"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Claudy Jongstra

Donderdag, 8 maart, 2018

Geschreven door: Lidewij Edelkoort
Artikel door: Chris Reinewald

Het voor zichzelf sprekende boek van textielkunstenaar Claudy Jongstra

Hoogstzelden volgt een ontwerper zo nauwkeurig waar het bij een (toegepast) kunstenaar om draait. Voor de nauwgezette monografie over textielvormgeefster Claudy Jongstra (1963) negeerde ontwerpster Irma Boom traditionele boekenwetten.

[Recensie] Voor wie het niet meteen begrijpt leggen Jongstra en Boom het uit in dit introductiefilmpje: https://www.youtube.com/watch?v=FYcNumZ-GLw

In de hoofdbibliotheek van de OBA in Amsterdam passeer je direct na binnenkomen aan je  linkerhand stroken met gele, wollige wandbekleding: vilt. De maakster ervan is monumentaal kunstenaar Claudy Jongstra. Hoewel het materiaal kwetsbaar en ‘besmettelijk’ lijkt hangt het er toch al zo’n al 11 jaar in uitstekende staat. In haar nu verschenen monografie vertelt Jongstra dat niemand er in die tijd wat afscheurde. Kan ook niet, want daarvoor maakte ze de stof te dik. Wel leggen passanten op weg naar de toiletten er wel eens knopen in. Geen probleem. Een professioneel bedrijf komt geregeld het wandtextiel verticaal stofzuigen.

Inmiddels bezit menig belangrijk hotel, ambassade, premierswoning, museum, hortus in binnen- of buitenland een imposant wandobject van Claudy Jongstra. Terecht. Als ‘slow crafts (wo)man’ is Jongstra uniek. Zij verwerkt eigenhandig vilt van wol die haar eigen schapenkudde levert. Daarmee werkt zij in de oudste textieltraditie die teruggaat naar Klein-Azië anno 6500 voor Christus.

Dans Magazine

Sindsdien veranderde de werkwijze niet. Je maakt vilt – droog of vochtig – zonder weefgetouw door het uiteen te trekken, spinnen, spannen en samenpersen van schapenwol, haze- of konijnenhaar. Jongstra gebruikt verder yakwol, mohair en alpaca. Na het vervilten, een krimpproces, volgen met kleurbaden. Daarvoor gebruikt ze zelf – of voor haar – gekweekte gewassen: dahlia, calendula, kraplak, droge uienschillen.

Het boek volgt haar werkwijze stap voor stap. Het daadwerkelijke maken van de vaak metersgrote vilten wandkleden gebeurt door verschillende types en tinten vilt te mengen tot een vaak abstracte compositie die plat op de grond haar eindvorm krijgt. Door de omvang van de viltwanden en de vele opdrachten werkt Jongstra met een studio, tevens een biodynamisch soort leefgemeenschap.

Jongstra gaat uiterst contentieus met haar leven en werken om. Ze verwacht dat ook van de mensen om zich heen. In een breed uitgesponnen marathoninterview met Louwrien Wijers vertelt ze hoe ze, nog als modeontwerpster, in 1995 in het Textielmuseum Tilburg een vilt-expositie bezocht.

Door een yurt, een ronde Tibetaanse tent van vilt, raakte zij gefascineerd door het materiaal en filmpjes die het maken ervan toonden. Aanvankelijk gebruikte ze kleine stukken vilt als materiaal voor kleding. Via een Londens contact ontmoette ze de artdirector van de science fictionfilm ‘Star Wars’ die barbaarse uitdossingen zocht. Jongstra’s stijl viel in de smaak en toen moest ze in noodtempo vele viltpakken leveren. Nadat de film in 1997 uitkwam besloot Jongstra dat ze in plaats van mensen beter gebouwen aan de binnenkant wilde aankleden. Textiel aan de wand dempt de holle klankkast van een betonnen interieur op een prettige en esthetische manier.

Jongstra noemt hierbij als inspiratie de Poolse Magdalena Abakanowicz die ook het Noord-Brabants Provinciehuis in ’s-Hertogenbosch inrichtte. Zij verwart haar echter met de andere pionier: de Parijs-Amerikaanse Sheila Hicks, met wie Jongstra vanwege haar prachtige kleurgebruik meer verwant is.

