"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Cliënt E. Busken

Vrijdag, 13 maart, 2020

Geschreven door: Jeroen Brouwers
Artikel door: Jan Koster

Cynisch, grimmige humor en taalgegoochel van hoog niveau

[Recensie] Zou dit het laatste boek zijn van Jeroen Brouwers, één van de grootste Nederlandse schrijvers van de laatste tijd? Het lijkt er alleszins op, al was het maar omdat hij al aardig op leeftijd is, hij is geboren in 1940. Als Cliënt E. Busken inderdaad zijn slotakkoord zou zijn dan is het wel geheel in stijl. Enkele van zijn bekende thema’s komen erin terug, dat voelt vertrouwd, maar de manier waarop hij met taal goochelt is zelfs voor hem van ongekend niveau.

Cliënt E. Busken is een lange innerlijke monoloog. De oude en in vele opzichten, lichamelijk en geestelijk, versleten hoofdpersoon is opgenomen in een verzorgingshuis, “Huize Madeleine, voor ouden van daapsen”, en heeft besloten zich vanaf het allereerste moment doofstom te houden. Het is zijn vorm van protest tegen de gedwongen opname. Iets anders was evenwel niet mogelijk. Hij was gevallen na overmatig drankgebruik, het huis was een bende. Busken was slecht ter been en had last van geheugenverlies. Hij zit vastgesnoerd in een rolstoel om erger te voorkomen.
Zijn protest uit hij ook op andere manieren. Als het hem niet uitkomt weigert hij het fluitje te gebruiken dat het personeel attendeert op zijn aandrang. Hij laat het gewoon lopen wat de verzorgers, die toch al last hebben van tijdgebrek, onnodig extra werk bezorgt. Het kan hem niet schelen. Busken wil nog maar één ding: doodgaan.

In zijn monoloog heeft hij commentaar op alles en iedereen. Niemand en niets ontziet hij, Busken is cynisch tot op het bot:

“Van het gewone personeelsvolk valt soms alleen uit de voornaam af te leiden welk geslachtskenmerk in eenieders broek en elders aanwezig is. Neem de harpij van psychiatrie met haar soldatenkop, die heet Carola.”

Boekenkrant

Dit is nog relatief mild.

Tussen de bedrijven door komen herinneringen bovendrijven. Zijn vader heeft hij nooit gekend, die was voor zijn geboorte al uit beeld. Zijn moeder wilde geen kinderen, al helemaal geen jongen. Tot zijn achtste moest hij meisjeskleren dragen. En toch: toen zij eenmaal verzorging nodig had nam Busken dat wel op zich. Er zijn ook herinneringen aan zijn loopbaan. Hij is een man van aanzien geweest en heeft in de allerhoogste kringen verkeerd.

Het lijkt alsof er niet veel gebeurt, alsof het alleen maar één lange mopperpartij is. Het tegendeel is waar. Natuurlijk is het een onophoudelijke uiting van onvrede, maar toch krijg je door de flarden van herinneringen een heel aardig beeld van hoe zijn leven eruit heeft gezien. In grote lijnen weliswaar, met weinig details maar die zijn dan wel weer veelzeggend.

De stijl is wel heel consequent. Elke episode begint lukraak middenin een gedachte, je hebt dan geen idee hoe die is ontstaan en wat eraan vooraf is gegaan. Logica ontbreekt, warrigheid troef, het gaat alle kanten op.
Taalkundig is Brouwers geweldig op dreef. Enkele voorbeelden:

“Soms noemt ze me Eetje. Omdat er E op mijn kamerdeur staat. Waar staat die E voor, wilde ze eens weten. Die staat voor Busken.”

“Asperger? Vergrotende trap van asperge. Asperge: groente, asperger: groenter”

“ik heb alleen maar zaagsel, potloodslijpsel en stront in mijn hoofd, straatveger, vuilnisophaler ja, als je daar ook niet te dement voor bent, of bordenwasser, of strasenbaanknotenpunkthinundwiedersjieber, dit zegt Babet, schuimsel als witte larfjes rondom haar tanden die ze voor zich op de tafel legt, giesegassegoese ronflonfloese taterateraa.”

Op elke bladzijde zijn wel taalvondsten, prachtige zinnen, mooie observaties te vinden. Het is triest, het cynisme is bijtend, maar het is ook vaak op een grimmige manier bijzonder humoristisch. Het maakt van Cliënt E. Busken een boek om meermaals te herlezen.
Het is een prachtige toevoeging aan het toch al niet misselijke oeuvre van Brouwers.  

Eerder verschenen op jkleest.nl