"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Books in Motion in Early Modern Europe.

Woensdag, 27 februari, 2019

Geschreven door: Daniel Bellingadt
Artikel door: Pierre Delsaerdt

Nieuwe zwaartepunten in de boekgeschiedenis

[Recensie] Books on the Move (2007) is de titel van een congresbundel over boekenverzamelingen die van de ene verzamelaar overgingen naar de andere. [1] Tien jaar later verscheen een congresbundel met een gelijkaardige titel, Books in Motion. Deze bundel bevat de handelingen van een symposium dat in het Duitse Gotha plaatsvond in 2014 en heeft als doel “to put current book history into motion”. (2) Dat is een onderneming van een heel andere orde dan die van Books on the Move; de lezer weet dat hij een reeks ambitieuze bijdragen mag verwachten. Het uitgangspunt van Books in Motion is het gecanoniseerde communicatiecircuit van Robert Darnton. Zoals bekend bracht de Amerikaanse boekhistoricus daarin de wereld van het boek in kaart als een cirkelvormig schema, vertrekkend bij de auteur, lopend langs de verschillende spelers in het boekbedrijf en eindigend bij de lezer, die op zijn beurt weer feedback kan geven aan de auteur. In het hart van het circuit spelen contextuele elementen een sturende rol: wetten en reglementen, of de economische conjunctuur. Uit dit model distilleerde de boekwetenschap de inmiddels klassieke trits ‘productie, distributie en consumptie’ van het boek, die het boekhistorisch onderzoek de afgelopen dertig jaar structureerde. De samenstellers van de bundel vinden dit model echter onvoldoende dynamisch en niet meer representatief voor lopend boekhistorisch onderzoek. Van dat laatste willen ze een staalkaart bieden die recht doet aan de dynamische processen waarmee de productie, distributie en consumptie van het boek in vroegmodern Europa gepaard gingen. Ze willen ook verder gaan dan de klassieke trits van de boekgeschiedenis. De ondertitel is dan ook programmatisch: Beyond Production, Circulation, and Consumption.

Een geloofwaardige staalkaart zijn van actuele benaderingen in de boekgeschiedenis: met de huidige overvloed aan projecten en publicaties waarin de geschiedenis van het boek geschreven wordt, is dat zeker geen triviale oefening. Maar misschien moet een staalkaart niet volledig zijn om te overtuigen. Het boek wil ook geen synthese brengen: het is een bundeling van casestudies in uiteenlopende regio’s en perioden. Elke casus is aanleiding tot methodologische of conceptuele overwegingen met een generiek karakter. De auteurs behandelen hun onderwerp met aandacht voor de relevantie ervan en plaatsen het in de context van de betrokken onderzoekstraditie. Books in Motion betekent ook dat er aandacht is voor de (letterlijk) grensoverschrijdende aspecten van boekgeschiedenis. Die transnationale benadering is voor de auteur van de conclusie, Joad Raymond, het meest markante kenmerk van de boekgeschiedenis anno 2017.

