"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Carthago

Donderdag, 3 januari, 2019

Geschreven door: Ridha Boussofflara
Artikel door: Vera Weterings

Opkomst en ondergang van een wereldstad

[Recensie] Het werk Carthago. Opkomst & Ondergang verscheen bij de tentoonstelling Carthago die tussen 27 november 2014 en 10 mei 2015 te zien was in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Deze tentoonstelling was  onderdeel van een samenwerking van het Institut National du Patrimoine in Tunis en het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. In het kader van deze samenwerking was in 2015 in Musée National de Carthage een vervolg over Jean Emile Humbert te zien.

Jean Emile Humbert (1711-1839) was een Nederlandse militair-ingenieur die op verzoek van Hamouda Pasha, de Bey van Tunis, de haven van de stad en grote delen van de vestingwerken moderniseerde. Dankzij deze opdracht was hij in de gelegenheid braakliggend terrein te onderzoeken, ook al was archeologisch onderzoek in Tunis niet toegestaan. Humbert vond complete grafstèles en maakte tekeningen van ruïnes en oudheden die hij tegenkwam. Terug in Nederland probeerde hij in 1819 zijn verzameling oudheden en aantekeningen te verkopen. Hierdoor kwam hij in contact met professor C.J.C. Reuvens, de eerste directeur van het Rijksmuseum van Oudheden, die meteen gefascineerd was door zijn vondsten. Het museum kocht zijn verzameling en plande een nieuwe expeditie voor Humbert. Met toestemming van de Bey mocht Humbert grote keizerbeelden uit Utica naar Leiden verschepen. Ook de door Humbert gevonden Punische grafstèles hebben hun weg naar het Leidse museum gevonden. Dankzij deze vondst kon zelfs de locatie van het oude Carthago worden vastgesteld. Humbert staat dan ook niet voor niets bekend als de her-ontdekker van het Punische Carthago.

“Na het bekijken van de Punische stèles, de mappen vol met tekeningen en na het horen van Humberts verhalen, begon het Reuvens te duizelen. Hij omschreef de ervaring als het ‘zien van een nieuwe horizon.’ Hij zag plotseling de mogelijkheid om de eerste wetenschapper te zijn, die de topografie van Carthago zou kunnen uitsluiten, en de eerste museumdirecteur, die Punische objecten uit Carthago in zijn collectie zou hebben. “(p. 124)

Het boek besteedt – net als de tentoonstelling – aandacht aan de herontdekking middels de aantekeningen van de Nederlandse militair-ingenieur Humbert. Net als de tentoonstelling gaat Carthago. Opkomst & Ondergang echter op veel meer passages uit de geschiedenis van de stad in. De tentoonstelling is verdeeld in twee zalen waarbij de eerste zaal gericht is op de eerste bloeiperiode van de stad en de oprichtingsmythe. De publicatie is net als de tentoonstelling chronologisch opgebouwd en geeft een beeld van de bloeiperiode van de stad, de oprichtingsmythe, de vernietiging door Rome, de wederopbouw onder keizer Augustus en het in de vergetelheid raken van de stad tot de negentiende eeuw aan de hand van thema’s zoals het dagelijks leven, de dood, godsdienst en de Punische oorlogen.

Boekenkrant

De publicatie staat onder redactie van Roald Docter, hoogleraar archeologie aan de Universiteit van Gent, en Pieter ter Keurs, hoofd collecties en onderzoek van het Rijksmuseum van Oudheden en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Docter is de uitgelezen persoon als redacteur met zijn groot aantal publicaties over Carthago en jarenlange ervaring bij opgravingen van de stad. Carthago is chronologisch geschreven en verdeeld in zeventien korte hoofdstukken geschreven door classici zoals Fik Meijer en Eric Moorman en conservatoren van het Rijksmuseum van Oudheden zoals Lucas P. Petit en Ruurd Halbertsma. Het eerste hoofdstuk is van de hand van Pieter ter Keurs. Dit eerste hoofdstuk vertelt het verhaal van de oorsprongsmythe van de stad. Zo gaat het verhaal dat Elissa – voor de Romeinen Dido – als eerste heerser van Carthago een stuk grond aan de Noord-Afrikaanse kust in gebruik mocht nemen ter grootte van een runderhuid. Dido sneed de huid in smalle reepjes en legde deze achter elkaar, zodat ze zich een aanzienlijk stuk grond kon toe-eigenen.

