"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Cultuurmarxisme

Zondag, 1 juli, 2018

Geschreven door: Paul Cliteur
Artikel door: Karl van Heijster

Tegen het cultuurmarxistisch spook

“Er waart een spook door het Westen,” waarschuwt de omslag. Het boek opent vervolgens met tien citaten: negen van kranten en opiniesites die de komende driehonderd pagina’s duiden als een rechts-paranoïde complottheorie, en één van FvD-voorman Thierry Baudet, die het boek verplichte kost noemt “voor iedereen die zich zorgen maakt over de zelfhaat die ons land en onze beschaving te gronde richt.” Het staat iedereen vrij zijn of haar eigen conclusies te trekken.

We hebben het over cultuurmarxisme. Dat is, afhankelijk van wie het wordt gevraagd, een doelbewuste strategie, ontwikkeld door denkers binnen de Frankfurter Schule en geïnspireerd door Antonio Gramsci, om de communistische revolutie voor te bereiden door een ‘culturele hegemonie’ te veroveren in media en cultuur, of een activistische toepassing van de marxistische bourgeoisie-proletariaattegenstelling op diverse culturele groepen: man-vrouw, wit-zwart, hetero-homo, etcetera. De eerste groep vormt in die paren steeds de onderdrukkers, en de tweede steeds de onderdrukten. Maar in welke betekenis het woord ook wordt gebruikt, de essayisten die deze bundel over cultuurmarxisme volschreven, zijn het over één ding eens: het is een slecht idee.

Van usual suspects als Paul Cliteur, Sid Lukkassen en Wim van Rooy mogen we zulke standpunten verwachten. Interessanter is echter de verdediging van Puck van der Land. Als lid van de cultuurmarxistische Commune van Rotterdam in de jaren ‘80, maakte ze de doelbewuste omvorming van ingesleten culturele patronen uit de eerste hand mee. Monogamie en traditionele gezinsvormen moesten plaatsmaken voor een collectieve levensstijl. Deze nam na verloop van tijd steeds autoritairder vormen aan om houdbaar te blijven: een proces waar zowel ouders als kinderen onder leden. Van der Lands conclusie is niets ontziend. Het experiment waar zij onderdeel van was, was geen slechte uitvoering van een goed idee, maar deugde in de kern niet. De premissen van het marxisme in het algemeen en het cultuurmarxisme in het bijzonder – met name hun utopisme – zijn niet in staat de complexe realiteit te vatten, laat staan om te vormen.

Yoga Magazine

Toch heeft het marxisme de afgelopen honderd jaar een aanzienlijke aantrekkingskracht uitgeoefend op intellectuelen Westerse intellectuelen (Jan Herman Brinks schreef er een essay over). Het is jammer dat er in de bundel geen exponenten van cultuurmarxistisch denken aan het woord komen om hun positie te verhelderen en verdedigen – of juist om uit te leggen waarom zoiets als cultuurmarxisme niet bestaat, zoals de negen citaten op de eerste pagina suggereren. Het zou wellicht een genuanceerder beeld opleveren. Want wie Cultuurmarxisme van kaft tot kaft leest, kan zich moeilijk voorstellen hoe iemand blind kan blijven voor de negatieve gevolgen van de in het boek beschreven denkstijl.

Met name het essay van Erik C. Hendriks, dat middels een vergelijking met Mao’s Culturele Revolutie de totalitaire tendensen in het onderdrukkers-onderdruktennarratief blootlegt, brengt overtuigend de in potentie desastreuze gevolgen van het cultuurmarxisme (in de tweede betekenis van het woord) aan het licht. Immers, wie de complexe werkelijkheid reduceert tot een strijd van ‘de onderdrukkers’ tegen ‘de onderdrukten’ laat zichzelf weinig andere keuzes open dan te strijden tegen de onderdrukkers. Opvallend zijn de paralellen in methode met die van linkse activisten van vandaag de dag. Van het verklaren van groepsverschillen aan de hand van institutionele discriminatie, tot het herkennen aan onderdrukkingssystemen in de kleinste handelingen, tot het veranderen van politiek incorrecte straatnamen, de maoïsten betoonden zich waren ‘Social Justice Warriors’ avant la lettre. De Culturele Revolutie had uiteindelijk honderdduizenden doden en een cultureel verarmd China tot gevolg. Het is te hopen dat de grond voor hedendaagse strijders voor sociale rechtvaardigheid niet vruchtbaar genoeg zal zijn om de maatschappij even diepgaand te transformeren.

Aan hun strijdvaardigheid zal het in elk geval niet liggen. Enkele maanden geleden bezocht ik een lezing van Amerikaanse filosofe Amy Allen. Met de ideeën van de Frankfurter Schule in de hand, boog ze zich op genuanceerde wijze over enkele in haar ogen problematische aspecten rondom het idee van vooruitgang. Een luidruchtige paarse broek op de eerste rij kon het niet verkroppen dat Allen haar filosofie bouwde op een fundament dat door witte mannen was gelegd. Een fundament dat dus – het hoeft eigenlijk niet eens gezegd te worden – had bijgedragen aan de onderdrukking van elke denkbare minderheid. Ze had nog wel een paar literatuurtips voor haar – boeken van zwarten, vrouwen, zwarte vrouwen -, raadde haar aan zich daar toch langzaamaan echt eens in te verdiepen. Het Europese project was gefaald, fulmineerde ze, een zinkend schip. “It’s time to put the white man where he belongs. At the bottom of the ladder.”

Ze kreeg een halfslachtig applaus, een verlegen ‘wooo’ van één langharige blanke jongen op de derde rij – al zou ook best een nonbinaire eenhoorn kunnen zijn geweest, je weet het tegenwoordig maar nooit. Het staat iedereen vrij zijn of haar eigen conclusies te trekken, maar de dertien denkers die bijdroegen aan deze essaybundel zouden ongetwijfeld eensluidend uitroepen: “Cultuurmarxisme!”

 

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

Cultuurmarxisme

Theoterrorism v. Freedom of Speech: From Incident to Precedent

De moord