"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Butcher’s Crossing

Zondag, 23 augustus, 2015

Geschreven door: John Williams
Artikel door: Chris Reinewald

Moby Dick en Sartre op de prairie – John Williams’ literaire western

[Recensie] Na het eclatante succes van Stoner wordt het merkwaardige, kleine oeuvre van de ‘vergeten’ Amerikaanse auteur John Williams heruitgegeven. De nieuwe waardering stoort zich niet aan de  verschillende thema’s en genres die Williams (als pre-postmodernist?) bespeelt. Maar de innerlijke psychologische strijd uit de autobiografische universiteitsroman – en bestseller – Stoner overtuigt in de western-roman Butcher’s Crossing minder.

Zane Grey was een Amerikaans schrijver, die weinig Europeanen kennen. Amerikanen kennen hem echter volop en lezen hem nog. Grey, van beroep tandarts, schreef een eeuw terug vele avonturenromans over het Wilde Westen. Met de erop gebaseerde western-films bepaalden ze het – weinig politiek-cultureel correcte – beeld van de VS. Cowboys en indianen die elkaar bestrijden. Af en toe komt er een nobele roodhuid met een mooi mystiek verhaal voorbij. Withuiden trekken altijd aan het langste eind, voor zover ze tenminste niet elkaar afknallen. Zoals (de Duitse) Karl May met Old Shatterhand en Winnetou of de stripheld Lucky Luke bij ons, zo is Grey nog steeds een grootheid in de VS.

Vanuit literair oogpunt is het daarom extra interessant dat een serieuze auteur als John Williams zich aan het genre waagde. (Hij zou dat ook doen met een “antieke” biografische roman over de Romeinse keizer Augustus.) Het is alsof een cineast van naam als Stanley Kubrick een western gemaakt zou hebben.

Butcher’s Crossing speelt in de nadagen van het Wilde Westen en gaat over een tot mislukken gedoemde bisonjacht, het soort waaraan ook de latere circusartiest William Cody alias Buffalo Bill zich bezondigde. Treffend noemen de hoofdrolspelers de bisons ‘The Buffalo’ alsof alle dieren samen één mythisch, groot, bruin, harig wezen vormen. Met het nodeloos uitroeien van de bisons door de Amerikaanse pioniers voltrok zich – wat je nu zo zou noemen – een ware milieuramp. Het dier stierf uit en beroofde de Indianen van hun eerste levensbehoeften: eten en kleding.

Heaven

Williams introduceert een jonge gast uit de grote stad die een vriend van zijn overleden vader gaat opzoeken. Als ‘dude’ – een belachelijk stadsmens met cowboy-aspiraties – wil hij bisons jagen en trommelt daarvoor geschikte mannen op. Tegen beter weten in rijden de nogal verschillend gehumeurde mannen naar een afgelegen kruising. Daar komen de bisons samen en kunnen er geen kant meer op. Afschieten maar en klaar is kees. Terug in de stad zullen ze vast veel geld beuren voor hun inderdaad astronomische buit. Maar het loopt anders. Het weer slaat dramatisch om. Sneeuwval. Ze zijn te laat om terug te keren. Nu zitten zijzelf ingesloten en afgesloten van de buitenwereld. Ze zullen de lente moeten afwachten. Maar houden ze de buit ook zo lang goed? Moeten ze dan echt ie-de-re dag alleen bisonvlees eten? En – erger nog – kunnen ze zo lang elkaars luimen en grillen wel verdragen zonder dat er doden vallen? Amper.

Wat bij Grey tot smakelijke cliché’s zou leiden, pakt bij Williams uiteraard veel literairder uit.

Zijn uiterst nauwkeurige beschrijvingen van de jacht en het villen van de bisons verwijzen natuurlijk naar de walvisklassieker ‘Moby Dick’ van Herman Melville. Die zet botweg de handeling stil om uitvoerig de walvissoorten en de jacht erop te beschrijven; met misselijkmakende precisie. Dat doet Williams net zo. Hij moet zich daarvoor uitstekend gedocumenteerd hebben. Maar anders dan de superbe Moby Dick neemt dit boek geen epische, Bijbelse proporties aan. Williams houdt het mooi klein 20ste eeuws, als een existentialistische eenakter van Sartre. De korte proloog en epiloog dragen daar ook aan bij.

Komt het door tv-westerns, de Hollister “mannendamesromans” of zelfs door Lucky Luke, dat het einde toch voorspelbaar aandoet? Eenmaal terug met de buit blijkt het Wilde Westen niet meer te zijn zoals vroeger. Ergo: de prijzen voor bisonhuiden zijn tot een dieptepunt gekelderd. Hun queeste is volstrekt absurd gebleken.

Williams wil natuurlijk een ander verhaal vertellen. Innerlijke strijd en de – ook in Stoner aanwezige – verwijzingen naar het vermorsen van je leven voor een willekeurig ideaal. Intellect, carrière maken, liefde – en hier de jacht als zinloze gewelddadige exercitie. Bij deze brute cowboys komen deze aspecten echter wat geforceerd over doordat het subtiele melodrama van mannen onder grote spanning, waarin Richard Ford of David Vann uitblinken, mist.

Omdat het boek oorspronkelijk in 1971 verscheen zagen recensenten er ‘verwijzingen’ naar Vietnam in – en ook naar Williams eigen oorlogsverleden in WO2. Butcher’s Crossing als metafoor voor een walgelijke, zinloze en lafhartige uitroeiing van weinig weerbare wezens. Maar dat lijkt mij wat gezocht. Het verhaal is mooi en uiterst nauwkeurig opgeschreven. De hoofdpersonen spreken zelfs op hun eigen manier, één in een wonderlijke mengelmoes van slecht Engels en streek-Duits.

Voor zover na te gaan valt is het verhaal uitstekend geresearchet. Toch blijft de roman qua vorm steken in een wat academisch aandoende stijloefening. Goed en zeker spannend, maar geen klassieker.

Eerder gepubliceerd op Tuinhuis


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.