Een overzicht van de casussen geeft een indruk van de veelzijdigheid van de bundel. In het eerste deel, Beyond Production, behandelt Malcolm Walsby de Franse stad Verdun als productiecentrum van contrareformatorische literatuur. Cruciaal voor deze ontwikkeling waren de bisschopsjaren van Nicolas Psaume, die in 1560 een drukker uit Reims uitnodigde om zich in Verdun als ‘drukker van de bisschop’ te vestigen. In zijn bijdrage over Conrad Gessner onderzoekt Paul Nelles waar deze auteur van de Bibliotheca universalis zijn materiaal vond en hoe hij bibliografische informatie leerde presenteren. Voor de boekenbeurs van Frankfurt redigeerde Gessner in 1543 een fondscatalogus van de uitgever Christoph Froschauer; zo zette hij zijn eerste stappen in de bibliografie. Op diezelfde beurs leerde hij de bibliothecaris van Diego Hurtado de Mendoza kennen. Die nodigde hem uit om Hurtado’s collectie in Venetië te bezoeken, en op slag leerde Gessner daar de kring van Griekse emigrés kennen, met hun rijke collecties Griekse handschriften. Een uitgesproken transnationale benadering brengt ook Daniel Bellingradt, die schrijft over de achttiende-eeuwse papierhandel in Amsterdam. De stad was toen niet alleen ‘le magasin de l’univers’, maar functioneerde ook als middelpunt van de Europese papierhandel: dáár werd papier van de molens in Zaanland en de Veluwe gestapeld en geëxporteerd naar Engeland, Duitsland en de Baltische landen. Tegelijk importeerden Amsterdamse papierhandelaars enorme voorraden lompen uit heel Noord-Europa, om ze te verkopen aan papierproducenten. Het deel over productie wordt afgerond met een uiteenzetting van Benito Rial Costas over de onverwachte implicaties die gepaard gingen met de publicatie van een compilatie van wetten, die door de Castiliaanse kroon werd gevalideerd. De centrale overheid zag de voordelen van een gedrukte compilatie in en bepaalde dat elk stadsbestuur er een moest kopen. De officiële geldigheid van de publicatie werd geattesteerd door een handtekening van de samensteller en drukker ervan. Deze originele bijdrage gaat dieper in op de technieken van validering van overheidsdrukwerk, en op de commerciële buitenkans die zo’n onderneming betekende voor het boekbedrijf.

Het deel met de titel Beyond Circulation behandelt verschillende casussen die zich bevinden op de grens tussen uitgeverij en boekhandel, twee bedrijfstakken die in het typografisch ancien régime meestal nauw verwant waren. Andreas Golob heeft het over de wijze waarop kranten en boeken elkaar ondersteunden. De uitgever van de achttiende-eeuwse Grazer Bauernzeitung publiceerde naast deze krant ook boeken, prenten en tijdschriften. Reeksen bijdragen in de krant gaf hij later in boekvorm uit, en voor zijn boeken wekte hij belangstelling door de publicatie van recensies in zijn krant. Of dit volstaat om hem als een vroege ‘mediatycoon’ te typeren – zoals Golob dat doet in de titel van zijn bijdrage, weliswaar tussen aanhalingstekens – valt echter te betwijfelen. Een vroegmodern nieuwsblad is ook aan de orde in het stuk van Joop W. Koopmans. Hij onderzoekt de samenwerking tussen de uitgevers, samenstellers en illustratoren van de halfjaarlijkse Nederlandse nieuwsperiodiek Europische Mercurius. Al deze spelers bleken in elkaars nabijheid te wonen of elkaar regelmatig te ontmoeten in koffiehuizen. Het sterkste opstel in de bundel is wat mij betreft dat van Jeroen Salman. Het behandelt de strategieën waarmee medische beroepsbeoefenaren de drukpers inzetten om hun reputatie te vestigen en in stand te houden, om de monopoliepositie van andere geneesheren in vraag te stellen of om ‘medische consumenten’ aan te trekken. Het artikel is zeer sterk gecontextualiseerd en legt bij herhaling relevante verbanden met inzichten over wetenschappelijke vooruitgang en de productie van medische kennis. Mark Curran leverde dan weer het meest narratieve stuk van de bundel. Centraal staat hier een Zwitserse edelman die niet alleen een kritische verhandeling schreef over het fiscaal beleid van de Franse kroon, maar ook verwikkeld was in een onfrisse echtscheidingszaak. Hij beschuldigde zijn echtgenote van een incestueuze relatie met haar broer en om zijn gelijk te halen verspreidde hij hierover agressieve pamfletten. Hij liet er telkens duizenden exemplaren van drukken, maar die bereikten amper een publiek omdat de censuur er de hand wist op te leggen. De Geneefse en Franse overheden traden dus effectief tegen de literaire onderwereld op, met meer succes dan tot nu toe werd aangenomen.

