"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bram, op leven en dood

Donderdag, 7 september, 2017

Geschreven door: Henk van Gelder
Artikel door: Jos Palm

Brams erkenning van Bram als Bram

Na de breuk met zijn artistieke wederhelft Freek de Jonge viel cabaretier en zanger Bram Vermeulen vooral miskenning ten deel. Een laag gevoel van eigenwaarde en Freek speelden daarbij een grote rol.

[Recensie] Hij was de mooie jongen van de twee. De sportman met spannend sluikhaar en licht schorre, geile stem, voor wie elk meisje zou moeten vallen. Zijn kompaan daarentegen scheen met zijn kansloze piekhaar, jampotbrillenglazen en stem als brekend glas, minder begenadigd door moeder natuur. En toch. In de kleine Griekse poldertragedie rondom de twee zou de bevoorrechte jongen de verliezer blijken. Hij zou degene worden die de ander op het paard zette, in het zadel hielp en hield, en vervolgens weg zag galoperen zonder nog één keer om te kijken.

Half of zelfs maar voor één kwart volle achterafzaaltjes in achterafsteden werden zijn deel, terwijl zijn kompaan van voorheen volle zalen trok, tot aan Carré in de hoofdstad toe. Met uitzondering dan van België, het land waar zijn ex-collega het liedje over zong Heer, heb medelijden met de Belgen. Daar kon men de gekwelde poptroubadour wel waarderen. In het land van Mia heeft het licht gezien van Luc de Vos, van Raymond van het Groenewoud en Johan Verminnen begreep men hem. Boven de dijken zou het nooit zover komen, behalve dan bij een groep trouwe fans.

Essay

Boekenkrant

We hebben het, het mag duidelijk zijn, over Bram Vermeulen, wiens tweede helft van zijn leven in het teken stond van het los komen van zijn ooit vanzelfsprekende wederhelft, genaamd Freek de Jonge. Over laatstgenoemde verscheen onlangs [2014/red.] een intellectualistisch essay dat het verschijnsel Freek plaatste in zijn tijdsgewricht (Freek. De cultuurkritiek van een komiek van Rob Hartmans). Bram heeft nu ook een eigen boek, een journalistieke biografie, geschreven door beroepsbeschrijver van het zogeheten lichte muziekgenre, Henk van Gelder.

Bram heeft heel lang met een Freek-complex gezeten, zo blijkt uit het boek. Daarin werd hij ook gesterkt door het vaderland dat de predikantenzoon Freek hoog in het vaandel had, en de ex-volleyballer nauwelijks zag staan. “Hé Bram, waar is Freek”, roepen bouwvakkers hem op straat na; en in de kwaliteitsbladen is het heel lang Freek vóór en Freek ná, terwijl over de liedjesvertolker op zijn piano minnetjes wordt geschreven. Een zanger is nu eenmaal geen cabaretier, oftewel een man van het woord in de traditie van al die kanselmannen van het woord die ons land eens rijk was. Dat althans lijkt de denkwijze van de culturele goegemeente.

Van Gelder schrijft het niet letterlijk, maar uit zijn biografie wordt duidelijk dat hij de onderwaardering van Bram als een onrecht beschouwt, een Neerlands tekort zogezegd. Met zijn boek wil hij dat als het ware opheffen. Dit lukt hem maar ten dele. En dat heeft te maken met de aanpak en aard van deze levensbeschrijving, waar met citaten – van intimi, kenners en krantenstukken – Bram tot leven wordt gewekt.

Eindelijk los

Zolang het gaat over de Bram van Freek, die we allemaal kennen, werkt de methode. Want bij de belevenissen van Neerlands Hoop kunnen we ons allemaal iets voorstellen. Als we lezen dat Freek bij het Cameretten-festival in 1968 het dankwoord al klaar had voor de eerste prijs, die ze vast zouden winnen, maar die naar het meer beschaafde Don Quishocking ging, denken we: “Kijk, daar heb je Freek”. Als we lezen dat Bram eindelijk los mocht bij de popvoorstelling Neerlands Hoop Express, herinneren we ons de stevige rock van Bram en een toen nog beginnende Thé Lau. Maar bij de onbekende anekdotes over Brams moeizame solocarrière haken we op den duur af, om even op te veren bij de zoveelste rotstreek van Freek – bijvoorbeeld als hij per ongeluk bij een optreden van Bram verzeild raakt, en met Hella op de eerste rij hard door de muziek heen zit te kakelen.

Het probleem is, simpel gezegd, dat Brams leven vóór en ná Freek te gewoon is om op een gewone manier te worden beschreven. De fans van Bram zullen alle alinea’s over zijn vakantiegedrag, eigenaardigheden en familieleven inademen. Maar wie Brams solowerk niet by heart kent, heeft een probleem. Vermeulen is nu eenmaal geen Herman Brood wiens bestaan zo vol drama zat, dat een gedetailleerd levensverslag vanzelf spannende lectuur is.

Treffende anekdotiek

Toch staat er veel in dit boek dat het drama doet vermoeden, en dat door Van Gelder met veel gevoel voor treffende anekdotiek is opgeschreven. Bram is een ‘doodgewone jongen’ uit een doodgewone Haagse straat, die ondanks successen op school en later als topvolleyballer, geplaagd blijft door een laag gevoel van eigenwaarde. Freek blijkt een tijdelijke onderbreking in een lange zoektocht naar erkenning van Bram als Bram door Bram.

Dat is, kortgezegd, het verhaal van Van Gelder. Vermeulens ‘tweede’ bestaan draait om zijn eigen muziek, zijn tweede vrouw, de actrice Shireen Strooker, en zijn spiritualiteit. Die moeten hem geven wat hij zo naarstig zoekt. Met Shireen heeft hij een geestverruimend prachthuwelijk – “over de oorsprong van graancirkels verschillen ze niet van mening, maar ze maakten er toch ruzie over”, schrijft Van Gelder.

Bij de figuur van Ramtha vindt Bram, inmiddels ‘man met baard’, die er van zichzelf mocht wezen, innerlijke troost. En zijn muziek ontroert hem zelf inmiddels ook. Zo treft een stiefzoon hem thuis op de bank in tranen aan, kijkend naar een video-opname van een eigen optreden. Ondertussen kent men hem in Nederland alleen van de twee min of meer bekende nummers Rode Wijn, en De steen (“Meneer Vermeulen. We hebben u vandaag al drie keer gedraaid”, zegt de begrafenisondernemer op de crematie van Brams moeder). In Vlaanderen daarentegen kan men zijn hele repertoire meezingen. Kwelgeest Freek – wie anders? – had het al voorspeld. Op de dag dat hij kwam vertellen dat hij met Neerlands Hoop stopte – op het verjaarspartijtje van Brams dochtertje – bood hij aan pannenkoeken te bakken en stelde hij Bram gerust met de opmerking: “Je kunt toch altijd nog liedjes gaan zingen in België.”

Misschien is dat wel de grootste tragedie, een biografie van Bram, blijkt na lezing vooral ook een ‘anti-Freek’.

Eerder verschenen in de NRC Handelsblad