"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Blumen im Schnee

Vrijdag, 9 oktober, 2020

Geschreven door: Gregor von Rezzori
Artikel door: Ger Groot

Met een zwijn naar het feest

Bloemen in de sneeuw van Gregor von Rezzori ademt de nostalgie naar de Oostenrijks- Hongaarse wereld van betrouwbare zekerheden.

[Recensie] In de jaren twintig begon er in de Boekovina, de streek die nu door de grens tussen Roemenië en Oekraïne in tweeën wordt gedeeld, iets te veranderen, schrijft Gregor von Rezzori (1914-1998) in zijn jeugdherinneringen Bloemen in de sneeuw.

“Men stortte zich nietsontziend op het geld verdienen. De meisjes droegen hun haar en rokken korter. Men danste de charleston, speculeerde op de beurs en ging met joden om.”

Die laatste zin is opvallend en ze brengt meteen in herinnering dat Von Rezzori tien jaar vóór dit in 1989 verschenen boek de verhalenbundel Memoires van een antisemiet gepubliceerd had. Ook daarin had hij een indringend beeld geschetst van de werkelijkheid waarin hij opgroeide, in een uitloper van het gebied van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie die kort daarvoor had opgehouden te bestaan. Een gebied bevolkt door volkeren met sprookjesachtige namen: Lipovenen, Hoetsoden, Roethenen, Berggoralen. En door joden, met wie men tot dan toe niet was omgegaan.

Boekenkrant

De sterk gefictionaliseerde Memoires van een antisemiet, die twee jaar geleden [deze recensie is uit 2011/red.] in een Nederlandse vertaling verschenen, schetsten een wereld van even alledaagse als wrange Jodenhaat, zo vanzelfsprekend dat hij alleen maar lijkt op te vallen in de terugblik van de schrijver en de lezer. In Bloemen in de sneeuw is dat antisemitisme niet weg, maar het is veel minder scherp en de schrijver neemt er herhaaldelijk afstand van.

De enige echte antisemiet is zijn eigen vader, maar die was het dan ook op pathologische wijze. Zelfs in de artikelen die deze fanatieke jager in jachttijdschriften publiceerde, wist hij nog zijn haat binnen te smokkelen tegen de joden “die tegenwoordig de brutaliteit hebben op snippenjacht te gaan”. Dat maakte hem, paradoxaal genoeg, nog geen nazi. Hij haatte het nieuwe bewind van omhooggevallen stalknechten. Maar precies daarom misgunde hij hun hun antisemitisme. “Hij vond dat een privilege dat alleen hem en zijns gelijken toekwam”.

Voorname zinnen

De wereld die in Bloemen in de sneeuw op magistrale wijze vorm krijgt, is doortrokken van de bizarste tegenstellingen en al even vreemde vanzelfsprekendheden. Rezzori roept ze op in lange, welgevormde en vooral voorname zinnen, die moeiteloos lezen omdat de stijl nooit de inspanning en de discipline verraadt die erin moet zijn geïnvesteerd. Met zekere en al even stijlvaste hand vertaald, ademen ze de melancholie van een wereld die tijdens Rezzori’s jeugd al bezig was te verdwijnen, maar waarvan de schijn zich nog tientallen jaren lang hardnekkig tegen de ondergang bleef verzetten.

De Dubbelmonarchie had opgehouden te bestaan, maar de Duitse bovenlaag van de bevolking wist zich in deze uithoek van het voormalige rijk succesvol af te schermen voor het besef dat zij niet langer de klasse was die de toon zette, maar een minderheid geworden was in de nieuw gevormde staten. Tussen gehechtheid aan het land dat zij als het hunne beschouwden en een culturele gerichtheid op een hoofdstad, Wenen, die de hunne niet meer was, realiseerden deze landheren en bestuurders zich maar half dat zij tussen de plooien van de geschiedenis waren weggezakt. Tegenover de plaatselijke bevolking vertoonden zij zich als de incarnatie van de Oostenrijkse beschaving, terwijl zij door die Oostenrijkers zelf als enigszins achterlijk werden beschouwd. Een diepe verachting koesterden zij ten aanzien van de Duitsers die hen kort daarop, toch weer met hun instemming, als ‘volksduitsers’ in de armen zouden sluiten.

