"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Buiten de wereld

Vrijdag, 23 oktober, 2020

Geschreven door: Karl Ove Knausgård
Artikel door: Marnix Verplancke

Debuut van Karl Ove Knausgård eindelijk vertaald

[Interview] Tweeëntwintig jaar nadat hij in het Noors verscheen is Karl Ove Knausgårds debuutroman eindelijk in het Nederlands vertaald. Een ongewilde proloog op Mijn Strijd lijkt het, en een getuigenis van de nimmer aflatende strijd die leven en schrijven voor Knausgård zijn.

Negentien was Karl Ove Knausgård toen hij zijn eerste boek schreef, een opzichtige roman die getuigde van massa’s jeugdige overmoed en zowat iedere uitgever bedenkelijk het hoofd deed schudden. De ene na de andere afwijzingsbrief kreeg Knausgård toegestuurd en telkens wanneer hij het geklepper van de brievenbus hoorde zonk de moed nog wat dieper in zijn schoenen. Het is een periode waar hij liever niet over praat, zegt hij, omdat ze zo’n pijnlijke sporen naliet in zijn gemoed: “Ik had altijd veel gelezen en ik wou schrijver worden. Dat was het enige wat telde in mijn leven. Dus brak ik mijn studies af en ging ik werken, zodat ik genoeg tijd overhield om te schrijven. Maar dat lukte niet. Niemand wou mijn boek uitgeven, dus nam ik mijn studie weer op en legde me erbij neer dat ik geen schrijver, maar misschien wel literatuurdocent zou worden. Van schrijven kwam intussen niets meer in huis. Het ging gewoon niet meer. Op tien jaar tijd schreef ik welgeteld een verhaal.”

Maar dat verhaal belandde wel in een bloemlezing en werd opgemerkt door een uitgever die Knausgård naar Oslo uitnodigde en zei dat hij alles wou lezen dat hij al geschreven had. Niets dus, maar Knausgård zei dat hij wel een idee had. Dus huurde hij een huis waar hij zich samen met zijn computer kon opsluiten, om welgeteld zestien maanden later weer naar buiten te stappen met het bijna duizend pagina’s dikke manuscript van Buiten de wereld onder de arm.

Buiten de wereld, dat nu eindelijk ook in het Nederlands te lezen is, gaat over Henrik, die naar het noorden van Noorwegen trekt om er in een onooglijk dorpje les te geven. Hij wordt er verliefd op de dertienjarige Miriam, een liefde die tot intimiteit leidt, waarna Henrik op de vlucht slaat, terug naar het zuiden. In tweede deel focust Knausgård op de ouders van Henrik, Ingrid en Harald, hoe hun relatie aanvankelijk niet vlotte en hoe dit vooral kwam door het onvoorspelbare en soms ronduit agressieve gedrag van Harald. Dat heeft alles te maken met het dominante karakter van Haralds vader, leren we, en met diens hang naar alcohol en verwaarlozing, waardoor de jongeman zweeft tussen minderwaardigheid en overmoed. In een laatste deel komen deze twee verhaallijnen samen en volgt er zelfs een weerzien tussen Henrik en Miriam. “Ik kan niet goed verklaren waarom het schrijven na tien jaar vastzitten opeens wel lukte,” zegt Knausgård, “Het vertrouwen van de samensteller van de bloemlezing had er alleszins veel mee te maken. Daardoor bloeide er iets open in mijn schrijven. Ik slaagde erin iets diepzinnigs aan te raken dat me zelf ook interesseerde, en dat was nooit eerder gebeurd. En het lezen van Marcel Prousts A la Recherche du Temps Perdu natuurlijk. Ik las het toen ik 26 was, in een keer, alle delen na elkaar. Ik was daar zwaar van onder de indruk. Ik leefde gewoon een paar weken in die Recherche. En dat is duidelijk te merken aan Buiten de wereld, niet letterlijk wat de plot betreft, maar wel in de denkwijze achter die plot, de wijze waarop het verleden een blijvende rol speelt in het leven van het hoofdpersonage. Wat ik door Proust ook inzag was dat ik tot dan niet had kunnen schrijven omdat ik teveel aan mezelf vastzat. Ik slaagde erin dat los te laten in Buiten de wereld. Ik besefte dat schrijven als lezen is, je treedt uit jezelf en gaat een andere ruimte binnen. Je gooit je deuren open en geeft toe dat het niet om jou draait. Het heeft zelfs niets met jou te maken, met wie je bent of waar je bent, maar met je onderbewuste, en dat moet je laten stromen. Ik werd daar zo gelukkig van. Mijn eerste roman ging dus niet alleen over een man die verliefd werd op een meisje van dertien, maar ook over een man die verliefd werd op zijn eigen schrijven.”

