bestuurlijke vernieuwing voor het RUG-programma Sustainable society. In dat kader schreef ze ook dit essay dat nu in boekvorm is uitgegeven.

Het essay is een tegengeluid op kranten die bol staan vol artikelen over de niet gehoorde burger en het ontbreken van vertrouwen in onze politiek, maar staat tegelijkertijd in een lange traditie van stadsfilosofie, waarin de invloed van de stad op ons (samen)leven beschreven wordt. Het is een betoog tegen de doe-democratie en participatiesamenleving, en vóór het behouden van sociale binding zoals die nu is in de stad, om precies te zijn de stad Groningen.

Jane Jacobs

Kookboeken Nieuws

Het essay is geschreven als lange brief aan stadsfilosofe Jane Jacobs (1916 – 2006). Zij is vooral bekend van haar boek The Death and Life of Great American Cities, dat inging tegen het spreken over de stad (in haar geval New York) als een bedrijf. Ze betoogt dat de stad in plaats daarvan gezien moet worden als ecosysteem. De stad moet daarvoor terug geëigend worden door burgers die daar met common sense prima zelf voor kunnen zorgen.

Ze introduceerde onder andere de term eyes on the street, verwijzend naar natural surveillance, een manier van stadsinrichting waarbij men zich zichtbaar voelt en daardoor niet in de gelegenheid is een strafbaar feit te plegen. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door grote, open ruimtes te creëren en straatverlichting te verzorgen.

Zoals Jane Jacobs door haar New York liep en over die waarnemingen en wandelingen schreef, loopt Annemarie Kok door haar Groningen en bouwt haar essay op aan de hand van de meanderende gedachten die ze daar heeft. Haar eigen ervaringen van verbinding en prettig samenleven vormen de leidraad voor een universeel, of misschien eerder nationaal, getrokken betoog, samen met het constante benoemen en zoeken naar rechtvaardiging van de conclusies die ze uit deze eigen ervaring trekt.  Ze omschrijft Groningen als een stad waarin mensen bedreven zijn in “gedrag dat tegelijk vriendelijk en afstandelijk is”. Individualisme is volgens haar niet het begin van egoïsme, maar het einde van homogeniteit en het basisprincipe van beschaafd samenleven dan ook “een subtiel evenwicht tussen contact en privacy”. Schuttingen bouwen is niet erg, zolang we onze buren maar vriendelijk groeten. Dat gebeurt genoeg, vindt ze, dat gebrek aan sociale cohesie is niet iets wat zij ervaart.

Het briefschrijven naar een al overleden Amerikaanse filosofe houdt ze niet altijd even consequent vol. Ze legt haar uit wie Mark Rutte en Rutger Kopland zijn, maar Femke Halsema blijft verder onbesproken. Ineens is de lezer degene die aangesproken wordt – en die behoeft hoogstwaarschijnlijk geen uitleg van wie Femke Halsema is.

Wel biedt de vorm van een brief de mogelijkheid tot een informele stijl en persoonlijke stijl die haast aan een dagboek of ‘stream of consciousness’ doet denken. Het essay leest dan ook gemakkelijk weg en de beschrijvingen van Groningen vormen een warm bad waar je het liefst zo in zou willen glijden. Om zo prettig leesbaar te blijven, zijn die paar Engelse woordjes – sociale binding is er ‘plenty’, het student hotel ‘huge’ – niet nodig. Bovendien wordt ook zonder die constante onderstrepingen de kern van een alinea of de betekenis van een zin wel duidelijk. Een boek om op te pakken wanneer je op zoek bent naar een interessant betoog, maar geen zin hebt in iets zwaars.

Groningen of Amsterdam

Waar de schrijfstijl van zichzelf overtuigend is, roept de inhoud af en toe twijfels op. Een vraag die blijft knagen na het lezen van het essay is hoe representatief Annemarie Koks eigen ervaringen en de stad Groningen specifiek zijn wanneer je iets wilt zeggen over heel Nederland. Neem bijvoorbeeld het grote aantal studenten dat in Groningen een stuk opvallender aanwezig is dan in de meeste steden in Nederland. En kun je op basis van hoe goed het gaat in je eigen Groningse wijk wat betreft multicultureel samenleven, daadwerkelijk een uitspraak doen over de multiculturele samenleving in Nederland, wanneer 30% van de niet-westerse bevolking in de Randstad woont? Om nog te zwijgen over ongeveer de helft van die Nederlanders die überhaupt niet in een stad woont.