Rezzori beschrijft zijn jeugd aan de hand van vijf personen uit zijn directe omgeving: van zijn kindermeid Kassandra tot de gouvernante Lina Strauss die hem in zijn puberteit alles leerde wat hij in de wereld nodig zou hebben. Daartussenin portretteert hij zijn moeder, het toonbeeld van een grande dame die in haar neurasthenische gevoeligheid niet opgewassen bleek tegen de rauwe werkelijkheid van de Boekovina en nog minder tegen de geschiedenis die zich aankondigde. Zijn vader vormde daarvan het tegendeel: de robuuste landheer die zich cultureel op Nietzsche en Wagner oriënteerde. En zijn oudere zuster overtrof hem intellectueel op alle gebieden, tot zij kort voor haar huwelijk (en het uitbreken van de oorlog) overleed aan een afschuwelijk gezwel.

Dandy

De rangorde waarin Rezzori deze personen portretteert, volgt niet alleen de gang van zijn jeugd, maar geeft ook de richting aan die zijn latere leven zou inslaan. Van de boerse Kassandra, naar de verfijnde ‘Strausserl’: van oost naar west. In Europa en de VS zou Rezzori carrière maken als dandy, schrijver van filmscenario’s, acteur, kunstcriticus en ten slotte schrijver. Maar juist in die laatste hoedanigheid keerde hij terug naar de wereld die voorgoed verdwenen. Wellicht, zo laat Rezzori in zijn nawoord doorschemeren, zijn deze memoires van een zekere fantasie doortrokken.

“Ik ben een schrijver en heb als zodanig niet alleen het recht, maar ook de plicht het werkelijkheidsniveau, zoals ik dat zie, te verheffen tot het punt waar het in ongeloofwaardigheid dreigt om te slaan.”

Inderdaad lijken sommige episodes bijna te mooi om waar te zijn – maar geestig en indringend zijn ze wel. Bijvoorbeeld wanneer Rezzori vertelt hoe zijn vader een van de feestjes verstoort waarop zijn vrouw zo dol is. Terugkomend van de jacht doorkruist hij ‘met zijn blaffende hondenmeute en een pas geschoten everzwijn achter zich aan slepend, onder het herhalen van ‘Laat u zich alstublieft niet storen!’ de feestelijke vertrekken op weg naar zijn kamer, waar hij de wilde zeug weer uit het raam gooide.’ Hij begreep niets van de jongemeisjesdromen die hoorden bij dat ancien régime en die “in groot avondtoilet en in de aureolen van kaarsenvlammen besloten lagen”.

En toch was deze wereld op een bepaalde manier nog heel, ondanks alle tegenstellingen waarmee ze werd doorschoten. Het was een wereld van prototypes: “een boer was net zo onmiskenbaar boer als een zeeman zeeman of een soldaat soldaat. Maar ook een slager was alleen maar een slager en ook een geheimraad gewoon een geheimraad; en elke afdwaling naar het individuele was een stap richting chaos.”

Bloemen in de sneeuw ademt een onbedwingbare nostalgie naar deze wereld van betrouwbare zekerheden: een reactionair verlangen dat door de geschiedenis van de 20ste eeuw de heimwee die íedere jeugdherinnering in zich draagt, nog eens versterkte. Vermoedelijk was de werkelijkheid van de Boekovina minder idyllisch dan Rezzori beschrijft. Maar weergaloos weet hij wel de geest op te roepen van een tijd die nog maar een eeuw terug in het verleden ligt, en voor ons bijna even onvoorstelbaar is als die van de Middeleeuwen.

Eerder verschenen in NRC

Boeken van deze Auteur:

Een hermelijn in Tsjernopol

Blumen im Schnee / Bloemen in de sneeuw