Boekenkrant

Wat gegarandeerd slecht afloopt?

“Voor mij alleszins wel. Ik had er altijd van gedroomd om succes te boeken met mijn debuut. Toen dat kwam, Buiten de wereld de beste roman van het najaar werd genoemd en ik er de belangrijkste Noorse literatuurprijs voor kreeg, raakte ik psychisch volkomen verlamd. Ik genoot, maar klapte ook dicht en de vijf jaar erna slaagde ik er opnieuw niet meer in een fatsoenlijk woord op papier te zetten.”

Loskomen van jezelf, zeg je, maar net als Henrik reisde je als twintiger naar het noorden van Noorwegen om daar les te gaan geven. Lijkt me toch nogal autobiografisch.

“Ik schreef het middendeel van de roman eerst. Ik wist dat ik een boek wilde schrijven over een nostalgische, kwetsbare man die terugkeert naar zijn geboorteplaats. Toen ik een paar honderd pagina’s op papier had staan, merkte ik dat er iets aan ontbrak. Hij moest ergens vandaan komen. Hij moest ergens aan ontsnapt zijn. Aangezien ik toen nog maar een ervaring had op dat vlak, de periode dat ik in het noorden had lesgegeven, in een klein, geïsoleerd dorpje geprangd tussen de bergen en de zee, waar het tijdens de winter de hele dag donker bleef en de zon tijdens de zomer dag en nacht scheen, lag die locatie voor de hand. Daar moest ik voor gaan, en ik wist meteen ook waarvoor mijn hoofdrolspeler op de vlucht was gegaan, voor zijn overschrijden van de sociale regels door een relatie te hebben met een van zijn leerlingen. Voor mij lag dat voor de hand, maar kon ik daar wel mee wegkomen? Het schrijven heeft toen wekenlang stilgelegen. Ik vroeg iedereen die ik kende wat zij ervan vonden. En uiteindelijk hakte ik de knoop door. Dit moest het worden, omdat het paste. Het grote onderwerp van het boek is immers kinderlijkheid en onvolwassenheid. Mijn held verlangt naar de onschuld en de eenvoud van zijn kindertijd. Hij wil terug naar het verleden, toen hij nog geen verantwoordelijkheid diende te dragen. Het zijn gevoelens die ik deelde en waarover ik dus des te beter kon schrijven.”

In hoeverre is dit een roman over liefde? Of is het eerder perversie?

“Dat is dus inderdaad de vraag waar ik ook mee zat. Uiteindelijk denk ik dat het boek over liefde gaat. Ik heb er specifiek voor gekozen het vanuit het gezichtspunt van Henrik te schrijven. Er is geen objectieve verteller. Daardoor zie je zijn bedoelingen en merk je dat zijn liefde oprecht is. Maar waar is hij verliefd op? Op zijn eigen kindertijd? Op zuiverheid? Gaat hij op de vlucht voor zichzelf? En is hij een monster? Want ook al kun je vanuit pure liefde handelen, dan nog kunnen je daden pervers zijn. Wat mij interesseerde bij het schrijven van het boek waren verboden gedachten, en hoe we die wellicht allemaal wel koesteren. Wat als iemand die gedachten botviert en ze in de reële wereld introduceert? Hoe loopt dat af?”