De hoofdstukken worden rijkelijk geïllustreerd met foto’s van objecten die in de tentoonstelling te zien zijn, kaarten en foto’s van de resten in Tunis. Ook bieden kaderteksten hier en daar extra verdieping van bepaalde onderwerpen. Zo wordt gewezen op de curieuze naam ‘Feniciër’. Deze naam is merkwaardig omdat de Feniciërs zichzelf geen Feniciërs noemden. Zij waren Kanaänieten, afkomstig van de can’ani. Het woord Feniciër is waarschijnlijk afkomstig van het Griekse woord Φοῖνιξ wat een verwijzing kan zijn naar het woord ‘rood’ dat slaat op de kleurige Fenicische kleding of de held Phoinix, en oervader van de Feniciërs.

Carthago is echter meer dan alleen een chronologisch opgebouwde publicatie bij een tentoonstelling, het werk biedt ook nieuwe inzichten over de Carthaagse samenleving, handel, sociale organisatie en politiek. Een voorbeeld is het behandelen van de recente vondst van een scheepsram. Uitzonderlijk aan deze scheepsram is dat deze van Punische afkomst is. De scheepsram werd in 2010 bij de Aegatische eilanden gevonden, de plaats waar de zeeslag bij Egadi in 241 voor Christus plaats vond. Bij Egadi werden maar liefst elf scheeprammen gevonden, waarvan slechts één Punische, herkenbaar door een ingekerfde inscriptie van Punische letters. Bijzonder aan de scheepsram is ook dat deze is vervaardigd met behulp van de zogeheten ‘verloren was’ techniek, een methode om metalen en glazen voorwerpen te gieten.

Erg interessant aan de publicatie is dat niet alleen aandacht wordt besteed aan het rijke verleden van de stad in de Oudheid, maar ook aan de herinnering van Carthago door de eeuwen heen. Zo staat conservator Ruurd Halbertsma stil bij de schipbreuk van Mahdia. Het verhaal gaat namelijk dat in de eerste helft van de eerste eeuw voor Christus bij de plundering van Athene de stad werd geplunderd door Sulla, waarbij de mooiste kunstwerken als buit naar Rome werden gebracht om daar verkocht te worden. Toen in 1907 Griekse sponsduikers voor de kust van Tunesië het wrak van een schip uit de oudheid vonden, werd al snel het verband gelegd met de plundering van Athene en de kunsttransporten naar Rome. Het is goed mogelijk dat het schip uit koers is geraakt door storm en dat deze door schuivende lading is gekapseisd voor de Tunesische kust. De schat van Mahdia werd opgesteld in het Bardo Museum in Tunis. Tijdens de tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden zijn drie bronzen stukken uit het scheepswrak ook in Leiden te zien: een satyr, een dansend dwergvrouwtje en een Eros die een fakkel draagt. Het scheepswrak intrigeerde archeoloog en oud-conservator van het Rijksmuseum van Oudheden, Frédéric Bastet. Hij schreef hierover een gedicht in zijn bundel Catacomben (1980).

“Hij was gefascineerd door het tragische lot van deze antieke topstukken, maar realiseerde zich ook dat de schipbreuk uiteindelijk het behoud van de stukken heeft betekend. Het afdalen in zee en het opduiken van de kunstschatten vergeleek hij met het afdalen en opdiepen van zijn meest persoonlijke gevoelens.” (p.88)

Ook worden in de publicatie verschillende hoofdstukken gewijd aan de inspiratiebron die de stad Carthago vormde voor de negentiende-eeuwse kunst en de twintigste en eenentwintigste-eeuwse films, stripverhalen en gezelschapsspellen. Zo biedt Carthago veel meer dan een mooie tentoonstellingscatalogus. Het werk biedt een breed inzicht in het rijke verleden van de stad Carthago door de eeuwen heen en de rol die de stad speelde in de overlevering van het Carthaagse verleden en als inspiratiebron voor nieuwe kunstvormen.

Het werk is zeer toegankelijk geschreven. De hoofdstukken zijn gemakkelijk los van elkaar te lezen en het boek bevat prachtige illustraties van topstukken uit de tentoonstelling. Voor de Oudheid-liefhebber is dit boek dan ook een absolute aanrader en een mooi vervolg op de tentoonstelling in Leiden.

Eerder verschenen op Hereditas Nexus