"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Boekenweekgeschenk en -essay 2021

Vrijdag, 28 mei, 2021

Geschreven door: Hanna Bervoets
Artikel door: Nico Voskamp

Wat wij zagen

Over de auteur

Hanna Bervoets (1984, Amsterdam) is schrijver, essayist en scenarist. Na een bachelor Media & Cultuur en een master Journalistiek & Research publiceerde zij zeven romans, verschillende scenario’s, toneelstukken, korte verhalen en essays.

In 2009 debuteerde Bervoets met Of hoe waarom, twee jaar daarop verscheen Fuzzie (2017).

Bervoets’ werk werd verschillende malen genomineerd voor de Gouden Boekenuil, de AKO Literatuurprijs en de Libris Literatuurprijs. In 2017 won Bervoets de BNG Bank Literatuurprijs voor Ivanov, en in datzelfde jaar eveneens de Frans Kellendonk-prijs voor haar gehele oeuvre. Uit het juryrapport: “Steeds is een schrijfster aan het woord die trefzeker formuleert, lenig construeert, boordevol verbeelding zit en nooit roeperig of te expliciet wordt.”

Archeologie Magazine

Naast romans schrijft Bervoets essays en recensies over media en technologie, voor onder andere de Volkskrant en NRC Handelsblad. Haar korte verhalen werden gepubliceerd in verschillende internationale literaire tijdschriften.
Eind 2017 ging CarryMe, haar tweede avondvullende theatervoorstelling, in première. Haar laatste roman, Welkom in het Rijk der zieken, haalde de longlist van de Bookspot Literatuurprijs, de vertaalrechten werden verkocht aan Duitsland.

Bervoets woont en werkt in Amsterdam. Voor de Boekenweek 2021 schreef ze het Boekenweekgeschenk Wat wij zagen. Vanaf 29 mei ontvangen je bij aanschaf van € 15,- of meer aan Nederlandstalige boeken het geschenk cadeau.

Over het boek

Wanneer Kayleigh in de financiële problemen raakt, solliciteert ze naar een baan als ‘content moderator’ voor een online platform waarvan ze de naam niet mag noemen. Haar taak: beoordelen welke aanstootgevende filmpjes, foto’s en tirades moeten worden verwijderd. Het werk is zwaar. Kayleigh en haar collega’s zien gruwelijke dingen voorbijkomen, en de richtlijnen van het platform zijn vaak onnavolgbaar. Toch voelt Kayleigh zich op haar plek, binnen het moderatorenteam vindt ze broederschap. En als Kayleigh verliefd wordt op haar collega Sigrid lacht de toekomst hen toe. Of lijkt dat maar zo? Wat wij zagen is een verhaal over wie of wat ons wereldbeeld bepaalt.

Traditiegetrouw verschijnen bij de Boekenweek het Boekenweekgeschenk en het Boekenweekessay. De Leesclub van Alles recensent Nico Voskamp las beide boeken. Hier zijn bevindingen.

Too much information

[Recensie] Kayleigh heeft een baantje. Dat is hard nodig want er moet brood op de plank. Ze komt te werken bij de wat schimmige organisatie Hexa en gaat daar ‘content evalueren’. Niet voor Hexa zelf maar voor een veel bekendere organisatie: een wereldwijd online vriendennetwerk-platform dat we hier voor het gemak – net als Kayleigh zelf – naamloos laten.

Dat platform (we houden Kayleighs’ terminologie aan) begon ooit als een vriendenplatform van studenten die elkaar online volgden en nieuwtjes uitwisselden. Voor de oprichter ervan was het ook een verrassing dat dit platform als een gek van de grond kwam. In geen tijd werd de halve wereld lid en nog iets later de hele wereld. Berichten flitsen over en weer, quotes, links naar leuke sites, tips, trucs, clubjes, alles kreeg een plek. Ook foto’s en filmpjes. Alle soorten filmpjes? Nee, sommige filmpjesmakers hielden zich niet aan fatsoensregels of aan menselijke waardigheid. Zij maakten content die niet door de beugel kon.

Dat probleem vergrootte zichzelf synchroon aan de wereldwijde uitbreiding van het platform, en het schokgehalte van de filmpjes nam snel in intensiteit toe. Zichzelf mutilerende mensen, sadisme, kinderporno, handleidingen voor het plegen van een bom-aanslag, dierenmishandeling, beledigingen van minderheden, pedofilie, racisme, you name it. De foto’s en filmpjes werden een probleem. Protesten zwollen aan, wat doet dit met de onbedorven hersenen van onze jongeren, dat kan toch niet, deze zieke beelden? Het imagoprobleem werd pas echt rampzalig toen adverteerders dreigden af te haken. In paniek greep de baas in. Content evaluatoren: nu!

