"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Daal neder, Engel

Vrijdag, 9 augustus, 2019

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Marjon Nooij

O, geest, te loor en door de wind beweend, kom weer terug

[Recensie] Daal neder, Engel is de debuutroman van Thomas Wolfe die uitkwam in 1929 en veel autobiografische aspecten lijkt te bevatten. Toch schrijft hij in het bericht aan de lezer:

“Als de schrijver de klei des levens heeft gebruikt om zijn boek te maken, dan heeft hij alleen maar datgene gebruikt wat iedereen genoodzaakt is, wat niemand zich kan beletten, te gebruiken. Fictie is geen feitelijkheid.”

Hiermee heeft hij naar alle waarschijnlijkheid het risico willen afdekken dat iemand zich zou herkennen in een van de personages. Wie echter de moeite neemt om zijn levensgeschiedenis eens onder de loep te nemen zal beseffen dat er wel degelijk vele overeenkomsten zijn. In het nawoord wordt daar extra aandacht aan besteed. Echt van belang voor de leeservaring is dit natuurlijk niet, dus laat ik dit gegeven meteen maar weer los.

Vanaf het allereerste hoofdstuk van deze coming-of-age roman word je ondergedompeld in een bloemrijke, barokke schrijfstijl, mede door het gebruik van een overvloed aan bijvoeglijke naamwoorden. Slow reading lijkt het recept te zijn voor een intense leeservaring. Kennismakend met de personages komen prachtige zinnen voorbij, godslasterlijke tirades en levensechte beschrijvingen van de natuur. De tekst is doorspekt met intertekstualiteit, zoals literaire werken, poëzie, liedjes, Bijbelse en epische quotes, geschiedenisfeiten en dergelijke.

Eugene Gant groeit op in een presbyteriaans gezin in Altamont, Noord-Carolina. We volgen hem chronologisch tot de leeftijd van negentien jaar. De hoofdstukken vóór de geboorte van Eugene zijn gewijd aan, met name, zijn vader Oliver Gant. Op jonge leeftijd loopt Gant een steenhouwerij voorbij en raakt terstond gefascineerd door de grafstenen met afbeeldingen van cherubijnen en

een engel die met een glimlach vol zachte stenen idiotie op koude ftisische voeten balanceerde. […] Hij voelde dat het zijn diepste hartenwens was om met een beitel fijn beeldhouwwerk te leren maken. Hij wilde iets donkers en onzegbaars in zijn binnenste botvieren op koude natuursteen. Hij wilde een engelenkop uithouwen.”

En zo wordt hij steenhouwersleerling en runt later zijn eigen zaak die hij al snel – “Genade des heren! – naar de filistijnen” laat gaan. Verdrietig genoeg overlijdt zijn vrouw anderhalf jaar nadat ze getrouwd zijn, waardoor Gant weer vervalt in zijn oude gewoonte: de drank. Zijn manier van leven kost hem zijn gezondheid. Dan ontmoet hij Eliza – die steeds haar lippen tuit – en trouwt met haar. Gant heeft een nogal theatrale persoonlijkheid, is bovendien behept met een grote dosis zelfmedelijden en hypochondrie. Hij bedient zich regelmatig van blasfemische uitspraken. Bij het minste of geringste vervalt hij in mateloze dronkenschap en maniakale woede-uitbarstingen. Zijn voorliefde voor copieuze maaltijden en het conserveren van allerhande groenten, fruit en vleessoorten wordt fantastisch beschreven. Van elk soort worden steevast kleur en vorm beschreven. Je voelt je als bekogeld door alle woorden, bijna spatten de geuren en smaken van de bladzijden af.

Helaas zijn de echtelieden niet in staat om een warm nest te creëren voor hun kroost, waarvan Eugene, geboren in 1900, de jongste is. Vooral lijken ze zich bezig te houden met zichzelf. Een scheiding van tafel en bed volgt en de ondernemende Eugene brengt zijn kindertijd bij zijn moeder door, die het pension Dixieland gaat runnen en in onroerend goed doet. Doordat hij zich ontheemd voelt brengt hij veel tijd door bij zijn vader en zus Helen. Voorzichtig zijn z’n stappen op het pad der liefde en beangstigend zijn bezoek aan “de dames.”

Hij ontwikkelt een voorliefde voor literatuur en krijgt op zijn dertiende als enige telg van het gezin de kans om op een privéschool verder te leren tot hij daar vertrekt om te gaan studeren in Pulpit Hill en later aan Harvard.

“Eugenes eerste jaar op de universiteit was een en al eenzaamheid, pijn en mislukking. Hij stond nog geen drie weken ingeschreven toen hij al het slachtoffer van een vijftal klassieke grappen was geworden: zijn onbekendheid met de campustradities was ten volle uitgebuit, zijn reputatie van goedgelovigheid was gevestigd. Hij was de groenste aller groenen in heden en verleden.”

Hoewel hij toch enkele vrienden maakt raakt hij in een isolement. Hij weet zich te bedruipen door verschillende baantjes aan te nemen, maar zijn fascinatie voor een oudere vriendin maakt dat hij vuil en hongerig aan het zwerven slaat.

“Hij was als een man die de dood had gevonden en herboren is. Al wat vooraf was gegaan, leefde in een schimmenwereld. Hij dacht aan zijn familie, aan Ben, aan Laura James, alsof het schimmen waren. De wereld kreeg zelf iets schimmigs. Hij was heel die augustusmaand, waarin de oorlog op zijn einde aanrukte, getuige van haar stervensfeest. Niets leek meer hard en warm en rauw en nieuw. Alles was oud. Alles was stervende. Er klonk hem een alomvattende etherische muziek in de oren, uit onveranderlijk vage verte, als de taal van zijn vergeten wereld. Hij had geboortepijn gekend. Hij had smart en liefde gekend. Hij had honger gekend. Bijna had hij de dood gekend.”

Boekenkrant
Eindigend met een bijzonder en surrealistisch hoofdstuk heeft Wolfe nóg een extra dimensie gegeven aan deze fenomenale leesbeleving.

Wolfe’s schrijfstijl is bombastisch, volumineus – in sommige passages haast Joyceiaans – met een overvloed aan bijvoeglijke naamwoorden en opsommingen. Deze laatste versterken de boodschap en maken dat het een gedetailleerde en zintuiglijke leesbeleving wordt. De schrijfstijl is soms wel wat over the top is, maar is niet storend, je kunt heerlijk meedrijven met de lange en meanderende zinnen.

Een zeer uitgebreid notenapparaat verheldert de vele verwijzingen in de tekst en het uitgebreide nawoord is van een verdiepende waarde.

In eerste instantie koos Wolfe voor dit boek de titel O lost. Sjaak Commandeur vertaalde dit met Te loor. Deze uitspraak lees je ook regelmatig terug in het boek en is één van de vele motieven die de auteur in de tekst heeft verwerkt. Grandioos zijn de personages voorzien van een geheel eigen karakterisering, door middel van uitspraken en gewoonten. Let bijvoorbeeld eens op de typering van de personages en de maand oktober die steeds weer terug komt.

Eerder verschenen op Metdeneusindeboeken

Daal neder, Engel