Mogen we Buiten de wereld lezen als een vroege proloog op uw Mijn strijd-cyclus?

“Toen ik Buiten de wereld schreef, was er natuurlijk nog helemaal geen sprake van die cyclus. Ik had er nog geen idee van, maar het procédé van het boek was er al. De vader in mijn debuutroman is overduidelijk op mijn eigen vader gebaseerd, net zoals die in het eerste deel van Mijn strijd. Maar er is wel een verschil. In Mijn strijd portretteer ik mijn vader als de alcoholist die hij was, terwijl ik in Buiten de wereld nog meer afstand bewaarde.”

Die steeds terugkerende strijd tegen de vader lijkt wel mythische proporties aan te nemen in je werk.

“Wellicht ben ik daarin beïnvloed door Ingmar Bergmans roman Zondagskinderen, die ik niet lang voor ik begon aan Buiten de wereld las. Het boek gaat over de relatie tussen een jongen en zijn strenge vader, een protestantse dominee. Voor mij is die vader een belichaming van de kinderlijke autoriteit, een autoriteit die los staat van de maatschappij en dus ook niet gebonden is aan de regels die daarin gelden. Ik herkende mijn eigen vader in die dominee en door over hem te lezen kreeg ik opeens ook de mogelijkheid om over hem te gaan schrijven. Wanneer je over een persoonlijke relatie schrijft, heb je al gauw de neiging te denken dat die heel particulier is, maar zo ziet de lezer het niet. Die herkent er een archetype in omdat hij afstand kan nemen. Als schrijver geïnteresseerd in het weergeven van de rauwe, directe ervaring kun je dat niet. Dan zit je alleen maar met vragen. In hoeverre ben ik als hem? Hoe kan hij twintig jaar na zijn dood nog zo’n sterke invloed op me hebben? In Buiten de wereld is de vader nog de autoriteit, de wet, zou je kunnen zeggen, of het superego. In Mijn strijd toonde ik de losgeslagen vader, die zijn eigen wetten overtreedt. Het interessante aan een vader als figuur in een boek is dat hij zo herkenbaar is. We hebben er allemaal een en op een bepaald moment hebben we het allemaal moeilijk met hem.”

Het thema van de schaamte, zo sterk aanwezig in Mijn strijd, komt hier toch ook al aan bod?

“Ja, en het gekke is dat ik dat tijdens het schrijven niet eens besefte. Zo voelde ik me gewoon. Ik schreef blindelings. Pas toen een recensent opmerkte dat mijn roman ging over de schaamte verbonden aan het manzijn, zag ik het ook. Misschien was ik er wel blind voor omdat ik nog nooit eerder zo sterk op een emotioneel niveau geschreven had. Ik had altijd afstand bewaard, over mezelf proberen schrijven in plaats van uit mezelf. Schaamte was toen heel erg aanwezig in mijn leven. Nu veel minder omdat ik intussen vijftig ben.”

Waarom vond je mannelijkheid zo beschamend?

“Wanneer je bent als Henrik, en dus zoals ik was indertijd, ga je gebukt onder je hypergevoelige zelfreflectie. Bij alles wat ik deed vroeg ik me af wat anderen er zouden van denken. Ik had ook de neiging om grensoverschrijdend gedrag te vertonen, om mijn identiteit op te hangen aan het doen van zaken die niet mochten, een soort jeugdige overmoed zou je het kunnen noemen. Kijk eens wat ik van jullie denk, hufters, ik doe toch lekker mijn eigen zin. Op het moment zelf geeft dat een reusachtige kick, maar de schaamte die daarna over je heen golft is nog reusachtiger. Henrik is bijvoorbeeld een drinker. Tijdens zijn dronken periodes verliest hij zijn zelfbeheersing. Hij voelt zich vrij, maar wordt door zijn omgeving daardoor gezien als dom. De schaamte komt voort uit de botsing tussen die twee: waarom deed ik dat in godsnaam? Zijn relatie met het meisje is ook vanuit dat perspectief te begrijpen. Hij herkent en verliest er zichzelf in, maar hij weet tezelfdertijd ook dat de buitenwereld er een heel andere, verbiedende kijk op heeft. Wanneer ik vandaag terugkijk op Buiten de wereld, zie ik dat dit het grote conflict is van waaruit die roman gegroeid is. Alleen zag ik dat toen niet. Ik had geen flauw benul waarover mijn boek in feite ging.”