Maar volgens welke normen moest er geëvalueerd worden? Bervoets geeft droogweg schitterende voorbeelden van de absurdistische Hexa richtlijnen:

“Steeds weer was de vraag: mag dit op het platform blijven staan? En zo niet: waarom niet? Dat laatste was nog de lastigste kwestie. Een tekst als Alle moslims zijn terroristen mag niet van het platform, want moslims zijn een BC, een ‘beschermde categorie’, net als vrouwen, homo’s en, geloof het of niet: heteroseksuelen. Alle terroristen zijn moslims mag dan weer wel, want terroristen zijn geen BC en moslim is geen beledigende term, bovendien.”

Over slechte werkomstandigheden meldt ze ook een paar dingen: “Hadden we maar twee pauzes waarvan één van krap zeven minuten, die wegtikten in de rij voor de slechts twee beschikbare toiletten? Zeker weten. Werden we erop aangesproken wanneer we minder dan vijfhonderd tickets per dag afhandelden? Reken maar. Kregen we een serieuze waarschuwing zodra onze accuraatheidsscore onder de negentig procent uitkwam? Ja hoor.”

Met deze werkelijkheid schokt het behoorlijk om te lezen dat mentale begeleiding er niet was, op “de korte jongen in de blauwe tuinbroek” na, die af en toe vroeg of er misschien iemand was die wat kwijt wilde? De OnderwerpExperts beoordeelden alleen het werk van de beoordelaars op fouten, niet meer dan dat. Enzovoort enzoverder, beeldschermvee waren ze, hele dagen turend naar leipe shit. Toch houdt Kayleigh haar baantje vol omdat ze niet anders kan. Ze heeft het geld nodig, en wordt bovendien verliefd op Sigrid, haar co-collega en partner in misère.

Heel geleidelijk laat Bervoets de impact van wat de moderators elke dag aan ongezonde beelden moeten verstouwen, invloed krijgen op hun psyche. Hun taalgebruik schuift op naar extremere termen die geïntegreerd worden in hun dagelijkse spraak, wat henzelf niet eens opvalt omdat ze toch nauwelijks buiten hun werkgroepje anderen ontmoeten.

Met dat extremere taalgebruik komen ook de meer rigide denkbeelden in hun hoofden op. Buitenissige theorieën liggen dan gebruiksklaar op de loer: complotdenken, argwaan tegen het ‘normale’ leven, wantrouwen tegen de overheid, protesteren met al dan niet gewelddadige handelingen, agressie tegen van alles. Eigenlijk wat we in ons ‘gewone’ leven sinds Coronat al regelmatig zien gebeuren. In die zin is dit boekenweekgeschenk bijzonder want voorspellend.

De lezer krijgt een steeds meer door paranoia geïnfecteerde wereld voorgespiegeld. Daarin is de norm: polarisatie in plaats van overleg en geweld in plaats van vreedzaam zoeken naar een oplossing. Een beangstigend beeld dat – nog beangstigender – niet ver van de realiteit anno 2021 afstaat. Hoe het in deze wereld met Kayleigh afloopt? Besteed wat geld in de fysieke noodlijdende boekhandel en krijg dit wonderschone geschenkje om dat uit te vinden.

Ook verschenen op Nico’s recensies

De genocidefax

Over de auteur

Roxane van Iperen (1976) is auteur en jurist. In 2016 verscheen haar debuutroman ‘t Hooge Nest, waarvan tot op heden meer dan 275.000 exemplaren zijn verkocht. Het werd bekroond met de Opzij Literatuurprijs 2019 en stond op de shortlist van de NS Publieksprijs 2020. Elf landen verwierven de vertaalrechten, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, waar het boek ook de bestsellerlijsten haalde. De filmrechten zijn verkocht aan Man Up, het productiebedrijf van Carice van Houten en Halina Reijn. Van Iperen heeft een vaste column over macht in Vrij Nederland en schrijft voor diverse media.

Over het boek

In De genocidefax vertelt Van Iperen op adembenemende wijze het relaas van een man die machteloos moet toezien hoe een van de wreedste conflicten van de 20e eeuw zich voor zijn ogen ontvouwt. Daarbij houdt ze niet alleen zichzelf een spiegel voor, maar ook de lezer.

Eigen volk eerst – maar welk volk?

[Recensie] Roxane van Iperen licht met dit essay een afschuwelijke periode uit de geschiedenis van Rwanda. Op 6 april 1994 botsen de twee grootste inheemse stammen, de Hutu’s en de Tutsi’s, zoals u zich misschien nog uit de krantenkoppen herinnert, op elkaar. Preciezer: de Hutu’s hakken in op de Tutsi’s. De Hutu’s hebben in het geheim een masterplan voorbereid waardoor ze bij verrassing het Tutsi-deel van de bevolking kunnen overvallen en een kopje kleiner maken, letterlijk en zonder genade.

