"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Catwalk

Maandag, 25 oktober, 2010

Geschreven door: D Hooijer
Artikel door: Annette Wierper

Een beetje gek, of de verkleedkleren van D. Hooijer

Sinds haar met de Libris Literatuurprijs 2008 bekroonde verhalenbundel Sleur is een roofdierweten we het al: D. Hooijer heeft een bijzondere belangstelling voor een beetje gekke mensen. Ook de types die op de catwalk van haar eerste roman paraderen zijn een tikkeltje gestoord. Prettig gestoord, maar ook bepaald minder prettig. Want behalve een lesbische naaister, een tachtigjarige wulpse oma en een uittredende escortdame sluipt er in Hooijers verhaal ook een oplichter met een handgranaat rond. Dat die handgranaat door een onhandigheidje voortijdig in zijn eigen gezicht ontploft is tekenend voor het lot van de rest van het gezelschap, al met al een groepje sukkels, voor wie je aan het einde van de roman zowel sympathie als ergernis kunt voelen. Waarom hebben ze niet meer van hun leven gemaakt?

Er lijkt in deze roman niet één hoofdpersoon te zijn. Hooijer geeft haar personages om beurten ruim de gelegenheid een deel van hun geschiedenis te vertellen, zowel in de ik-vorm als in de derde persoon. Zo worden haar figuranten stukje bij beetje zichtbaar en ontrolt zich een bescheiden verhaallijn. Bescheiden, want om een echt verhaal lijkt het Hooijer niet te gaan. Eerder is de roman wat de titel al aankondigt: een catwalk waarop we een paar maal dezelfde personen in verschillende uitdossingen langs zien komen. Ze hebben of krijgen allemaal – zij het soms zijdelings – met elkaar te maken, worden vrienden. Hier en daar bloeit zelfs liefde op, al is die vaak kortstondig en slechts door wellust beheerst.

Het toneel waarop alle personages samenkomen zijn de modeshows waar de creaties van de naaister Wilma worden getoond. Tamelijk merkwaardige kleren zijn het, gemaakt van Indiase jurken die Wilma voor een derde van de prijs op de kop kon tikken omdat ze ‘net geen mode’ meer zijn. Even bijzonder zijn de gelegenheids-mannequins: de tachtigjarige Mieneke die het geen punt vindt een jurk met een blote borst te showen, de hoer Margriet die een ‘regenboog’-pak toont van aan elkaar genaaide, kleurige repen zijde, en Eva, Margriets moeder, die met verve een doorkijkbloes draagt. Mieneke lijkt de spil te zijn in dit kleine universum: na haar dood vertelt Wilma aan iedereen ‘dat ze minder treurt als ze speelt dat Mieneke in haar hoofd komt wonen. In haar hoofd kan ze Mienekes lach laten klinken en haar adviezen en grappen kan ze ook zo tevoorschijn halen. Gekker moet het niet worden, weet ze ook wel.’

Het proza van Hooijer is onnavolgbaar, onvoorspelbaar. Zinnen als: ‘Hij had gehoopt op onstoffelijkheid. Als hij daarmee een echte gerontofiel zou zijn, dan zou hij vanaf nu een grote toekomst hebben,’ nopen tot herherlezen. Het uiterst afstandelijke verslag dat Margriet geeft van haar bevalling – ‘Ik pers niet zelf, dat doet mijn lichaam en daar is mijn kind’ – doet volstrekt onwerkelijk aan. En ook al wordt Fons tijdens een etentje met Mieneke door geilheid gedreven, dan nog weet hij niet romantischer uit de hoek te komen dan: ‘Het enige wat jij hoeft te doen is te liggen. Niets meer en niets minder. Ik zal je niet uitputten.’ Seks genoeg, in Catwalk, maar het is wel droevige, vreugdeloze seks. Seks die niet bevrijdend werkt, maar – net als het verhaal zelf – het gemoed bezwaart.

Tegendraads, verwarrend, suggestief, Hooijer zet de lezer voortdurend op het verkeerde been. Dat was in Sleur is een roofdier het geval, en in Catwalk is het niet anders. Haar teksten roepen voortdurend vragen op. Is Wilma nu echt lesbisch of is het een truc om het huis van Mieneke in handen te krijgen? Was ze immers niet ‘allejezus vaak’ van diefstal beschuldigd bij vorige werkgevers? En was het nu stelen of lenen wat Mienekes zoon Johan deed, toen zijn moeder tijdens een hittegolf op apegapen lag? Die vragen zitten een helder zicht op een duidelijke plot danig in de weg. Maar storend werkt dat geenszins: de plot wordt nauwelijks gemist. Literatuur mag vragen oproepen, en in dat opzicht heeft Hooijers verhaal zeker literaire kwaliteiten. Wie naar een modeshow gaat, hoe onwerkelijk de daar getoonde creaties ook zijn, laat zich graag meevoeren op de fantasieën van de ontwerper. Dat geldt evenzeer voor de literatuur, in haar functie als een bemiddelaar tussen de wereld die de schrijver ons voorspiegelt en onze eigen wereld.

Zoveel maakt de schrijfster van Catwalk met haar milde ironie en prikkelende teksten wel duidelijk: aan iedereen zit wel een steekje los. ‘Ik bezie mensen met een liefhebbend oog,’ laat zij een van haar personages zeggen. ‘Het is misschien een beetje gek wat ik zeg, maar ieder mens behoort tot de groep die aandacht verdient.’ Hooijers protagonisten zijn karikaturen, maar wel serieus bedoeld. Net als de rare creaties van Wilma. ‘Maar dat zijn toch verkleedkleren? Nee man, het is ernstig.’


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Berichten van een zakenman

Catwalk

Sleur is een roofdier

Sleur is een roofdier