En overkomt je dat nog steeds?

“Een paar weken geleden kwam mijn nieuwe roman uit, Morgenstjernen. Uit de eerste recensies merk ik dat lezers er weer heel andere zaken in zien dan ik. Ik wist ongeveer wel wat ik wou vertellen, maar ik zag vaak de connectie niet tussen verschillende episodes. Het is een vrij ingewikkeld boek, verteld door negen verschillende personages. Voor een lezer ontstaan er patronen tussen die verschillende stemmen. Ik ken die niet, en misschien maar goed ook, want dat zou een slechter boek opgeleverd hebben. Ik ben er immers van overtuigd dat wanneer de schrijver alles op voorhand uitdenkt en vastlegt, hij tijdens het schijven alleen maar zijn eigen kennis reproduceert. Terwijl schrijven niet over kennis moet gaan, maar wel over zoeken. Het hele opzet van een boek schrijven is dat je op die manier plekken ontdekt waar je je niet eens bewust van was. Dat is hoe ik wil schrijven. Ik wil zo vrij mogelijk zijn, maar dat is niet altijd makkelijk. Wanneer je netjes een vooraf uitgedacht verhaal neerpent, afgebakend en overzichtelijk, geeft je dat een gevoel van beheersing en zekerheid. Wanneer je echter vrij en intuïtief schrijft en je niet precies weet wat mensen ervan zullen maken, kan dat tot heel veel zelftwijfel leiden. Vandaar dat er ook zulke grote periodes tussen mijn romans zitten. Na Buiten de wereld had ik vijf jaar nodig voor ik een nieuw boek kon schrijven, en daarna nog eens vijf voor ik aan het eerste deel van Mijn strijd kon beginnen. Zoals Lawrence Durrell zei, de schrijver van The Alexandria Quartet: ‘Wanneer je een kunstwerk wil maken, stel je jezelf een doel dat je al slapend probeert te bereiken’. Zo schreef hij zijn romans en zo doe ik het ook.” 

En daarbij geef je je eigen kijk op de realiteit weer. Zou je jezelf een realist durven noemen?

“Natuurlijk, niet dat ik non-fictie schrijf natuurlijk, maar ik wil wel een realistische kijk op de werkelijkheid en de menselijke geest geven in mijn boeken. En ik denk dat uiteindelijk iedere kunstenaar dat wil doen. Je wil geen loze fabeltjes vertellen, je wil iets over de werkelijkheid zeggen. Dat merkte ik bijvoorbeeld ook toen ik een paar jaar geleden een tentoonstelling over het werk van Edvard Munch samenstelde. Hoe vertekend de wereld er op zijn doeken soms ook moge uitzien, voor hem was dit een emotioneel realistische weergave ervan. In boek vier van Mijn Strijd beschrijf ik hoe het leven was in het noorden, in dat dorpje waar ook Buiten de wereld deels speelt. Wanneer je die twee vergelijkt zie je dat ik er in mijn debuutroman fictie van wou maken, terwijl ik dat in het latere boek zo realistisch mogelijk wou weergeven, wat natuurlijk nooit lukt aangezien nooit iets voor de volle 100% realiteit is. Die kun je immers niet weergeven. Alles is altijd in mindere of meerdere mate fictie. Maar als kunstenaar of schrijver wil je tegelijkertijd ook meer doen dan zomaar de realiteit weergeven. Je wil ook op zoek gaan naar nieuwe, frisse manieren om de wereld te tonen. Je wil iets vinden dat nog nooit iemand voor jou vond.”

