"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Catharina de Grote & Potjomkin

Woensdag, 12 januari, 2022

Geschreven door: Simon Sebag Montefiore
Artikel door: Jef Abbeel

Russische expansie én liefde

[Recensie] Catharina de Grote heerste over Rusland van 1762 tot 1796. Haar generaal en minnaar Potjomkin veroverde Oekraïne en de Krim, waardoor Rusland toegang kreeg tot de Zwarte Zee. Hij stichtte in het zuiden ook een aantal steden, die nu in Oekraïne liggen (of sinds de aanhechting van de Krim weer in Rusland. Beide geniale toppers kregen meer aandacht om hun liefdesleven dan om hun politieke en culturele prestaties. Ook voor dit boek heeft Montefiore vele archieven en steden bezocht in verschillende landen.

Grigori Potjomkin werd in 1739 geboren in Tsjizjova, nabij Smolensk. Zijn familie bezat een bescheiden landgoed met 430 lijfeigenen. Rusland had toen 8 miljoen lijfeigenen op een bevolking van 19 miljoen of 42%. Na de dood van zijn vader trok het gezin naar Moskou, waar Potjomkin de hoogste cijfers haalde op school. Op zijn elfde nam hij al dienst in het leger, op zijn zestiende ging hij naar de universiteit, waar hij weer schitterde. Sjoevalov, adviseur en minnaar van keizerin Elisabeth (1741-1761), haalde hem naar Sint-Petersburg(SPB) en stelde hem voor aan de tsarina. Maar in 1760 werd hij van de universiteit verwijderd. Hij ging in het leger en werd bewaker van het keizerlijk paleis. Aan het hof woonde ook Sophia von Anhalt-Zerbst, een Duitse uit Stettin (1729-1796). Toen ze in 1744 door de tsarina uitgekozen werd om te trouwen met opvolger Peter, liet ze zich orthodox dopen tot Jekatarina. In 1745 trouwden ze. Peter bleek totaal onbekwaam als echtgenoot en als vorst. Peter moest van haar in 1762  troonsafstand doen en werd daarna gewurgd. In september 1762 werd Catharina in Moskou gekroond tot tsarina: zij zette zelf de kroon op haar hoofd.

In 1768 verklaarde het Ottomaanse rijk de oorlog aan Rusland. Generaal Potjomkin werd de held: hij hield de 12.000 Tataarse ruiters tegen. En op zee leden de Turken in 1770 hun grootste nederlaag sinds Lepanto (1571). Vanaf 1772/1773 werd Catharina verliefd op Potjomkin en omgekeerd. Maar haar minnaar Orlov takelde hem zo toe dat hij blind werd aan zijn linkeroog. Vanaf februari 1774 deelden ze het bed. Hun liefdesbrieven schreven ze in het Frans en in het Russisch. In juni 1774 trouwden Catharina en Potjomkin in het geheim in Sint-Petersburg. Hun relatie hield stand, hoewel beiden ook met anderen het bed deelden.

Potjomkin speelde vooral een rol in het zuiden, in de strijd tegen de Ottomanen. Hij stichtte er steden, annexeerde de Krim (1783), bouwde de Zwarte Zeevloot uit zoals zijn voorbeeld Peter de Grote de Oostzeevloot uitgebouwd had.

Dans Magazine

De ‘Potjomkindorpen’ zijn een leugen  van een jaloerse westerling, die nooit in het zuiden is geweest: Georg von Helbig, een gezant uit Saksen. Hij verzon rond 1790 de term “Potemkinsche Dörfer”. De dorpen waren volgens hem beschilderde houten panelen, die telkens verplaatst werden. Potjomkin bouwde wel degelijk Cherson, Sebastopol, Simferopol , Jekaterinoslav (Dnjepropetrovsk of Dnipro) en Odessa. Hij liet ook wijngaarden aanleggen, zijde produceren, schepen bouwen en stond aan het hoofd van een industrieel imperium met glas-, steen- en andere fabrieken. Hij heerste als een keizer over het zuiden.

In 1787 bezocht Catharina eindelijk het zuiden. Dat gebeurde in de ijzige kou. Iedereen was gekleed in berenvachten. Onder weg ontmoette zij ook nog keizer Jozef II, die samen met haar Cherson, Sebastopol en de Krim bezocht.

In 1789 werd Catharina nog een laatste keer verliefd, nu op de 40 jaar jongere Platon Zoebov. Potjomkin was toen in het zuiden, waar hij de ene na de andere overwinning behaalde op de Turken. Zijn laatste paleis was in Iasi, toen Moldavië, nu Oost-Roemenië.