Het is echter ook niet zo dat Annemarie Kok direct beweert dat haar ervaringen representatief zijn voor heel Nederland – ze lijkt ze vooral te willen gebruiken als voorbeeld van hoe zij vindt dat Nederland eruit zou moeten zien en, in veel gevallen, al ziet. Of dit haar argumentatie rechtvaardigt is aan de lezer, maar het voorkomt in elk geval dat haar betoog onderuit gehaald kan worden omdat zij een deel gebruikt om iets over het geheel te zeggen.

Annemarie Kok hekelt ook het pessimisme van NRC-columnist Bas Heijne over de samenleving. Ze wijt een aantal pagina’s aan de onrealistische blik die hier volgens haar aan ten grondslag ligt en beschrijft daarvoor bijvoorbeeld hoe hijzelf schreef dat het leek of mensen op straat wel steeds vriendelijker werden tegen elkaar, terwijl de media ons zulke andere beelden laten zien. Ze lijkt te willen zeggen: zie, die media beweren misschien dat van sociale cohesie geen sprake meer is en dat we allemaal een stuk asocialer geworden zijn, op straat gaat het ondertussen best prima.

Maar hoe onbelangrijk ís die media, waar de boze burger die Bas Heijne volgens Annemarie Kok te goed begrijpt, zo veelvuldig aanwezig is? Media maken bij de meeste mensen een onlosmakelijk deel uit van hun leven. Men besteedt zo’n drie uur aan media alleen per dag, waar dan facebooken, tv-kijken en werkmails schrijven onder vallen, en zo’n acht uur wanneer mediagebruik tijdens andere bezigheden ook meegenomen wordt (bijvoorbeeld muziek luisteren tijdens het reizen).

Een facebookbubbel, of misschien eerder een algemene mediabubbel waarbij je enkel nog tegenkomt wat aansluit bij jouw wereldbeeld, kan wel degelijk een grote invloed hebben op iemands leven – of diens ervaring wat betreft samenleven. Of het extreme pessimisme van Bas Heijne hiermee gerechtvaardigd is, blijft de vraag, maar die boze twitterburgers zijn naast profielen ook mensen van vlees en bloed.

Bas Heijne woont bovendien in Amsterdam – misschien dat het stadsleven daar minder idyllisch is dan het stadsleven in Groningen, of misschien dat de glazen van zijn bril inderdaad te donker zijn.

Stadsfilosofie

Waar dat samenleven al goed zit, vindt Annemarie Kok ook dat de politiek prima is zoals die is. De plannen om onze representatieve democratie te hervormen, zijn volgens haar onnodig. Politici weten het doorgaans beter dan burgers en burgers hebben vaak tijd noch zin.

Ze beschrijft initiatieven om democratie op een meer participerende manier uit te voeren– zoals de G1000 in Groningen, als welhaast lachwekkend. Voor dit initiatief werden bijna duizend mensen uitgenodigd om in groepjes plannen te maken voor veranderingen in de stad. Deze groepjes vielen volgens haar snel uit elkaar en de plannen werden in de meeste gevallen niet uitgevoerd.

Ze noemt daartegenover enkele plannen die van bovenaf door het stadsbestuur zijn opgelegd en hoeveel deze betekend hebben voor de stad Groningen. We mogen volgens haar wel meer respect hebben voor onze politici, wiens banen al moeilijk genoeg zijn. Ze schrijft dat zij wel hun best doen naar ons te luisteren. Die participatiesamenleving waar zoveel over te doen is, ziet ze als iets wat voortkomt uit bezuinigingen. Voor die zorg voor onze buren, hebben de meeste mensen bovendien ook simpelweg geen tijd.

Dat onze representatieve democratie voldoende functioneert, illustreert zij zodoende eveneens aan de hand van voorbeelden uit Groningen. Hiermee valt haar betoog in een traditie van stadsfilosofie, die de invloed van de stad op ons leven beschrijft, of de invloed van ons leven op de stad.

Georg Simmel

Een van de bekendere stadsfilosofen was Georg Simmel (1858 -1918).  In The Metropolis and Mental Life uit 1903 werkte hij een beeld uit dat lijnrecht tegenover dat van Annemarie Kok staat. Waar zij juist de schoonheid van de stad ziet in de kortstondige ontmoetingen, het vriendelijk doch afstandelijk blijven van mensen, die mengelmoes tussen privacy en connectie, ziet Georg Simmel een plaats waar het individualisme weeldig tiert – juist in die vorm die Annemarie Kok ontkent.

Voor Annemarie Kok is dat individualisme namelijk dat van schuttingen die je hoog optrekt voor de privacy in je tuin, terwijl je op straat je buren vriendelijk en oprecht groet. Georg Simmel ziet het individualisme daarentegen als iets wat ontstaat omdat men zich in grote groepen mensen staande moet houden als individu. Waar men op het platteland kan rekenen op warme (familie)banden en relaties gebaseerd zijn op emoties, staat men er in de stad alleen voor, omringd door onbekenden. Daar komt nog bij dat de stad een onophoudelijke stroom indrukken verzorgt met haar vele grote gebouwen, mensenmassa’s, verkeer en beweging.

