"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Boeken van de troost

Vrijdag, 23 november, 2018

Geschreven door: Erwin Mortier
Artikel door: Marnix Verplancke

Interview met Erwin Mortier over zijn WO I-romans

Tien jaar geleden schreef Erwin Mortier zijn grote WO I-roman, Godenslaap, zes jaar later volgde het complement, De Spiegelingen. Nu zitten ze samen in een band, met een toemaatje erbij in de vorm van een brievennovelle.

[Interview] “Ik lig stilaan zo’n acht jaar aan de IJzer,” zegt hij terwijl hij glimlachend in de verte staart. “Misschien wordt het stilaan tijd voor mijn demobilisatie.” En inderdaad, geen andere Vlaamse schrijver lijkt zo bezeten door WO I dan Erwin Mortier. Nadat hij in 2010 in Ieper de Vredeslezing had gehouden, kreeg hij van de provincie West-Vlaanderen de vraag of hij zijn schouders wou zetten onder GoneWest, het herdenkingsproject van de Grote Oorlog. Hoe herdenk je een gebeurtenis waar geen overlevenden meer van zijn, was zijn probleem, tot hij besefte dat die er wel degelijk zijn, niet in levende lijve, maar wel in de woorden die ze nalieten. Dus zette hij een boekenreeks op, bestaande uit belangrijke boeken over de oorlog die nooit eerder in het Nederlands waren vertaald, zoals Vera Brittains Testament van de jeugd, David Jones’ Tussentijd en Donald Hankeys Student onder de wapenen. En hij vertaald ook zelf een aantal boeken, van vrouwen, “omdat zij vaak de radicaalste kijk op de oorlog hadden,” vertelt hij, “Mary Borden kan bijvoorbeeld een bombardement beschrijven alsof het een feestelijk vuurwerk is, waardoor de gruwel ervan nog voelbaarder wordt.”

Maar in feite ligt Mortier al veel langer aan de IJzer. Tien jaar geleden verscheen immers Godenslaap, zijn meest imposante roman tot dan, waarin de bejaarde Hélène terugkeek op haar leven ten tijde van de oorlog en hoe ze toen haar Britse man Matthew had ontmoet. Zes jaar later volgde De Spiegelingen, waarin het verhaal van Helènes broer Edgar werd verteld, die verliefd was op diezelfde Matthew. Om het decennium Godenslaap te vieren – en omdat de oorlog precies een eeuw geleden ten einde kwam – besliste Mortiers uitgeverij de beide boeken in één band uit te brengen, waarna de schrijver er nog eens een heuse verjaardagstrik omheen knoopte, een brievennovelle waarin Matthew zelf aan het woord komt en die de twee romans als de handen van een biddend mens in elkaar laat vouwen.

“Nee,” reageert Mortier op de vraag of er een persoonlijke trigger was om over de Eerste Wereldoorlog te gaan schrijven. “Geen van mijn grootouders heeft de oorlog echt meegemaakt. Ze waren toen nog kinderen. De vader van een van mijn grootvaders ging geregeld in Detroit en Illinois werken als een soort langdurige seizoenarbeider. Hij is in 1912 vertrokken. Hij bleef meestal een paar jaar, maar die keer kon hij niet terug door de oorlog. Uiteindelijk heeft hij zijn zoon pas voor het eerst in 1919 of 1920 gezien, toen mijn grootvader al acht of negen was. Dat de familie in Godenslaap gescheiden raakt door de oorlog heeft daar natuurlijk mee te maken. Wat me altijd bezighield was hoe het leven toen geweest moet zijn. Wij noemen dat nu WO I alsof de mensen toen in staat waren om op een wereldkaart te kijken en een overzicht hadden. Maar dat was niet zo. Als je van Gent naar Drongen wou reizen, had je een speciale toelating nodig. Mensen leefden heel erg lokaal en waren overgeleverd aan gecensureerde kranten. Zij wisten dus niet echt wat er gebeurde.”

Geschiedenis Magazine

Veel meer dan WO II lijkt WO I zijn weg gevonden te hebben naar de literatuur. Hoe komt dat, denk je?

“Dat is inderdaad opvallend. En er was meer dan de poëzie en het proza dat we allemaal kennen. Boerenzonen die normaal gezien nooit een letter op papier hadden gezet, werden blijkbaar zo gegrepen door dat conflict dat ze toch op briefkaarten of in notitieboekjes begonnen te schrijven. Stilistisch is dat zeer onbeholpen, maar ook zeer pakkend door zijn eerlijkheid. Het lijkt alsof iedereen de nood voelde om te beginnen schrijven. Een van de redenen is natuurlijk dat toen veel meer mensen geletterd waren dan tijdens de Slag bij Waterloo, om maar iets te zeggen. Maar er had ook een cultuuromslag plaatsgevonden. Mensen zagen zichzelf misschien wel voor het eerst als individuen met een eigen geschiedenis en een evoluerend levensverhaal. Zij wilden daar iets over kwijt aan anderen, en als dat niet direct ging, schreven ze het op. En het blijft maar komen. In het Flanders Fields-museum in Ieper wordt nog regelmatig materiaal binnengebracht door mensen die iets vonden in de nalatenschap van een gestorven familielid. En dat is wereldwijd zo. Ook het digitaal archief van het Australisch leger groeit nog steeds aan.”