Ook toen je Buiten de wereld schreef?

“Nee, ik was me daar op mijn 29e nog niet van bewust. Dat inzicht is pas gekomen toen ik aan Mijn strijd werkte. Ik begon aan het eerste deel, over mijn vader en wou er echt induiken. Zijn hopeloze alcoholisme niet als een buitenstaander beschrijven, maar wel van binnenuit. Na de drieduizend bladzijden en zes delen van Mijn strijd lukte dat opeens niet meer. Mijn onderzoeksmethode had haar grenzen bereikt en het was een artificiële routine geworden. Misschien ook wel omdat de tijd veranderd was. Vandaag gaan we ook niet langer beweren dat een 11e-eeuwse icoon een realistische wereldvisie toont, terwijl die dat duizend jaar geleden wel degelijk deed.”

Zegt u nu dat Mijn strijd inmiddels al een gedateerde kijk op de wereld geeft?

“Ik hoop van niet natuurlijk, omdat je als schrijver ook altijd op zoek bent naar iets wat je eigen tijd overstijgt, naar iets universeels. Als je vandaag een boek leest uit de jaren zestig en je het echt niet goed vindt, komt dat wellicht doordat het al te veel een tijdsdocument was. Goede boeken gaan verder dan dat. Vandaar dat we vandaag nog omver geblazen kunnen worden door Proust, omdat de Recherche zoveel meer is dan louter zeitgeist. Ergens hoop ik hetzelfde voor Mijn strijd.”

Maar ik hoor twijfel in je stem?

“Er is altijd die twijfel. Die gaat nooit weg. In mijn nieuwe roman heb ik een paar surrealistische en fantasy-elementen opgenomen. Dat was nieuw voor mij. Kan dat wel, vroeg ik me constant af, mag ik verder gaan dan het observeren van het dagelijks leven? Mijn strijd kwam op een moment dat schrijvers heel erg met het autobiografische bezig waren. Ik dus niet alleen. Je zag het in heel de Noorse literatuur, en ook in de Angelsaksische en voor zover ik weet ook in de Nederlandse. Dat hoofdstuk lijkt afgerond. Er heerst bezorgdheid over de wereld en de mensheid. Morgenstjernen straalt eenzelfde thematiek uit. Het boek gaat ondermeer over de klimaatverandering en hoe mensen daar mee omgaan, wat het psychisch met hen doet. Toen ik eraan begon was daar in de literatuur nog geen spoor van te vinden. Terwijl het vandaag een populair thema is. Het lijkt wel alsof we met zijn allen een onbewuste stroming volgen en we opeens allemaal bepaalde onderwerpen en thema’s aanpakken. Ik heb dat in het verleden trouwens wel meer ervaren. In mijn tweede roman, Engelen vallen langzaam, spelen Noachs ark en de zondvloed een belangrijke rol. Volstrekt origineel, dacht ik, tot ik net na het verschijnen van de roman een boekhandel binnenstapte en daar getroffen werd door een boek met de titel De zondvloed, ook geschreven door een Noor, en met eenzelfde thematiek.”

Ook na Mijn strijd blijven leven en schrijven zo te horen een strijd?

“Dat stopt nooit. Net zoals in mijn vorige boeken heb ik het in Morgenstjernen over de moeilijke relatie tussen kinderen en hun ouders, maar het is een mildere relatie deze keer, louter beschreven vanuit het standpunt van de ouders. Inmiddels ben ik zelf ook vader natuurlijk. De strijd is dus nooit gestreden. Alleen de strijders variëren.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Buiten de wereld

Edvard Munch, gesehen von Karl Ove Knausgård

Zoveel verlangen op zo'n klein oppervlak

Vader