Hoe kon dat in een land waar decennia lang bevolkingsgroepen in een min of meer vreedzame co-existentie leefden? Extreem gewelddadig was het: van de Tutsi-gemeenschap werden een kleine 200.000 mensen afgeslacht. Letterlijk armen en benen afgehakt met machetes, bijlen en andere scherpe voorwerpen. Daarnaast werden vuurwapens gebruikt, indien voorhanden, wat het bloedbad alleen maar groter maakte.

En onbegrijpelijker. Vooral over die ongerijmdheid essayeert van Iperen: waarom doen mensen mee met schadelijk groepsgedrag waardoor die ene of juist de andere bevolkingsgroep getermineerd moet worden? Ze trekt de parallellen van ‘de angst voor uitsluiting’ in een groep door naar het lot dat klokkenluiders die buiten die groep treden bijna altijd treft: verstoting en straf. Ook de toeslagenaffaire is niet vrij geweest van dit soort invloeden, die in de hand werkten dat de Belastingdienst te laat en de regering nog veel later ingreep.

Ondertussen in 1994 trekken in Rwanda de extremisten rücksichtlos dodend en verminkend door het land. Een grote rol is hier weggelegd voor de Hutu Power beweging, die al jaren alle Tutsi-burgers op een doodlopend zijspoor wil zetten. Maar waarom die haat na jaren succesvol samenleven met de andere groepen? Van Iperen laat zien hoe de Belgen hier niet de enige maar wel de eerste blaam treffen. Het is het al te vaak vertelde verhaal over uitbuiten, misleiden en leegroven van ontwikkelingslanden.

“Sinds België in 1916 Rwanda had veroverd en er in 1924 van de Volkerenbond het mandaat over had verkregen, was ‘het land van de duizend heuvelen’, zoals er zo lieflijk naar werd verwezen, vooral een betrouwbare melkkoe gebleken…
Tot dat moment leefde de Rwandezen in clans die bestonden uit drie sociale groepen, binnen een hiërarchie gebaseerd op land en eigendom. De meerderheid bestond uit (Ba)Hutu (90 %), vooral boeren die op akkers werkten, en (Ba)Tutsi (9 %), veelal veehouders met een hoger aanzien… en Twa (1%), een pygmeeënvolk. 
Men woonde naast elkaar, had dezelfde taal en cultuur en trouwde onderling. Boven alles identificeerde de bevolking zich als Banyarwanda: de mensen van Rwanda.”

Maar – er is altijd een maar die stront aan de knikker inluidt – met de komst van de Duitsers in 1989 en daarna de Belgen kwam het evolutionisme in zwang: verschillende volken bevinden zich op verschillende punten van beschaving, van wilden tot barbaren tot ontwikkelden. Belgische ambtenaren hadden tot taak de fysieke kenmerken van de burgers te meten: van de breedte van neusvleugels tot de vorm van het aangezicht.

Conclusie: de Tutsi’s leken evolutionair het meest op Europeanen. Een rassentheorie was geboren, een handig instrument trouwens waar slinkse hedendaagse politici opnieuw naar lonken. Voor Rwanda luidde het een fataal schisma in dat een Tutsi-elite creëerde die het overige deel van de bevolking aanstuurde, het land verdeelde, haat zaaide en in de vijftiger jaren al tot een geweldsexplosie leidde. Maar dan met heel veel vermoorde Hutu’s.

In 1959 vertrekken de Belgen en “laten een land achter met geïnstitutionaliseerde, diep ingesleten en op individueel niveau vastgelegde etnische haat en groepsrivaliteit. Een verdeeldheid die in Tutsi Paul Kagama en Hutu Théoneste Bagarosa voortwoekert en tweeëndertig jaar later een strak georganiseerde apotheose beleeft, die door de buitenwereld zal worden afgedaan als een spontane slachtpartij tussen rivaliserende stammen.”

Na al die zware details hebt u, lezer, hopelijk genoeg informatie en nieuwsgierigheid om de rest van het essay te gaan lezen. Hierin interviewt van Iperen de VN-afgevaardigde Roméo Dallaire. Kort gezegd was hij in Rwanda de vertegenwoordiger van het Westen, en als zodanig werd hij ook gemangeld tussen de in 1994 spelende krachtenvelden.

Ter plekke signaleerde hij alle signalen die op rood sprongen, de over de gemeenschap druipende haat, het dreigende geweld. Hij stuurde een fax, de fax die later de genocidefax is gaan heten. Hij stuurde die aan het VN-hoofdkwartier, smeekte om hulp omdat het uit de hand dreigde te lopen, maar vanuit de VN kwam er niets. Helemaal niets. Waarom? Dat maakt van Iperen duidelijk. Komt ze daarbij tot interessante conclusies? Absoluut.

Eerder verschenen in Bazarow Magazine

Ook verschenen op Nico’s recensies