[Recensie] Breitner en Israels behoren allebei tot de Amsterdamse School, schilders aan het einde van de 19e eeuw. Beide hebben een fascinatie voor het stadsleven maar hun relatie is gespannen. Uiteindelijk vormen zij samen de kern van de avant-garde beweging van schilders rond de vorige eeuwwisseling.
Dit boek beschrijft, zoals de ondertitel aangeeft, hun moeizame en wat dubbele relatie: collega’s in de kunst maar ook bang dat de ander de meerdere is. Het boek zet daar direct mee in en heeft een pakkend begin wanneer Israels een schilderij van Breitner (Amsterdam in de sneeuw) ziet dat hem imponeert. Hij voelt zichzelf de mindere en gaat gedesillusioneerd naar huis. Israels is aanvankelijk dan ook de meerdere:
“Geen kunstenaar in Nederland die in de negentiende eeuw meer faam geniet dan Jozef Israëls. In binnen- en vooral buitenland gaan zijn schilderijen als warme broodjes over de toonbank. “I cannot resist an Israels!”, roept de Schotse spoorwegingenieur en verzamelaar John Staats Forbes, die maar liefst 175 werken van hem bezit”, pag. 50
Israels staat wel onder druk van zijn vader, een beroemd
schilder, en vond het moeilijk om zichzelf als kunstenaar waar te maken.
Breitners werk wordt gekenmerkt door een losse, wat nonchalante penseelstreek
en een goede techniek.
“Breitners bravoure toont Israels zijn tekortkomingen. Breitner wordt beschouwd als een ruwe diamant; het ontbreekt hem nog aan een fatsoenlijke afwerking, maar hij barst van lef en potentie”, pag. 55
Het boek gaat zeer uitgebreid in op de levensloop en
allerlei gebeurtenissen in het leven van beide schilders. Naast vele werken
zijn er ook fraaie oude foto’s van hen in het boek opgenomen. Beide schilderen
met olieverf, waterverf, potlood en inkt. Interessant is ook dat er oude foto’s
van stadstaferelen zijn opgenomen die veel gelijkenis vertonen met schilderijen
van Breitner en Israels. Ook zijn er schetsen opgenomen die dienen als
voorbereiding van een schilderij.
Het boek laat duidelijk zien dat hun kunstwerken vanuit de
toenmalige realiteit zijn ontstaan en eindigt met uitgebreide biografieën van
beide schilders.
Fraaie schilderijen zijn onder andere van Israels Het transport der kolonialen, een groot doek met veel details, Lezend meisje, Koffiepiksters en Hoedenwinkel Mars op de Nieuwendijk.
Breitner maakt indruk met Plein bij avond (de Dam) waarmee hij in 1890 doorbreekt en veel waardering oogst. Zijn De Singelbrug bij de Paleisstraat, een winters tafereel hangt in het Rijksmuseum. Fraai is Het Rokin, gemaakt in de herfsttijd aan de bestrating te zien waarin de regen een voor een weerspiegeling zorgt.
De auteur vraagt zich tegen het einde van het boek af wat nu
de overhand heeft in de relatie tussen deze twee schilders. Haar conclusie is
dat beide er uiteindelijk sterker uit zijn gekomen:
“Hebben Israels en Breitner elkaar met hun rivaliteit gegijzeld en geremd, of juist geprikkeld en gestimuleerd? Een onderlinge wedijver heeft veel van hun vrienden bijna de kop gekost,maar dankzij hun eigen unieke talent hebben deze twee schilders bovenal heel wat aan elkaar te danken. Deze artistieke bokswedstrijd kent uiteindelijk alleen maar winnaars”, pag. 166
Een boeiend verhaal waarin met name de werken van beide kunstenaars – en daar gaat het uiteindelijk om – indruk maken op de lezer.