Op zeker moment stopte Jongstra met synthetische kleuren. Intensief in natuurtinten gedompelde weefsels zijn kleurvaster. Het boek is met dezelfde natuurlijke, biologische afbreekbare kleuren gedrukt als waarmee Jongstra stoffen verft.  De vier standaard drukkleuren –  cyaanblauw, magentarood, geel, zwart (CMYK) – verving ontwerpster Irma Boom door overeenstemmende tinten: een grijze en een donkere indigoblauw, kamillegeel, kraplak-roodbruin. Het verschil tussen deze gedempte natuurtinten en de felle industriekleuren zie je op de voor- en achterkant van het typografisch omslag met Claudy Jongstra’s naam. In het boek manipuleert Boom foto’s door bijvoorbeeld een van de vier tinten zwaarder aan te zetten, te controleren met kleurstaaltjes onderin de pagina.

Op een fenomenale spread (pagina’s 62/63) goochelt Boom met blauw, geel en roodtinten; zoals je in Photoshop de kleurschuifjes kunt bewegen, maar uiteraard veel verfijnder. Zo is Jongstra’s haar vlasblond of juist goudgeel als rijp koren en kleurt haar omgeving roodkoper. Alleen de eindproducten zijn in het standaardpalet CMYK gedrukt.

Ook de boekvorm verrast. Als je het uit de plastic krimpfolie (foto van een donkere knot haar, nee vilt natuurlijk) haalt, dan sta je met een dubbel gevouwen, geniet pak papier in handen. De bovenkant is, op zijn Japans, niet ‘schoon’ gesneden maar omgevouwen.

Pas dan besef je door het openscheuren van het bedrukte verpakkingsplastic een deel van de cover beschadigd hebt.

Met zo’n beeldgestuurd boek is de tekst minder van belang. In het eerste essay stelt trendwatcher Lidewij Edelkoort in ‘Dutch textured English’ (zo typeert een bevriend architect/opdrachtgever ook Jongstra’s Engels): “Her oeuvre is singular and difficult to place: is it art, is it architecture or is it simply womens work?” Edelkoort prijst Jongstra hoe zij Friese onverzettelijkheid paart met intuïtie. Laura M. Richard plaatst Jongstra tegenover kunsthistorische uitersten: de antikoloniale, politieke kunst van de Nigeriaan Yinko Shinobare en diens in (Nederlandse) Vlisco batiktextiel geklede Victoriaanse poppen en de Mexicaanse muralisten. De vergelijking tussen haar grofstoffelijke abstractie en Robert Morris’ minimale landscape art past beter. Maar toch, veel geblaat en weinig wol

In zestien, op 21 cm te breed uitgevulde, pagina’s laat Jongstra zich – heel wat informatiever – ondervragen door Louwrien Wijers. Behalve over haar werkwijze vertelt zij ook over de tactiele therapeutische kwaliteiten van haar werk. Mensen, zelfs in de laatste levensfase, voelen zich getroost als ze het vilt mogen strelen. Wie met dit oermateriaal werkt moet uiteraard iets zeggen over de sjamanistische kunstenaar Joseph Beuys, die met donkergrijs fabrieksvilt werkte.

Maar Jongstra heeft weinig met Beuys. Zij ontdekt eigen helden zoals de mystica Hildegard von Bingen. In haar meditaties herkent Jongstra zich als spirituele, niet-religieuze antroposofe wel. Verder noemt ze plichtsgetrouw namen van belangrijke contacten en opdrachtgevers.

Ongewild vertegenwoordigt Jongstra het type ondernemende kunstenaar dat ons neoliberalistische cultuurklimaat nu graag ziet. Afsluitende essays vallen in herhaling. Nuttiger zijn de – in indigo gedrukte – projectoverzichten. Wijers verzucht dat ze vooraf niet alles in de documentatie kon terugvinden en slaakt dan de meest hilarische zin in het boek: “But we are bringing out a book. That helps!”

Precies. En wat voor een boek!

Louwrien Wijers, Lidewij Edelkoort, Laura M. Richard, Pietje Tegenbosch e.a.:
Claudy Jongstra, ontwerp Studio Irma Boom en Tariq Heijboer,
productie Studio Claudy Jongstra en Marietta de Vries.
Blader door het boek: https://www.youtube.com/watch?v=lIKmE0XUB0c

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles