"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Composteer mij

Vrijdag, 23 augustus, 2019

Geschreven door: Pjeroo Roobjee
Artikel door: Jan Stoel

De kunst van de taal

“De dag waarop het brood zonder verpinken een belga duurder werd, viel halverwege een week in het begin van een jaar dat – bandeloos ondergesneeuwd en met weinig glorieus tumult – een diepe sluimering van elke goede daad leek te voorspellen.”

[Recensie] Dat is de stevige openingszin van Composteer mij van kunstenaar/schrijver Pjeroo Robjee (1945). Een heerlijke zin die je op het puntje van de stoel zet. Over ieder woord lijkt nagedacht. De auteur lijkt in deze roman gezocht te hebben naar die woorden die hij als bouwstenen voor zijn taalconstructies nodig heeft. Net zoals de beeldend kunstenaar de pigmenten, de verven kiest om die vervolgens met doordachte streken op het doek aan te brengen. Iedere uitdrukking, iedere zin is volstrekt origineel opgebouwd. Hij zoekt steeds andere synoniemen voor woorden die wij allemaal kennen. Nog een voorbeeld op de eerste bladzijde waarin het hoofdpersonage Joe Beyls zegt:

“Nogal gothic huiverend en uit beide neusgaten een hap snot verliezend, liep ik kwalijk ter gang over de plankenvloer van mijn door zwerfvuil en dwarrelstof geteisterd slaaphok naar met kille schaduwen opgehoogde achterafhoek waarin mijn ziekbed stond opgesteld.”

Het moge duidelijk zijn dat Joe Beyls ziek is en in zijn bed wil kruipen. Maar 208 pagina’s lang deze taalbouwwerken doorklieven vergt (te) veel van de lezer. De taal is prachtig, de lezer moet steeds alert zijn om de lijn van het verhaal niet te verliezen. En dat verhaal is dun. Robjee heeft duidelijk zijn aandacht op de taal gericht en niet op het verhaal.

Composteer mij zou je een detective verhaal kunnen noemen. Joe Beyls is een niet zo succesvolle huurmoordenaar, een man die naar chocolade snakt en de smaak van tandpasta hoog in het vaandel heeft. Zijn vrouw en fervent pijprookster Bernadette Beyls-Pichegru heeft hem verraden. Haar “ebbenhouten” minnaar is Miltiades Zidane, zoon van een minister van het Caribische eilandstaatje La Patraque. Joe wil Miltiades Zidane doden, het verraad van zijn vrouw moet gewroken worden. Ze reizen naar het eiland. Ter plekke aangekomen blijkt de man al dood te zijn en opgebaard te liggen. Op het eiland rondlopend hebben ze de ene na de andere, soms absurde ontmoeting. Zo is de almachtig lijkende president Connan Steppes een dictator. “Een echte zwarte dictator.” Hij heeft een relatie met Dodo Feys. Conan vindt dat ze altijd thuis moet zijn voor als hij aanklopt. Ze zeurt hem aan het hoofd, chanteert hem. Ze wil een mooie auto hebben, maarde schatkist is leeggeplunderd door de dictator en er rest niet meer dan een aftandse Anglia. Dodo wil de engelachtige Tamira, echtgenote van Conan bellen. Tamira manifesteert zich als een versie van Eva Perón. Uiteindelijk vermoordt Conan zijn minnares. Er vallen nog veel meer doden en steeds is de vraag wie de dader is.

Composteer mij is een detective, een soort van road novel, maar ook een verhaal waarin de liefde van Joe en Bernadette overwinnen. Al in het begin van het boek leidt Joe aan een ziekte, hij denkt dat het een ernstige ziekte is. Op een gegeven moment uit hij de wens om als hij overleden is gecomposteerd te worden. Hij denkt dat hij dan tenminste nog van enig nut is. In de Verenigde Staten bestaat dat al, het Urban Death Project. Overledenen worden begraven onder plantenresten, zaagsel en houtsnippers. Ook in Wallonië gebeurt dit al.  Zo stipt Roobjee ook allerlei andere zaken, actualiteiten aan. Denk ook aan de manier waaro dictators zich manifesteren. De namen van de personages zijn ook opvallend. Zou Pichegru verwijzen naar de Franse generaal die in 1794-1795 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bezette? Bernadette “bezet” als het ware ook La Patraque. De naam Beyls lijkt wel erg op het woord beul en is een huurmoordenaar ook geen beul? Flopette Wondershake is een vamp van een dame, een wonderbaarlijke dame, asblond. Is alle schoonheid bij haar “geshaked”, gemengd. Tanimara (Steppe-Blom) betekent “eenzame wind.” Zij is de echtgenote van de dictator en profileert zich als weldoenster met aandacht voor degenen die het minder hebben. Ze wordt vergeleken met Eva Peron. Misschien hebben al die namen wel een diepere betekenis. Feit is dat de personages karikaturen zijn.

Robjee wisselt veel van perspectief. Joe Beyls is de ik-verteller, maar soms is hij de alwetende verteller. Samen met de vele terzijdes zorgen die wisselingen ervoor dat de lezer “kramp in zijn ogen” krijgt. Het is gewoon te veel van het goede. Dat onderkent Robjee misschien zelf ook wel als hij schrijft:

“Niemand mag zo spreken, niet met zulke lasso’s van zinnen en letterlussen die geen mens snappen kan.”

Maar dat is dus ook niet de bedoeling van het boek. Het gaat om de taal. En die is typisch die van Robjee, barok, soms archaïsch (met verwijzingen naar Homerus met zijn epitheta), veel emoties,  en eindeloos kronkelende zinnen. Hij schept een volstrekt eigen wereld. Hij doet dat in zijn beeldend werk en ook in zijn literatuur. Dat maakt hem Robjee.

Eerder verschenen op Hebban

Archeologie Magazine