"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bonjour tristesse

Vrijdag, 5 februari, 2021

Geschreven door: Francoise Sagan
Artikel door: Quis leget haec?

De jaloerse dochter

[Recensie] Françoise Sagan was achtien jaar toen ze het manuscript inleverde voor haar beroemdste roman, Bonjour tristesse. Dat was in 1954 en het boek deed aardig wat stof opwaaien in die tijd. Het is geen dik boek en de plot is snel verteld. De zeventienjarige Cécile is met haar vader Raymond op vakantie in een villa aan de Middellandse Zee. Raymond is al vijftien jaar weduwnaar maar een behoorlijke losbol en hij wordt vergezeld van zijn vriendin op dat moment, Elza. Die is aardig wat jaren jonger dan Raymond en ze is een danseres in de bars op de Champs-Elysées in Parijs.

Raymond vertelt hen plompverloren dat Anne op bezoek komt. Anne was een vriendin van Cécile’s moeder en meer van Raymond’s leeftijd. Dat valt niet goed bij Elza en die pakt haar koffers. Cécile ziet de bui al hangen en dat klopt, Raymond verkondigt met Anne te gaan trouwen. Anne is rustig en bestendig, heel wat anders dan het leven dat Cécile en haar vader nu leiden.

Cécile heeft inmiddels een leuke jongen ontmoet op vakantie, Cyril. Met de komst van Anne verandert er inderdaad het nodige. Cécile wordt door Anne naar haar kamer gestuurd om te studeren en Cyril mag ze niet meer zien. Dat staat haaks op het levensmotto van Cécile dat ze ontleent aan Oscar Wilde;

“De zonde is het laatste beetje kleur, dat in onze moderne wereld nog overgebleven is.”

Boekenkrant

Ze komt in opstand maar soms denkt ze er ook anders over. Ze kijkt op tegen Anne, is soms een beetje bang voor haar maar toch…;

“Was ik trouwens niet gelukkig? Anne was immers goed en vrij van alle bekrompenheid? Zij zou me leiden, de verantwoordelijheid voor mijn leven op zich nemen en mij onder alle omstandigheden de weg wijzen die ik moest volgen. Ik zou volmaakt worden en vader met mij.”

Uiteraad loopt het anders. Zij smeedt met Elza en Cyril een complot om Anne weg te krijgen. Cyril en Elza moeten doen of ze verliefd op elkaar zijn om haar vader jaloers te krijgen. Waar ze al eens gezakt was voor haar examen en er verder maar wat op los leefde met haar vader, merkt Cécile ineens dat ze met dit plan de aandacht heeft en dat iemand moeiteloos kon doorgronden en voor zich kan gebruiken, in dit geval Elza die haar vader graag terug wil winnen.

Ze moeten geduld hebben en Cécile en Cyril ontmoeten elkaar tussendoor in het geheim om elkaar te beminnen, maar langzamerhand lijkt hun plan te slagen. Cécile denkt in haar opportunisme dat het wel goed komt met haar vader;

“Toen ik het plan had opgevat Anne uit onze kleine gemeenschap te stoten, had ik niet aan hem gedacht; ik wist immers dat hij wel troost zou vinden, zoals hij zich steeds had weten te troosten: een breuk met Anne zou voor hem minder erg zijn dan een ordelijk leven; werkelijk lijden en ten onder gaan kon hij alleen door een sleurleven zonder opwindende verrassingen, evenals ikzelf trouwens. Wij behoorden tot hetzelfde ras, hij en ik; nu eens noemde ik het in mezelf een prachtig ras van nomaden, dan weer een miserabel zooitje genieters.”

Ik geef weinig weg hoop ik als ik zeg dat het verhaal niet voor iedereen goed afloopt. Wat bijzonder is aan het verhaal dat het een hedonistisch leven schildert van een zeventienjarig meisje en haar losbandige vader. Ze drinkt whisky, rookt en heeft onbekommerd sex met haar vriend en dat was nogal een ding in die tijd. Sagan was even oud als haar hoofdpersoon en soms vond ik het opmerkelijk hoe je op die leeftijd dialogen kan schrijven vanuit de veel oudere Anne:

“Je vormt je van de liefde een al te simplistisch denkbeeld. De liefde heeft niets te maken met een opeenvolging van op zichzelfstaande lichamelijke gewaarwordingen…’…’Er is ook blijvende tederheid, de zachtheid, de pijn van het gemis…Allemaal dingen, waar jij nog niets van kunt begrijpen.”

Daar komt bij dat Sagan een tweedeling heeft gemaakt tussen de naïeve Cécile in het eerste deel en de veel meer berekende Cécile in het tweede deel die denkt de personages naar haar hand te kunnen zetten. Het verhaal eindigt tenslotte met de titel, Bonjour tristesse, als laatste woord, dat Sagan ontleende aan het gedicht A peine défigurée van Paul Eluard, dat begint met de verzen ‘Adieu tristesse / Bonjour tristesse’. Kortom, er valt genoeg te beleven en te vertellen over een roman van toch maar 159 pagina’s.

Eerder verschenen op Quis leget haec