Dit alles resulteert volgens Simmel in eerste instantie in een vorm van individualisme die men kil en blasé maakt tegenover de omgeving. Men laat zich in omgang met anderen leiden door een soort berekende mentaliteit. De kille communicatie nodig in het onderhandelen, heeft volgens Simmel ook het dagelijks leven overgenomen. De vriendelijkheid die Annemarie Kok in afstandelijkheid ervaart, is in de woorden van Simmel geheel afwezig.

Iets positiefs heeft Simmel echter nog wel te zeggen: het individualisme in de stad is ook emanciperend. Juist omdat hier de nadruk minder ligt op emoties en (familie)banden, kun je daar makkelijker aan ontsnappen. Bovendien kan men zich in de stad in redelijke anonimiteit bevinden. Het is niet voor niets dat Britse homoseksuelen zich op hun homoseksualiteit na al zo’n tweehonderd jaar verder alleen laten kenmerken door een neiging in Londen te wonen. Wanneer jouw seksuele voorkeur als zondig of anders ervaren wordt, is een stad waar je anoniem contacten op kunt doen op openbare plekken, idealer dan een dorp waar iedereen elkaar kent.

Iris Marion Young

Die emancipatie is één van de dingen die ook terugkomt in City life and difference van Iris Marion Young. Zij vindt het ideaal van politiek gebaseerd op face-to-face relaties, zoals in het communitarisme, helemaal niet zo ideaal. Kleine, hechte groepen leiden vooral sneller tot uitsluiting. De stad daarentegen, vindt een mooie middenweg wat betreft samenleven. Door de relatieve anonimiteit die zij kan schenken, biedt ze ook vrijheid voor mensen die in een hecht dorp buiten de boot waren gevallen, zoals bijvoorbeeld homoseksuelen of lesbiennes.

Ze beschrijft niet alleen hoe de ideale stad eruit zou zien, maar ook hoe dit een blauwdruk zou kunnen zijn voor democratie. Immers is politiek iets wat plaatsvindt tussen relatieve vreemden en leeft men in de stad ook tussen die relatieve vreemden. In die ideale stad leven verschillende sociale groepen, waaronder minderheden, samen zonder dat er sprake is van uitsluiting. Ze noemt als andere kenmerken de variëteit van de stad, de openbare plekken waar men elkaar tegenkomt. Het lijkt haast wat ook Kok beschrijft over haar supermarktbezoek: hoe iedereen in staat lijkt tot gedrag dat tegelijkertijd vriendelijk en afstandelijk is. Verder zou een ideale stad open moeten zijn, toegankelijk. Ontmoetingen vinden er plaats zonder een al van tevoren vastgesteld doel.

Wat Annemarie Kok schrijft heeft zo nog al wat overeenkomsten met Young: beiden zien prachtige mogelijkheden in het samenleven met vreemden – en beiden trekken dit door naar de politiek.

Weer thuis

Terug van een wandeling door Groningen, is het moeilijk observaties over te houden zoals Simmel die deed. De meeste mensen lopen inderdaad niet berekenend of blasé van indrukken door straten. De vraag is of Simmel ook diezelfde observaties had gedaan wanneer hij door het huidige Groningen had gelopen. Misschien dat zijn ideeën te tijdsgebonden zijn, misschien dat het er in grotere steden veel meer zo aan toe gaat: dat men zich daar wel een radartje in een groot geheel voelt, constant bezig is met het onderhandelen en proberen te bewaren van een identiteit in een massa van vreemden.

Annemarie Kok lijkt ondertussen Young’s ideale stad gevonden te hebben in haar eigen Groningen en evenals Young in te zien hoe deze manier van samenleven doorgetrokken kan worden naar de democratie. Het is uiteindelijk aan de lezer zijn om zijn of haar eigen ervaringen naast die van Kok te leggen, ideeën en beelden te vergelijken, voor zichzelf te bepalen hoe overtuigend hij/zij het betoog vond.

Zeker is dat samenleven een stuk makkelijker zou zijn wanneer we allemaal Annemarie Koks talent bezaten om die kleine schoonheden van het stadsleven in te zien en te ervaren. Als we allemaal bereid waren met open ogen en een open geest rond te lopen, te glimlachen en de pracht in te zien van de gebouwen, de straten en de mensen.

Eerder verschenen in Qualia

Binding genoeg is te bestellen als boek en te downloaden als pdf bij Trancity-Valiz.