Godenslaap is jouw bijdrage aan de Belgische WO I-literatuur, heb je al vaak gezegd, de grote roman die er indertijd nooit is gekomen. Waarom werden die romans in Frankrijk, Engeland en Duitsland wel geschreven en hier niet?

“De impact en de vernieling van de oorlog waren hier zo immens dat men nadien liever vooruit keek. Toen de Duitsers binnenvielen telde België ongeveer zeven miljoen inwoners. We behoorden tot de top vijf van de handelsnaties en hadden met Antwerpen ook de grootste haven ter wereld op ons grondgebied. België was een poort tot Europa. De Duitsers vernielden die infrastructuur volledig, waardoor onze levensstandaard terugviel tot het niveau van het midden van de achttiende eeuw, las ik ooit bij Sophie De Schaepdrijver. De oprukkende Duitsers dreven een volksmassa van een paar miljoen mensen voor zich uit die een enorme migratiestroom naar Frankrijk en Nederland op gang brachten. Tegelijkertijd besefte men na de oorlog ook welk offer men aan de bevolking had gevraagd. Daar moesten politieke veranderingen tegenover staan. Albert en zijn regering gingen over tot het invoeren van het algemeen stemrecht – jammer genoeg alleen nog maar voor mannen – en de vernederlandsing van het onderwijs. Er was hoop en men keek liever vooruit naar wat komen ging dan naar dat enorme slagveld dat achter de rug lag. En dan is er nog een meer prozaïsche reden: veel van onze schrijvers waren er niet tijdens de oorlog. Cyriel Buysse zat bijvoorbeeld in Nederland.

De Britse war poets waren toch veel jonger dan Buysse, waar zat de jonge generatie?

“Dat is zo, maar we kennen die war poets vooral doordat zij en hun werk al heel snel werden opgenomen in een propagandistische retoriek over het glorieuze Britse Rijk. België zag zichzelf als een neutraal land, wat het door zijn ligging ook moest zijn. Een van de enigen die besefte dat er ooit gehannes zou komen met de Duitsers was Leopold II. Je kan de man van heel veel zaken verdenken en beschuldigen, maar niet dat hij geen inzicht had in de situatie in Europa. Hij had gezien hoe de Duitsers tijdens de eerste Duits-Franse oorlog rechtstreeks Frankrijk waren binnengevallen. Hij zag de versterkingen die nadien opgeworpen werden aan de grenzen en besefte dat als er ooit weer oorlog kwam de invasie via België zou verlopen. Vandaar zijn pleidooi voor dienstplicht en fortengordels, ook rond Antwerpen. De Belgische diplomatie was toen een van de best geïnformeerde van alle Westerse mogendheden. Precies omdat onze zo fel gewaardeerde neutraliteit het noodzakelijk maakte dat wij onze oren spitsten en wisten wat er in andere landen gaande was.”

Zat de klassieke strijd tussen Vlaams en Franstalig er ook voor iets tussen?

“Ik ben altijd gebiologeerd geweest door de Franstalige literatuur uit Vlaanderen die wij grotendeels vergeten zijn. De Vlaamse bourgeoisie had haar eigen cultuur. Ik heb die eer willen betuigen in Godenslaap en De Spiegelingen, bijna tot op het niveau van de zinsbouw die ik naar het Frans toe geschreven heb. Het Frans is een veel cartesiaansere taal die haar specifieke eigenheden heeft. Neem nu een banale zin als ‘Het is zijn kamer’. In het Nederlands weet je dan meteen dat het hier over een mannelijk personage gaat. Wanneer je ‘c’est sa chambre’ zegt, weet je niet of die kamer van een man of een vrouw is. Dat soort Franse syntaxis heb ik heel bewust in de boeken gestoken. Toen Marie Hooghe, mijn Franse vertaalster, Godenslaap begon te vertalen, stuurde ze me meteen een mail: ‘Bedankt voor het geschenk’. Maurice Maeterlinck was een Gentenaar maar wie leest hem nog? Terwijl dat toch volwaardig erfgoed is van ons. Als Vlaming zullen we pas volwassen zijn wanneer we dat stuk van ons verleden erkennen, vind ik. Maeterlinck was goed bevriend met Buysse. Tussen Frans- en Nederlandstalige kunstenaars bestond toen een intens en vriendschappelijk verkeer. Als zij dat konden, waarom zouden wij dat dan niet kunnen?”

Centraal in Godenslaap en De spiegelingen staat het geheugen. Mensen kijken terug op het verleden.

“Als je ouder wordt, word je misschien niet wijzer, maar er ontstaat alleszins meer resonantieruimte. Wanneer je honderd bent, heb je meer om op terug te kijken dan wanneer je achttien bent. De wereld vormt en tekent je. Vandaar dat het volgens mij ook geen toeval is dat de Syriëstrijders van vandaag snotapen zijn, net zoals de Oostfronters van WO II dat waren. Dat is hetzelfde soort idealisme en heroïsme. Blijkbaar kunnen jonge mannen enorme ravages aanrichten, in alle tijden.”

Dat zal een van de spiegelingen zijn?

“Zeker. Marcel uit mijn debuut had beter geïnformeerd geweest kunnen zijn, zou je kunnen opmerken, maar die Syriëstrijders van vandaag zijn juist heel erg geïnformeerd. Zij zitten op allerlei duistere internetfora elkaar op te jutten en te recruteren. Stel dat Marcel vandaag geleefd had en een migratieachtergrond had, dan was de kans groot dat hij naar het Midden-oosten was getrokken.”

We leren nooit bij?

“Ik hoop van wel. Je hebt maar een paar knulletjes van een jaar of twintig nodig om heel veel leed te veroorzaken. Het blijven enkelingen. Ik stel me die vragen omdat ik wil begrijpen waarom iemand vanuit zanderig Vlaanderen naar de Oekraïne trok om er te sneuvelen. Zij waren vaak zwaar getroffen door de crisis van de jaren 1930. Zo’n mensen zijn heel erg vatbaar voor de eenvoudige wereldbeelden die mensen als Trump of de nieuwe Braziliaanse president Bolsonaro hen aanreiken. We mogen niet onderschatten welke klappen de globalisering de voorbije decennia sommige bevolkingsgroepen heeft toegebracht. Zij vinden dat de wereld op veel te korte tijd veel te groot is geworden. Hoe groot kan een gemeenschap worden en toch nog leefbaar zijn? Hoe groot moet de polis zijn? Het is een vraag die Aristoteles al bezighield en waar niemand een bevredigend antwoord op heeft. Hoe groot kan Europa worden? Waar liggen haar grenzen? Als wij het antwoord daarop niet hebben, zal Poetin het ons wel bezorgen.” (lacht)

Kunnen we dan niet beter zoals Edgar voor het genot gaan?

“Hij zoekt inderdaad genezing in het lichamelijke en het zinnelijke. Dat is een universeel menselijke trek waar Proust het ook al over had, over het slagveld achter het slagveld, waar lichamen weer heling zoeken na al die vernietiging. Het lijkt me een heel menselijke trek.”

Afgelopen weekend zei Sophie De Schaepdrijver in Zeno dat de huidige wereldpolitieke situatie heel erg vergelijkbaar is met die van 1914. Ben je het daar mee eens?

“Daar zit inderdaad wel iets in. De vergelijkingen die gemaakt worden met de jaren 1930 vind ik alleszins minder overtuigend. De voor ons zo vertrouwde tweedeling van de wereld in oost en west snijdt hoe langer hoe minder hout. Je ziet hoe Rusland in Syrië een vinger in de pap wil, net zoals dat indertijd ook al in de Balkan was. Soms gebeuren er zaken waarvan ik me afvraag of ze zouden kunnen uitgroeien tot een regionaal conflict met internationale gevolgen, zoals dat in 1914 in Sarajevo ook is gebeurd. Ik heb het gevoel dat de wereld een veel explosiever kruitvat is geworden dan tijdens de koude oorlog, toen we veilig onder de atoomplaraplu zaten.”

En zie je het ook echt ontploffen?

“Dat weet ik in feite niet. Enerzijds hebben we na twee wereldoorlogen structuren uitgedacht die het uitbreken van een oorlog bemoeilijken, zoals de VN en de NAVO bijvoorbeeld en begint ook de EU te beseffen dat zij nood heeft aan een meer geïntegreerd defensiebeleid. Maar een oorlog neemt niet altijd een gekende vorm aan. Bij het uitbreken van WO I stond iedereen ervan versteld dat dit een heel andere oorlog was dan voordien. Dit was geen slagveldenoorlog meer zoals Waterloo of Sedan onder Napoleon III dat waren. Dit was een totale oorlog die zeker aan het Westelijk front vastliep in een langdurige loopgravenoorlog, met onnoemelijk veel leed als gevolg. Misschien beschikken we vandaag wel over technologieën die een oorlog herleiden tot conflicten, waarbij we niet eens door hebben dat er een oorlog in klassieke zin aan de gang is. Drones nemen de plaats in van klassieke wapens en de oorlog wordt gerobotiseerd. We krijgen daardoor een heel versplinterd beeld van wat er aan de hand is.”

Zelf ben je nu eindelijk gedemobiliseerd, zoals je het noemde. Heeft de oorlog je veranderd?

“Ongetwijfeld, maar dat zou ik anders ook geweest zijn. Met de jaren verander je. Ik heb graag met Hélène, Edgard en Matthew geleefd en ik heb ze echt als individuen aangevoeld. Eens een boek af moet het echter uit me kunnen verdampen, zodat er plaats komt voor nieuwe inspiratie. Het wordt tijd, denk ik.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Godenslaap

Boeken van de troost