Het Weer Magazine

Het laatste deel van de bundel gaat in op de consumptie van drukwerk en tracht ook op dit domein – met wisselend succes – een stap verder te zetten. Vivienne S. Dunstan onderzoekt de strategieën die Schotse lezers in de late achttiende en vroege negentiende eeuw volgden om lectuur in hun dagelijks leven in te passen: hoe kwamen ze aan hun leesvoer, hoe maakten ze tijd vrij om te lezen, en wat lazen ze? Soortgelijke vragen behoren niet meer tot de avant-garde van de boekgeschiedenis, maar worden hier rustig en overtuigend beantwoord. Anders dan onderzoekers naar de leescultuur in de Republiek stelt Dunstan dat haar vaststellingen over Schotland naadloos aansluiten bij Engelsings theorie van de leesrevolutie. Shanti Graheli gaat op zoek naar de aanwezigheid van Italiaanse medische literatuur in Franse privébibliotheken in de renaissance. Zij maakt daarvoor gebruik van herkomstvermeldingen in fysiek overgeleverde boeken, en vult dit onderzoek aan met de analyse van boedelinventarissen van dertien Parijse geneesheren. Het hoofdstuk toont vooral aan dat reeds beproefde technieken hun waarde behouden in hedendaagse benaderingen van de lectuurconsumptie. Geoffrey Roper, ten slotte, brengt het verhaal van Arabische (gedrukte) boeken in het Midden-Oosten: in de vroegmoderne periode werden die geïmporteerd vanuit Europa. Het commercieel succes bleef echter beperkt omwille van aanhoudende fouten in spelling en spraakkunst. Roper corrigeert en nuanceert ongefundeerde aannames en pleit voor de bestudering van de leescultuur buiten Europa.

Een veelheid aan onderwerpen en benaderingen dus. Eenheid wordt daarin nagestreefd door het onderzoeksprogramma dat de redacteuren in hun inleiding uiteenzetten. Zoals gezegd vinden ze Darntons model van het communicatiecircuit niet meer adequaat. Ze willen het aangevuld zien met drie nieuwe concepten die het boekhistorisch onderzoek voortaan zouden moeten beheersen: ‘materiality’, ‘sociality’ en ‘spatiality’. ‘Materiality’ staat dan voor het boek als materieel object en legt de relaties bloot met het doelpubliek en met de fysieke aspecten van de distributie. ‘Sociality’ omvat alle vormen van menselijke betrokkenheid bij de productie, distributie en consumptie van het boek. En ‘spatiality’ verwijst naar het integreren van de ruimtelijke dimensie in de benadering van het boekbedrijf. De auteurs tonen vaak met succes aan hoe vruchtbaar de nadruk op deze contextuele factoren kan zijn. De vraag is alleen of de nieuwe begrippentrits zo nadrukkelijk moet worden toegevoegd aan Darntons model. Wie het epochemachende artikel What is the history of books? herleest, zal merken dat de Amerikaanse historicus ook in 1982 al ruim aandacht schonk aan de contexten waarin boeken functioneerden. En per definitie belichaamt het communicatiecircuit beweging en dynamiek, zij het – toegegeven – op een te lineaire wijze. Wie zich in zijn formuleringen te sterk aan de voorgestelde nieuwe concepten houdt, dient trouwens niet altijd de helderheid, laat staan de elegantie. Wat bijvoorbeeld te denken van een zin als “The socio-spatial relations of paper traders were the product of economically driven social interactions that further highlight the interconnectedness of the book industry” (72)? De halve neologismen ‘materiality’, ‘sociality’ en ‘spatiality’ verdienen geen schoonheidsprijs. De nieuwe benaderingen en zwaartepunten die ze bepleiten zijn zeker zinvol, maar ze hoeven mijns inziens niet met zoveel nadruk te worden toegevoegd aan het communicatiecircuit, laat staan dat ze het zouden vervangen.

1 Myers, R., M. Harris & G. Mandelbrote (eds.), Books on the move. Tracking copies through collections and the book trade, New Castle 2007.

Eerder verschenen in Vooys