In maart 1791 was Potjomkin op het toppunt van zijn macht. Hij reisde naar Sint-Petersburg om er gevierd te worden. In juli 1791 vertrok hij weer naar Iasi: dit was zijn laatste rit. Hij werd ziek na jaren van spanning, seksuele uitspattingen, te hard werken en afmattende tochten. Bovendien woedde er een koortsepidemie in het zuiden. Hij kreeg koorts, die nooit meer verdween. Hij weigerde kinine en at te veel, in het besef dat hij toch ging sterven. Hij weende bitter omdat hij Catharina niet meer zou zien. Hij stierf op 5 oktober 1791, slechts 52 jaar oud, net zoals Peter de Grote in 1725. De doodsoorzaak was waarschijnlijk een longontsteking.

Pas zeven dagen later bereikte het nieuws Sint-Petersburg. De keizerin viel flauw. Hij werd (aanvankelijk) begraven in Iasi. Vijf jaar later, op 6 november 1796, stierf Catharina aan een beroerte.

Haar opvolger Paul I wreekte zich op Potjomkin door van zijn Taurisch Paleis een kazerne te maken en van de Wintertuin een paardenstal en door zijn bibliotheek te verbannen naar Kazan, het enige voorbeeld  van bibliografische wraak in de geschiedenis. De auteur vergeet dan de verschrikkelijke brandstichting van de KU Leuven-bibliotheek in 1914 door de Duitsers. Nadien werd Paul zelf vermoord.

In 1905 werd de revolutie ingeluid in Odessa met de muiterij op de Pantserkruiser Potjomkin. De ‘Richelieutrappen’ kregen de naam ‘Potjomkintrappen’. Zijn Taurisch Paleis werd op 6 januari 1918 de geboorte- en de begraafplaats van de Russische democratie: de Grondwetgevende Vergadering kwam er bijeen, maar de Rode Gardisten jaagden alle volksvertegenwoordigers eruit. Pas in 1991 had Rusland weer een democratisch parlement.

De Sint-Katharinakerk in Cherson werd door de bolsjewieken omgevormd tot ‘Antireligieus Museum Cherson’. In 1930 lagen daar de schedel, de beenderen en wat kleren van Potjomkin. Ze werden in een nieuwe kist gestopt en zo werd Potjomkin  een tweede keer begraven. En in 1986 werd hij na een forensisch onderzoek een derde keer begraven. De kerk is nu in ere hersteld en zit weer vol met gelovigen. Een witte grafsteen vermeldt de prestaties van Potjomkin. Het Russische rijk is inmiddels uit elkaar gevallen. Potjomkins ingewanden bevinden zich in Roemenië, zijn beenderen in Oekraïne en zijn hart wellicht in Rusland.

Montefiore heeft weer een knap boek geschreven, met veel kennis van zaken. En hij heeft ook de moeite gedaan om ongeveer alle genoemde plaatsen zelf te bezoeken.

Zijn grote verdienste is dat hij aantoont dat Potjomkin niet enkel een minnaar was van vele vrouwen (en vice versa), maar dat hij bijzonder veel politieke, militaire en culturele talenten had, iets wat zelfs zijn tegenstanders Joseph de Ligne  en Alexandre De Langeron nadien toegaven. En Poesjkin zei in 1824: aan hem hebben we de Zwarte Zee te danken. We vernemen ook veel over de toenmalige Europese politiek en oorlogen.

Het boek is te gedetailleerd in het begin, maar spannend en meeslepend op het einde. Er staan vrij veel drukfoutjes in. Ik noem er eentje: de Poolse deling was niet in “1722” (p. 669), maar in 1772, 1793 en 1795.

Op p. 14 beweert de auteur dat Stalin vlak voor zijn dood besloot om de Krim aan de Oekraïne te schenken. Dat klopt niet, want Stalin toonde geen spijt over zijn deportatie van de Tataren. Chroesjtsjov gaf het eiland in 1954 aan Oekraïne in de context van zijn destalinisatie. Dit werd in 2014 ongedaan gemaakt door Poetin.

Er is een uitgebreide literatuurlijst en een degelijk register. Heel dikwijls moeten we zelf het jaartal zoeken bij de vele data. Maar voor de rest biedt het boek zeer veel kwaliteit.

Eerder verschenen op Jef Abbeel